Kerff van Compagnie Cecilia, gezien in De Expeditie. Brief aan Sebastien, Ben, Ben en Daan.

Gepubliceerd op 21 oktober 2025 om 13:10

Beste Sebastien,
Beste Ben,
Beste Ben,
Beste Daan,

 

Mensen komen, mensen gaan.  In het komen lichten mensen op.  In het gaan doven mensen uit.  Mensen verdwijnen.  Mensen worden vergeten.  Zo is het altijd al geweest.  Toch zeker voor de kleine man die rondjes draait in de grote geschiedenis.  Die kleine man wordt niet meegenomen in het verhaal van de grote geschiedenis.  Dat moet anders, denkt u.  Uit de prullenmand van de geschiedenis vist u één iemand op.  Marcel Kerff, een slagerszoon uit de Voerstreek.  Zijn verhaal zal u vertellen.  Neen, beter nog, u laat hem zelf zijn verhaal vertellen.  U wordt Marcel Kerff.  U bent Marcel Kerff.  Anderhalf uur lang.

 

Marcel Kerff, u dus, begint zijn verhaal op een nogal vreemde manier.  Hij begint zijn verhaal bij het einde.  Marcel wordt bij het begin van de Eerste Wereldoorlog door een Duits officier opgepakt.  Hij wordt gefolterd en uiteindelijk wordt hij opgehangen.  Einde verhaal, denk ik dan.  Dit was de kortste voorstelling, denk ik nog.  Maar Marcel blijkt een aimabel man te zijn.  Hij komt met een verklaring voor dit toch wel verrassende begin.  Hij ‘verblijft’ in een Frans cafeetje, Aux Champs-Elysées.  Een toneelversie van de Elyzeese Velden.  Hier verzamelen alle overleden dienstbaren voor hun doortocht naar de hemel.  Dat Marcel dit uitgelezen kransje van dienstbaren mag vervoegen, hoeft niet te verbazen.  Marcel noemt zichzelf een knecht.  Bij leven heeft hij zich ten dienste gesteld van anderen.  Net zoals leerkrachten.  Net zoals verpleegkundigen.  Net zoals politieagenten.  Marcel grijpt deze kans met beide handen aan om een lofzang te houden op dienstbare beroepen, die vandaag de dag behoorlijk onder druk staan.  Via deze bescheiden lofzang heeft Marcel mij al in zijn kamp.  Ik ben op zijn hand.  Dit wordt een fijne avond.

 

Na deze korte verduidelijking kan Marcel, samen met ons, terugkijken op zijn leven.  Hij leek op weg te zijn om de slagerij van zijn vader over te nemen.  Maar soms lopen dingen niet zoals zij horen te lopen.  Soms kiezen mensen niet voor de grote, voor de hand liggende weg maar kiezen zij voor dat kleine, verrassende zijwegeltje.  Dat doet ook Marcel.  Geen slagerij voor hem.  Hij stapt de grote wereld binnen.  Zijn entreekaartje tot die grote wereld is de fiets.  Hij is verliefd op de fiets.  Hij is verslaafd aan de fiets.  Fietsen is zijn leven.  Het is de vrijheid die hem in het fietsen aantrekt.  De fiets biedt hem de mogelijkheid uit zijn benauwd wereldje te breken.  Met de fiets sloopt hij grenzen.  Die verslaving aan de fiets zet hij over op zijn jongere broer, Charles.  Plots blijken beide broers aan het begin van een toch wel verrassende carrière te staan.

 

Marcel en Charles worden wielrenner.  Zij trekken naar Frankrijk.  Om deel te nemen aan de monsterkoers Marseille – Parijs.  Om deel te nemen aan de allereerste Ronde van Frankrijk.  Wie nu vreest dat dit een verhaal zou worden van wielerwedstrijden, wielerverslagen of allerlei wielertechnische wetenswaardigheden, hoeft niet te vrezen.  Dat wordt het niet.  Het wordt slechts gebruikt als een excuus om grotere thema’s aan te snijden.  Thema’s als onvoorwaardelijke broederliefde.  Thema’s als de niet te peilen kracht van familie.  Thema’s als altijd aanwezige gedienstigheid en onverbreekbare solidariteit.  Waarbij Marcel zichzelf in al die thema’s wegcijfert in een eerder bescheiden bijrolletje.  Telkens weer kruipt hij in de rol van knecht.  Een rol waarin hij schittert.  Waarin hij uitblinkt.

 

Een klein verhaal wordt plots een groots verhaal.  Met grootse verhalen moeten wij uitkijken.  Die kunnen enkel verteld worden door meestervertellers.  Dat u een meesterverteller bent, hebt u al bewezen.  In 2018 bracht u Marinus.  Een wonderlijke monoloog.  Zeven jaar later doet u hetzelfde.  Deze keer wordt het geen verhaal van kapers.  Nu brengt u het verhaal van een eenvoudige man die heel even weet uit te breken.  U doet dat op een buitengewoon heerlijke manier.  Ik hang aan uw lippen.  Wat u zegt, zie ik gebeuren.  Met uw woorden schetst u beelden, die, na elkaar geplaatst, verworden tot een ontroerende film.  U weet hoe u een publiek moet bespelen.  U kent de trucjes.  U weet hoe u een publiek kan opzwepen.  U weet hoe u een publiek stil kan krijgen.  Die wisselwerking maakt het verhaal bijzonder aangrijpend.  Ik wil geen afscheid nemen van Marcel.  Graag wil ik met hem nog vele ‘Franse melkjes’ drinken.  Om zo nog even in zijn warme aanwezigheid te mogen vertoeven.  Want één ding weet ik nu.  Marcel Kerff is bijzonder.  Is buitengewoon bijzonder.

 

Monoloog veronderstelt één iemand.  Dat is het niet helemaal.  U wordt geruggensteund.  Op het terras van Aux Champs Elysées zitten twee muzikanten.  Heel af en toe leveren zij muzikale ondersteuning.  Toch beperken zij zich niet tot de rol van soundtrackleverancier.  Soms laat u zich verleiden tot kleine en vaak grappige woordelijke gevechten met de muzikanten.  Daarbij twijfel ik of u hierbij improviseert of dat deze gevechtjes deel uitmaken van het script.  Die twijfel versterkt alleen maar mijn mening over u als meesterverteller.

 

Beste Sebastien.  Beste Ben.  Beste Ben.  Beste Daan.  Vorige woensdag schonk u mij een fantastische avond.  Wat het die avond zou worden, wist ik niet.  Een monoloog over een Belgisch wielrenner, dat was het weinige wat ik wist.  Het werd meer.  Het werd veel meer.  Ik kan enkel maar toejuichen dat u op het verhaal van Marcel Kerff botste en besloot iets met dat verhaal te gaan doen.  Want dit verhaal greep mij aan.  Dit verhaal maakte mij stil.  Kleine mensen dragen in zich mooie verhalen.  Zij moeten enkel naar de oppervlakte gebracht worden.  Dat hebt u gedaan.  Daarvoor wil ik u danken.  Van ganser harte.  Dank dus.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb