Uitgelezen: De tunnel. Brief aan Anna Woltz.

Gepubliceerd op 7 juli 2022 om 12:50

Beste Anna,

 

Kinderboeken? Niks voor mij, dat is wat ik dacht.  Ik ben een vijftiger.  Vijftigers lezen geen kinderboeken.  Maar soms worden de dingen op hun kop gezet.  Soms moet een mens losgewrikt worden uit vastgeroeste opinies.  Dat overkwam mij.  Toen ik Lampje las.  Van Annet Schaap.  Ik had het licht gezien.  Plots werd alles helder en klaar.  Sindsdien weet ik dat ik wel eens een kinderboek mag lezen.  Meer nog, een goed kinderboek verschilt in weinig tot niks van een grotemensenboek.  Uitmuntendheid gomt leeftijden uit.  Uitmuntendheid nodigt uit tot lezen.  Daarom greep ik met veel plezier naar uw nieuwste boek.

 

Met uw boek keren we terug naar de Tweede Wereldoorlog.  Naar Londen.  Naar 1940, het eerste oorlogsjaar.  De Britse hoofdstad staat in brand.  Wordt geteisterd door bombardementen.  De Londense bevolking gaat schuilen in de ondergrondse.  U vertelt het.  U beschrijft het.  Plots wordt mij alles duidelijk.  Nooit eerder had ik mij hierbij vragen gesteld.  Ik wist dat het gebeurd was.  Toch had ik er nooit bij stilgestaan.  Bij de organisatie van dat alles.  Bij het feit dat de treinen bleven rijden.  Bij het feit dat de mensen overdag gaan werken en ’s avonds komen schuilen.  Bij het feit dat er elke dag moet aangeschoven worden voor een plekje in de ondergrondse.  U opent mij de ogen.  Een kinderboek maakt mij wijzer.  Voorwaar een pluspunt.

 

Middenin dat oorlogsgeweld plaatst u vijf jongeren.  Ella en haar jongere broertje Robbie.  Quinn en haar oudere broer Sebastian.  En dan nog Jay.  Die vijf jongeren worden de helden van uw boek.  Worden de protagonisten.  Die vijf worden uw kinderen.  Die vijf worden mijn kinderen.  Die vijf worden onze kinderen.  Jawel, wij hebben een band.

 

Vaak worden oorlogsverhalen verteld vanuit het oogpunt van de volwassenen.  Kinderen spelen vaak een ondergeschikte rol.  U keert de verhoudingen om.  Kinderen krijgen de hoofdrol.  U geeft het woord aan de kinderen.  Dat levert bijzondere inzichten op.  Eindelijk leren we de impact van een oorlog op kinderen kennen.  Zij kunnen niks doen.  Zij kunnen niet vechten.  Als soldaat.  Zij kunnen niet helpen.  Als verpleegkundige.  Zij kunnen enkel ondergaan.  Eigenlijk zijn zij totaal machteloos.  In een oorlogssituatie trachten kinderen te overleven.  Kinderen trachten hun leven te leven.  Met drama’s.  Die net iets groter zijn dan in gewone tijden.

 

Dat had het kunnen zijn.  U doet evenwel meer.  Daarvoor bent u een schrijfster.  Daarvoor gebruikt u de kracht van een schrijfster.  U wenst die machteloosheid te breken.  Voor uw vijf jongeren weet u een uitweg te vinden.  Al snel wordt duidelijk dat uw kinderen nood hebben aan verandering.  Dat zij verlangen naar een andere wereld.  Een betere wereld.  Zij verlangen naar een wereld zonder kooien.  Kooien waarvoor volwassenen de tralies leveren.  U laat uw jongeren kiezen.  U laat uw jongeren uitbreken.  Zonder enige beperking. 

 

Uw jongeren nemen eigen beslissingen.  Ondanks de bijna dwingende raad van volwassenen aan de kant te blijven.  Uiteraard zullen die beslissingen gevolgen hebben.  Ingrijpende gevolgen.  Dat weet de lezer eigenlijk al bij het begin van uw boek.  Bij het begin van uw boek vertelt Ella dat één van hen zal doodgaan.  Dat zegt zij.  In de tweede zin van uw boek.  Ik weet dus dat het te gebeuren staat.  Ik weet enkel niet wanneer.  Ondanks die kennis ben ik dan toch verrast dat het gebeurt.  Ik had het weggeduwd.  Weggezet.  In de hoop dat het dan niet zou gebeuren.  Want tijdens het lezen van uw boek vatte ik een enorme sympathie op voor die kinderen.  Ik wou hen behoeden.  Voor het dreigende gevaar.  Maar dat lukt niet als lezer.  Een lezer kan niet inbreken in het verhaal.  Een lezer moet ondergaan.  En dus gebeurde het.  Dat ene dat nooit zou mogen gebeuren.  Eén iemand stierf.  Eén kind stierf.  Te vroeg en te hard leren de kinderen dat ene.  Dat het leven ooit stopt.  Dat we ooit allemaal kapot gaan.

 

Mijn wereld stort in.  U had mij voorbereid.  Daarvoor ben ik u dankbaar.  Maar toch.  Toch komt de dood van die ene hard binnen.  Maar u heelt de wonden.  U biedt troost.  Aan de lezer.  Aan de overgebleven kinderen.  Er wordt nagepraat.  Herinneringen worden opgehaald.  Om het leven een leven te laten zijn.  Een leven wordt herbeleefd.  In woorden gevat.  In een brief neergeschreven.  De overgebleven kinderen weten een manier te vinden om hulde te brengen.  Aan een dode.  Aan een vriend.

 

U biedt niet enkel troost.  Net zozeer biedt u hoop.  Door heel even vooruit te blikken.  U kijkt zes jaar verder.  Dat u dat doet, is goed.  Uw kinderen zijn jongvolwassenen geworden.  Ooit hadden zij dromen.  Als kind.  Als jongvolwassenen trachten zij die dromen te realiseren.  In uw vooruitblik staan uw jongvolwassenen aan het begin van die realisatie.  Dat te mogen lezen, is hartverwarmend.  Met een gerust hard kan ik het boek dichtslaan.  Alles komt goed.  Uiteindelijk komt alles goed.

 

Beste Anna.  Ik wil u danken voor dit wondermooie boek.  Een kinderboek.  Voor kinderen vanaf twaalf jaar.  Zo wordt het gezegd.  Ik weet nu dat die bewering enigszins moet aangepast worden.  Dit boek is voor alle kinderen.  Ook voor vijftigjarige volwassenen die ondanks alle druk toch het kind in zich laten verder leven.  Met uw boek hebt u dat kind in mij gevoed.  Met uw boek hebt u dat kind in mij gekoesterd.  Dat deed deugd.  Dat deed meer dan deugd.  U liet dat kind in mij lachen.  Liet dat kind in mij huilen.  Liet dat kind in mij voelen.  Eén boek lang zat mijn innerlijke kind naast mij op de leesbank.  Samen lazen wij uw boek.  Samen beleefden wij uw boek.  Voor dat alles wil ik u uitgebreid danken.  Van ganser harte.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.