Beste Caroline,
Soms gebeurt het. Soms gebeurt het dat een boek mij doet glimlachen. Dat gebeurde onlangs nog. Toen ik uw recentste boek las. Nu zou u kunnen denken dat ik moest glimlachen om wat u schreef. Dat is het niet. Wat u schreef, is ernstig. Wat u schreef, stemt tot nadenken. Maar daarover later meer in deze brief. U deed mij glimlachen omdat wij dingen gemeenschappelijk hebben. Dat te mogen vaststellen is leuk. Geeft een goed gevoel. Dat gemeenschappelijke doet een mens beseffen dat hij niet alleen op de wereld is. Het begon toen u schreef over Hans Rosling, de auteur van Feitenkennis. Dat boek inspireerde u. Net zoals dat boek ook mij inspireerde. U bent enthousiast over het boek van Rutger Bregman, De meeste mensen deugen. Ik deel dat enthousiasme. Alweer zou u kunnen denken dat wij enkel de liefde voor boeken delen. Dat is het niet. Wij delen ook de bewondering voor mensen. Jan Terlouw. Anne Teresa De Keersmaeker. Nelson Mandela. Voor diezelfde mensen kan ik mijn bewondering niet onder stoelen of banken steken. Omwille van hun engagement. Omwille van de manier waarop zij tegen de dingen aankijken. Boeken en mensen, dat delen wij. Tegelijk vind ik gelijkenissen in de manier waarop wij in het leven staan. U laat zich leiden door verwondering. Net zoals ik. U gaat op zoek naar verwondering. Daarom kijkt u. Daarom luistert u. Daarom zoekt u. Omdat u weet dat in die verwondering het bijna mooiste gevoel ligt. Ontroering. Jawel, net zoals u loop ik rond in wonderland. Dat alles te lezen doet mij dus glimlachen.
Ik zou hier kunnen stoppen. Wij zouden afscheid kunnen nemen. Maar dan zou ik voorbij gaan aan de essentie van het boek. Dat zou jammer zijn. Heel jammer. Want in het boek ontwikkelt u een aantal heel sterke ideeën. Gedachten. Die tot nadenken stemmen. Dat is één van de uitgangspunten van uw boek. U hoopt te intrigeren. U hoopt te inspireren. Om zo onze gave tot verwondering aan te wakkeren. Uw boek kan gelezen worden als een handleiding. Een handleiding in het denken. Denken is een discipline. Nog geen Olympische discipline maar dat kan misschien nog komen. U spoort de lezer aan te durven denken. Dat kan best via vier principes. Vooreerst dienen we kritisch te staan tegenover wat voor waar wordt aangenomen of wordt beweerd. Vervolgens dienen we afstand te nemen om naar de dingen te kijken alsof we een onpartijdige toeschouwer zijn. Een derde principe is dat we elkaar op basis van uitwisseling van ideeën en argumenten kunnen begrijpen. Tenslotte moeten we het vertrouwen hebben dat we in staat zijn problemen te analyseren, er oplossingen voor te vinden en zo de samenleving en de wereld te veranderen en te verbeteren.
Daarmee zijn wij aangekomen tot de ondertitel van uw boek, Overpeinzingen van een possibilist. Want dat is wat u bent, een possibilist. U bent ervan overtuigd dat de dingen beter kunnen worden. U gaat er niet van uit dat de dingen automatisch en vanzelfsprekend beter zullen worden. Dat is een klein verschil, lijkt het. In werkelijkheid is het evenwel een enorm verschil. Het possibilisme zet u aan tot actie. Bij de pakken blijven zitten en afwachten is geen optie. U moet aan de bak.
In uw boek blijft u niet bij de pakken zitten. U laat uw licht schijnen over vele thema’s. U schrijft over populisme. Over feminisme. U schrijft over de vrijheid van meningsuiting. Over wetenschap. U schrijft over het onderwijs. Over de universiteit. U schrijft over journalistiek. Over Europa. U schrijft over de jeugd van tegenwoordig. Over diversiteit. U schrijft over Brussel. Over elk van die thema’s laat u uw licht schijnen. U denkt na over de gevaren. Over de uitdagingen. Over de kansen en mogelijkheden. Over ontwikkelingen. In al die denkoefeningen is er dat ene gemeenschappelijke. In al die denkoefeningen laat u de hoop primeren. Omdat u hoop moediger vindt dan wanhoop.
Wat uw boek zo heerlijk maakt is dat u geen enkele denkoefening afsluit. Uw opinie is niet zaligmakend. Dat weet u. Dat beseft u. U laat openingen. Omdat die openingen aanzetten tot verder nadenken. Tot reflecteren. Het debat is heilig voor u. Dat moedigt u aan. Waarbij u toch enkele nuttige tips meegeeft. In uw boek houdt u een pleidooi voor proportionaliteit en nuance in het denken. U beseft dat het bijna een rariteit is geworden. Verder vraagt u om de dingen in langer perspectief te bekijken. Dat is nodig als men de dingen echt wenst te begrijpen. U merkt dat onze tijdshorizon steeds korter wordt. Daarom vraagt u het kortetermijndenken achterwege te laten. In uw boek blijft u ook stilstaan bij die eigenaardige neiging van ons. We zijn sneller geneigd ons naar de pessimistische verhalen te richten en optimistische geluiden weg te wuiven. U vraagt dat pessimisme naar de prullenmand te verwijzen. Tot slot doet u nog een oproep. U herinnert ons aan de noodzaak van utopieën. U roept op realistische utopieën te omarmen omdat u weet dat zij op basis van de huidige situatie kans maken ooit werkelijkheid te worden.
Beste Caroline. Ik las uw boek. Uw boek was als een lange tafel. Een lange tafel waar men omheen gaat zitten. Een lange tafel die uitnodigt tot discussiëren. Tot doorpraten. In uw boek ontdekte ik een warmte. Een goesting. In het leven. U omarmt de dingen. De kleine dingen. De grote dingen. U hoopte met uw boek te intrigeren. Te inspireren. Dat hebt u gedaan. Op een voortreffelijke wijze. Op een sublieme wijze. Normaal eindigt een boek als de laatste bladzijde gelezen is. Dat geldt niet voor uw boek. Uw boek gaat maar door. Alsof het slechts een aanzet is. Een inleiding. U hebt mij aangespoord. Aangevuurd. En, jawel, u hebt mij doen beseffen dat diep in mijn ook een possibilist schuilt. Voor dat alles wil ik u danken. Uitgebreid en van ganser harte.
En oh ja, ik moet meer gaan zwemmen. Want dat delen wij ook. Alleen doet u het heel regelmatig. Ik doe het te weinig. Dat besef ik. Dus ook hierin lees ik een aansporing.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties