Beste Cecile,
Net voor ik aan uw boek begon, las ik een opinieartikel van Ine Roox, een journaliste bij De Standaard. In dat artikel hekelde zij het stilzwijgen na de bootramp op de Middellandse Zee waarbij honderden migranten om het leven kwamen. Ik voelde mij aangesproken. Omdat ik zweeg. Het nieuws kwam nochtans hard binnen bij mij. Het liet mij niet onberoerd. Misschien zelfs in die mate dat ik niet de juiste woorden vond. Misschien omdat ik geen andere woorden vond dan de woorden die ik voordien al gebruikt had. Bij een eerdere bootramp.
Het Europese migratiebeleid maakt mij boos. Maakt mij kwaad. Terwijl de muren aan de grens steeds maar hoger worden, wordt het debat over legale migratiekanalen niet of slechts mondjesmaat gevoerd. Terwijl politici opperen dat het gevoerde beleid een halt moet toeroepen aan mensensmokkelaars, versterkt het gevoerde beleid het bestaansrecht van diezelfde mensensmokkelaars. Dat beleid kan gevoerd worden omdat migranten ontmenselijkt worden. Mensen worden cijfers. Mensen worden massa’s. Mensen worden stromen. Mensen worden statistieken.
Met uw boek maakt u de omgekeerde beweging. Cijfers worden opnieuw mensen. Mensen met een verhaal. Een massa wordt een groep van individuen. Individuen met elk een eigen verhaal. Eén van die verhalen vertelt u. Een Vietnamees gezin. Vader, moeder en vijf kinderen. Drie kinderen zouden eerst vertrekken naar Hongkong. Enkele weken later zou de rest van het gezin zich bij hen voegen. Om dan samen naar Amerika te vertrekken. Dat was het plan. Maar plannen lopen nooit zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Dat doen plannen nooit. Het draait anders uit.
Het verhaal van die drie kinderen vertelt u. Noodgedwongen, zou ik kunnen zeggen. Omdat het verhaal van de andere gezinsleden te vroeg stopt. Hun Amerikaanse droom eindigt op zee. De hereniging met de drie kinderen komt er niet. De drie kinderen moeten alleen verder. Van Hongkong naar het vluchtelingenkamp Kai Tak. Van het vluchtelingenkamp Kai Tak naar het vluchtelingenkamp Sopley, Hampshire. Van Hampshire naar Londen. Niet Amerika maar Engeland wordt het eindstation. Niet gepland dus. Maar zoals ik al schreef, plannen zijn slechts plannen. Willem Elsschot wist het al. Hij gaf aan dat tussen droom en werkelijkheid wetten en praktische bezwaren in de weg staan. Die Elschotse wetmatigheid ondervinden de drie kinderen aan den lijve.
In hun helletocht dringt het besef door dat zij thuisloos zijn en dat zij nu als ongedierte worden beschouwd. Dat zij onwelriekend en verzwakt zijn. Dat zij dragers van ziekten zijn. Dat harde besef komt niet alleen. Dat is zo met slechte dingen. Die komen nooit alleen. Tegelijk moeten zij een leven trachten op te bouwen in tijdelijkheid. Telkens weer moeten zij opnieuw beginnen. Het lijkt alsof zij zich zelf telkens weer moeten heruitvinden. Dat moeten zij doen zonder te kunnen terugvallen op een warm ouderlijk nest. Zij moeten het doen zonder de wijze raad van ouders. Zonder bemoedigende schouderklopjes van ouders. Als kinderen worden zij al vroeg gedwongen te leven als volwassenen. De dingen doen die kinderen behoren te doen is onmogelijk.
Het is pas in Londen dat zij het gevoel hebben terug mens te zijn. Pas in Londen voelen zij zich terug een burger op wie geen toezicht hoefde gehouden te worden omdat hun aanwezigheid legaal was. Maar dat geeft hun geen blijvende gemoedsrust. Er is altijd dat streven een modelburger te zijn. In alles. Omdat zij weten dat alles plots kan omslaan. Alles kan omslaan op het moment dat er iets gebeurt. Dan zijn zij weer de andere. De vreemde. Dan zijn zij weer degene die wordt nagewezen. Als schuldige.
U brengt het verhaal. Over de manier waarop u het verhaal brengt, hebt u getwijfeld. U vraagt zich af of u de feiten dient weer te geven zoals ze zich hebben voorgedaan. Of u het verhaal dient op te sieren om het te romantiseren. Of u het verhaal moet kruiden met beschuldigingen en politieke uitspraken. Al die twijfels bekruipen u terwijl u het boek schrijft. Daarover getuigt u. In korte tussendoortjes. Uiteindelijk zal u een verhaal proberen te construeren dat het midden houdt tussen het macabere en het sprookjesachtige zodat er een sprankje waarheid in kan doordringen. Zodat er een sprankje hoop in kan doordringen.
Ik lees het verhaal van Anh. Van Thanh. Van Minh. Ik lees het verhaal van mensen. Daarin schuilt dan toch een politiek kantje. Want wat wij ten zeerste nodig hebben in het migratiebeleid zijn verhalen. Verhalen over keuzes. Over beslissingen. Verhalen over verlangen naar vrijheid. Over leven in vrijheid. Verhalen over mensen die wij nu wegdrukken in cijfers. U vertaalt die cijfers. Naar menselijke emoties. Dat is wat wij nodig hebben. Zodat wij eindelijk gaan beseffen dat wat wij beslissen aan onze Europese grenzen een reële impact heeft op echte levens van echte mensen. Dat besef zou ons minder een cijferaar en meer een mens moeten laten zijn.
Beste Cecile. Ik ben met u meegegaan naar Vietnam. Ik ben met u meegereisd, langsheen vluchtelingenkampen, naar Londen. Het werd een intense reis. Het werd een hevige reis. Het werd een ontdekkingsreis doorheen de wereld van migranten. Doorheen de wereld van vluchtelingen. Met uw verhaal gaf u al die mensen een stem. Een stem die te weinig wordt gehoord. Ik heb geluisterd naar hun stem. Ik heb geluisterd naar hun woorden. Woorden die een diepe indruk nalieten bij mij. Voor dit aangrijpende relaas wil ik u uitermate danken. Voor deze onthullende ontdekkingsreis wil ik u uitermate danken. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties