Beste Aussie,
In de late namiddag komen we aan in Adelaide. Plotsklaps voelen wij ons blijgezind. Alsof de reputatie van de stad afstraalt op ons gemoed. De stad staat in de top 10 van meest leefbare steden in de wereld. Op plek 9. Dat moet een mens toch voelen. Dat kan niet anders. Vooraleer u denkt dat die top 10 het resultaat is van haastig nattevingerwerk, wil ik die gedachte proactief de kop indrukken. De rangschikking wordt jaarlijks opgemaakt volgens de Global Liveability Index van de Economist Intelligence Unit EIU). EIU valt samen met het weekblad The Economist onder het moederbedrijf The Economist Group. Al deze gegevens haal ik aan om aan te tonen dat die becijferde rangschikking toch wel enige ernst doet vermoeden. Om tot een eindresultaat te komen worden een hele reeks factoren in rekening gebracht: stabiliteit en veiligheid, gezondheidszorg, cultuur, milieu, onderwijs, huisvesting, openbaar vervoer, …
Wat mij opvalt in deze top 10 is dat Adelaide niet de enige Australische stad is in deze top. Op plek 4 staat Melbourne terwijl Sydney op plek 6 staat. Ons te korte verblijf in Adelaide maakt het onmogelijk om alle gewogen factoren aan een kritische analyse te onderwerpen. Toch vallen mij bij de wandeling enkele dingen op. Vooreerst zijn er de Adelaide Park Lands. Zo wordt de groene gordel van Adelaide genoemd. Als u zou denken dat die gordel van recente datum is, dan moet ik zeggen dat u het verkeerd hebt. De gordel was deel van het oorspronkelijke stadsontwerp en werd aangelegd in de negentiende eeuw. Het bestaat uit parken, sportvelden, natuur en wandelpaden. Het klinkt misschien gek maar zou het kunnen dat duurzaamheid een van de elementen was die de stadsontwerper William Light inspireerde tot zijn uiteindelijke plan. Zou het kunnen dat we William Light een visionair denker kunnen noemen. Op die vragen kan ik niet antwoorden. Wat ik wel weet, is dat de groene gordel helpt te voorkomen dat de stad onbeperkt uitbreidt. Wat ik wel weet, is dat de groene gordel een positieve invloed heeft op schone lucht en daardoor een impact heeft op de leefbaarheid van de stad.
Wat de groene gordel werkelijk betekent voor de inwoners van Adelaide moet blijken uit het feit dat lokale beleidsmakers overwegen deze parklanden voor te dragen als Werelderfgoed. Daartoe moet bij de Unesco een officieel nominatieproces opgestart worden en moeten een hele reeks stappen doorlopen worden. Dat is voorlopig nog niet gebeurd maar het feit dat het overwogen wordt, moet het belang van de parklanden toch wel onderstrepen.
Een ander element dat bijdraagt aan die leefbaarheid is het gratis openbaar vervoer. Wat in België wordt weggezet als een politieke stunt, wordt in Australië voorgesteld als een politieke keuze. Als deel van een politiek beleid. Terwijl ik geniet van dat gratis openbaar vervoer moet ik denken aan wijlen Steve Stevaert. De man werd in eigen land schertsend weggezet als ‘gratis Steve’. In andere landen daarentegen wordt zijn beleid ernstig genomen. Wat in eigen land wordt weggelachen als onhaalbaar en onbetaalbaar, lijkt in andere landen helemaal geen grap te zijn maar deel van een moderne visie op het openbaar vervoer.
Bij die Global Liveability Index moet ik denken aan de wijze raad van mijn vader. In uw opinievorming nooit voortgaan op één enkele bron, dat waren zijn woorden. Ik heb dus even verder gezocht en kwam uit bij de Happy City Index. Deze index wordt samengesteld op basis van zes thema’s: burgers, bestuur, milieu, gezondheid, economie en mobiliteit. Beide indexen lijken dicht bij elkaar te liggen. Toch liggen de resultaten ver uiteen. In de Happy City Index staat Adelaide pas op de 29ste plaats. Wanneer ik ook nog een derde index in ogenschouw neem, wordt het totaalplaatje nog een beetje complexer. In de Global Cities Index komt Adelaide pas op de 54ste plaats. In deze index worden dan weer slechts vier parameters openomen: business, het culturele aanbod, de uitwisseling van informatie en het menselijk kapitaal. Zou de waarheid ook hier ergens in het midden liggen? Het zou zomaar kunnen. Deze drie indexen lijken alvast de wijze woorden van mijn vader te bevestigen.
Ik zou kunnen vertellen over de Art Gallery of South Australia. Over het South Australian Museum. Ik zou kunnen vertellen over het Migration and Settlement Museum. Over de Botanic Gardens. Dat kan ik evenwel niet. Onze tijd was te beperkt. Slechts een halve dag. Dan moeten keuzes gemaakt worden. Wij kozen voor een stadswandeling. Een wandeling waarbij de stad ons wist te verleiden. Ons wist te bekoren. In deze stad voelde ik geen gejaagdheid. Een zekere rust was mijn deel. Mijn korte kennismaking met de stad doet mij meegaan in het verhaal van meest leefbare stad. Misschien moeten we iets aan den lijve ondervinden om te kunnen oordelen. Ook dat zou zomaar kunnen zijn.
De volgende dag gaan we naar Alice Springs. Met het vliegtuig. Naar het hart van de Outback. Naar de toegangspoort tot de Outback. Want dat lijkt mij de voornaamste reden te zijn waarom deze plek op onze reisroute staat. Deze plek zal ons naar Kings Canyon brengen. Zal ons naar Uluru leiden. Wat ik nu zal schrijven, valt mij zwaar. Omdat ik mij wens te hoeden voor te snelle oordelen. Toch kan ik enkel neerpennen wat ik bij deze stad voelde. In deze plek voel ik mij verloren. Alsof ik er niet in slaag verbinding te maken. Er zit ruis op de lijn. Misschien is het contrast met Melbourne en Adelaide te groot. Dat zou een mogelijke verklaring kunnen zijn. Feit is dat ik vanop een te grote afstand naar de dingen kijk. Een te grote afstand waardoor ik mij nauwelijks betrokken voel bij deze stad en zijn bewoners. Ik had het anders gewenst maar wat ik voel, kan ik niet ontkennen. Mijn eerlijkheid dwingt mij deze woorden neer te schrijven.
Toch is deze stad om een andere reden interessant. Het brengt mij in contact met de Aboriginals. Deze stad doet mij nadenken over hun situatie. Later op onze reis zou ik vragen of de integratie van de Aboriginals goed gelukt is. Ik word terechtgewezen. Volledig terecht. Want in deze vraag maakte ik een toch wel belangrijke denkfout. De Aboriginals zijn de oorspronkelijke bewoners. Zij zijn de gastheer. Zij hoeven helemaal niet te integreren. Het zou eerder andersom moeten zijn. Ik formuleer het daarom voorzichtiger. Ik ga nadenken over het samenleven. Als wij kijken naar een aantal factoren, meen ik te mogen besluiten dat er een hoge mate van ongelijkheid is. Om duidelijk te maken welke factoren ik bedoel, zet ik ze voor u even op een rijtje. De werkloosheid bij de Aboriginals is twee tot drie keer zo hoog als het nationale gemiddelde. Het inkomen ligt beduidend lager. Armoede is diepgeworteld en beïnvloedt vrijwel alle levensaspecten (huisvesting, gezondheid, werk, …). Veel Aboriginal jongeren maken hun school niet af en dat bemoeilijkt dan weer hun toegang tot beter betaalde banen. Het aandeel van Aboriginals in de criminaliteitsstatistieken kan als eerder hoog beschouwd worden. Alcohol- en drugsmisbruik is wijdverbreid. Nu zou de neiging de kop kunnen opsteken om met het beschuldigende vingertje te wijzen naar het individu. Om te beginnen over de individuele verantwoordelijkheid. Dat zal ik niet doen. Omdat ik meen dat andere en grotere dingen spelen. Misschien moeten wij dieper graven en kijken naar onderliggende sociale problemen. Wij moeten durven te kijken naar het historische en systemisch onrecht dat geleid heeft tot langdurige trauma’s en sociale ontworteling. Wij moeten durven te kijken naar de kloof tussen de kansen voor Aboriginals en niet Aboriginals. Wij moeten durven te kijken naar het gebrek aan adequate diensten waarbij huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en economische ontwikkeling ontoereikend blijven.
Die denkoefening lijkt ook uw overheid gemaakt te hebben en resulteerde (pas) in 2008 tot het beleidsprogramma Closing the Gap. Daarin erkent de overheid dat er grote verschillen zijn in levensverwachting, onderwijs, gezondheid, werk en inkomen, huisvesting, veiligheid, … Bedoeling is om tegen 2031 op al die verschillende domeinen de kloof te verkleinen of zelfs helemaal te dichten. Om dat te kunnen bereiken worden meetbare doelen opgesteld die jaarlijks worden gemonitord. Om die doelen te halen werd beslist om Aboriginals organisaties mee aan tafel uit te nodigen. Het beleid zou voortaan met de Aboriginal gemeenschappen gemaakt worden.
Ik kan het niet helpen maar bij het voorgaande moet ik denken aan die ene hit van Dalida. Parole, parole, parole. Beter lijkt het mij te kijken naar de resultaten op het veld. Als ik dat doe, durf ik te stellen dat de resultaten eerder mager zijn. Van de negentien nationale sociaaleconomische targets zijn er slechts vier of vijf die op schema liggen. Bij andere targets valt wel enige vooruitgang te noteren maar onvoldoende om het vooropgestelde doel in 2031 te halen. Andere targets kennen dan weer een achteruitgang.
Het lijkt niet te lukken. Dat zou ik kunnen denken. Beter dan zich te wentelen in fatalistisch denken, is te kijken naar wat de redenen zijn waarom progressie zo moeizaam verloopt. In kritische analyses komen drie redenen naar voor. Vooreerst is er de ongelijke toegang tot diensten in regionale en afgelegen gebieden. Een tweede reden zijn de complexe verbanden tussen sociale determinanten zoals werk, gezondheid, huisvesting en onderwijs die het beleid vaak minder efficiënt maken als het beleid geïsoleerd wordt ingezet op elk van de determinanten afzonderlijk. Tot slot wordt geopperd dat veel programma’s onvoldoende diepgaande systeemveranderingen beogen. In de jaarlijkse rapportage over de doelen wordt gesteld dat een substantiële verandering in beleid en uitvoering noodzakelijk is. Daarbij wordt expliciet gesteld dat regeringen hun verplichtingen serieus moeten nemen en concrete stappen moeten zetten om de prioritaire hervormingen volledig te implementeren.
Terwijl ik dit alles schrijf, word ik mij bewust van het belang van Alice Springs. Alice Springs heeft mij wakker geschud. Alice Springs heeft mij de ogen geopend. De Aboriginals dringen mijn verhaal binnen. Komen in mijn gezichtsveld. Dat is goed. Want enkel zo kan ik mij een volledig beeld vormen van uw land. Terwijl ik aanvankelijk twijfels had bij Alice Springs, ben ik nu blij dat we hier gestopt zijn. Dat Alice Springs op onze reisroute ligt.
U zou de vraag kunnen opwerpen waarom ik juist in Alice Springs over dit alles ga nadenken. Misschien valt dit te verklaren door de grotere aanwezigheid van Aboriginals in het straatbeeld. Terwijl in de grote steden Melbourne en Adelaide volgens de volkstelling van 2021 slechts 1,5 procent van de inwoners Aboriginal is, is dat in Alice Springs volgens diezelfde telling net geen 21%. Het is de macht van het getal die mij dieper in deze materie doet graven. Die mij nieuwsgierig maakt.
Maar ik moet afsluiten. Ik stel vast dat ik mij een beetje verloren heb in mijn enthousiasme om alles uit te zoeken. Om een duidelijker beeld te krijgen op het samenleven. Ik zou nog dieper kunnen graven. Maar dat hoort niet in een brief. Deze brief is eerder een uitnodiging aan u, de lezer, om zelf verder op onderzoek te gaan. Ik hoop hiertoe een aanzet gegeven te hebben. Intussen neem ik dat enthousiasme mee in onze verdere correspondentie. Of dat zal lukken, ziet u volgende week.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties