Beste Stefan,
Ik kan het niet helpen, ik doe het elke keer weer. Vóór ik aan een nieuw boek begin, blader ik door het boek. Van achter naar voor. U mag het beschouwen als een ritueel. U kan het vergelijken met een voetballer die even de grasmat met zijn ene hand moet aanraken alvorens diezelfde grasmat te betreden. Omdat ik het altijd doe, deed ik het ook met Dius, uw nieuwste boek. Ik was nog maar net begonnen en ik stopte bijna onmiddellijk. Mijn oog voel op een lijst waarin al uw boeken en publicaties werden opgesomd. Ik kreeg het schaamrood op de wangen. Ik had nog maar twee boeken van u gelezen. Dius zou pas het derde boek worden. Ik had nog werk voor de boeg. Veel werk.
Derde keer, goede keer, dat zou ik kunnen zeggen. Maar dan zou u verkeerdelijk kunnen veronderstellen dat mijn twee voorgaande ervaringen met uw werk, Oorlog en terpentijn en De opgang, tegengevallen waren. Dat was geenszins het geval. Integendeel zelfs. Beide werken waren van een uitzonderlijk hoog niveau. Laat daarover geen enkel misverstand bestaan. Wat ik wel durf te zeggen, is dat Dius beide werken nog wist te overtreffen. Ik had het niet voor mogelijk gehouden. Toch doet u het. Bijna moeiteloos, zo lijkt het wel. Het was zelfs zo dat ik bij het lezen van uw nieuwste boek dat gevoel diende te uiten. Terwijl ik las, zei ik tegen mijn vrouw: dit is het beste boek. Op andere momenten zei ik: maar jongens toch, prachtig, gewoonweg prachtig.
U boek begint met een vraag. Een vraag om vriendschap. Mooier kan het niet. Puurder kan het niet. U geeft het woord aan Anton, een docent kunsttheorie. Hij vertelt het verhaal van een uitzonderlijke vriendschap. Een vriendschap tussen een docent en een student. Die vriendschap is geen vanzelfsprekendheid. Die vriendschap wordt uitgedaagd. Tot het uiteindelijk uitmondt in verraad. Althans, zo wordt het aangevoeld door de ene partij. De student vertrekt naar Italië. De ander blijft achter.
Kritische geesten zouden kunnen opperen dat een vriendschap toch wat minnetjes is als basis van een boek. Dat lijkt u zelf te beseffen. U voegt daarom andere thema’s toe. U schrijft over de liefde. U schrijft over kunst. De drie thema’s versterken elkaar. De drie thema’s maken het boek tot één consistent en overtuigend geheel.
Bij het lezen van uw boek vat ik een warme sympathie op voor beide personages. Voor Anton, de docent. Voor Dius, de student. Zij lijken niks gemeen te hebben. Hun karakters liggen te ver uiteen, zo lijkt het wel. Dat zij toch vrienden worden en blijven, is omwille van dat ene ding dat hen verbindt. Dat ene ding dat zij delen. Zij delen de dorst voor tijden die ver afgelegen zijn en hen ontheemd maken in het lawaai van hun tijd. Zij lijken niet thuis te horen in de tijd. In de dag. In de stad. Ondanks alle mogelijke verschillen, houdt dat ene ding hen samen.
U schetst de verwikkelingen. De complicaties. Om ons dan uiteindelijk naar Italië te voeren. Waar de finale zich zal ontwikkelen. Het einde van een vriendschap. U wist mij tijdens het lezen al enkele keren te ontroeren. Al enkele keren kreeg ik de krop in de keel. Maar in de finale schakelt u nog een tandje hoger. Het wordt nog intenser. Nog emotioneler. Het voelt alsof ik zelf afscheid moet nemen. Van een personage, dat ik tijdens het lezen zelf als een vriend ging beschouwen.
Alvorens ik deze brief zal afsluiten, wil ik nog één bekentenis doen. Bij het lezen van uw boek hield ik mijn smartphone dicht bij mij. U schrijft over kunstenaars en hun werken. U moet het mij vergeven, velen zijn mij onbekend. Het wereldwijde internet biedt mij op die momenten een uitweg. De gaten in mijn cultuur worden beetje per beetje dicht gepleisterd. Dat opzoekwerk zou storend kunnen werken. Toch is het dat niet. Het versterkt elkaar. Het doet mij de passie voor kunst, dat bij beide personages aanwezig is, nog beter begrijpen. Meer nog, dat opzoekwerk doet mij nadenken over kunst. In één van zijn vele liedjes vroeg Stijn Meuris zich af wat kunst is. In uw boek lijkt u zichzelf ook die vraag te stellen. U vraagt zich af of kunst woorden nodig heeft. Of het niet enkel om emotie draait. U vraagt zich af of aangeleerde vooroordelen (stromingen, richtingen, manifesten, …) mensen verhinderen om aandachtig en concreet te kijken. Die vragen keren ook terug in de gesprekken tussen de twee vrienden. Waarbij de ene vriend kiest voor de woorden en de andere voor de emotie. De vraag wat kunst is blijft daardoor onbeantwoord.
Beste Stefan. Ik wil u danken voor een heerlijke reis. U bracht mij naar mijn favoriete Gent. U voerde mij naar het gildehuis in Ganzevliet. U bracht mij naar mijn favoriete Italië. Het werd een wonderlijke trip waarbij u mij uitdaagde na te denken over vriendschap. Over liefde. Over de schoonheid van beide. Over de vergankelijkheid van beide. U deelde met mij uw liefde voor de kunsten. Dat alles doet u op een sublieme wijze. Schrijven is een vak. Een ambacht. U bewijst nog maar eens dat u dat ambacht in al zijn facetten beheerst. Dat heb ik nog maar eens mogen ervaren. Dat heb ik nog maar eens mogen voelen. Voor die uitzonderlijke leeservaring wil ik u van ganser harte danken. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen
Reacties