Beste Alexander,
Ik herinner mij het nog. In het vierde leerjaar kregen wij een groepsopdracht. Per groep dienden wij een tentoonstelling te organiseren over een zelfgekozen onderwerp. Mijn groep koos als thema de tweede wereldoorlog. Om onze tentoonstelling meer diepgang te geven, had ik gedacht een gesprek met mijn dooppeter te hebben. Mijn dooppeter was verzetsman tijdens die oorlogsjaren. Daarover wou ik even spreken. Helaas, het gesprek ging niet door. Het interview zou niet opgenomen worden. Het interview zou nooit gehoord worden op onze tentoonstelling. Mijn dooppeter weigerde. Hij wou niet getuigen. Hij wou niet vertellen.
Aan die gebeurtenis moest ik denken toen ik uw boek las. Een kleinzoon vraagt aan zijn grootvader hoe het was in de oorlog. Zijn grootvader vocht als soldaat in het Duitse leger aan het oostfront. In de desastreuze Russische campagne. De kleinzoon denkt het juiste moment gekozen te hebben. Om de juiste vragen te stellen. Want nu kunnen de verhalen nog verteld worden. Binnenkort niet meer. Grootvaders hebben niet het eeuwige leven. Maar de grootvader weigert. Geïrriteerd. Die hevige reactie was een eerste reactie. Wanneer die aanvankelijke hevigheid gaat liggen, beseft de grootvader dat de verhalen moeten verteld worden. Zwijgen is geen optie meer. De grootvader beseft dat herinneringen elke keer weer vetter worden als je jezelf dwingt deze op te halen. De herinneringen worden dikker. Ruimer. Het verhaal wordt vollediger. De gedwongen simplificatie om overeind te blijven verdwijnt.
Daarom gaat de grootvader een brief schrijven. Aan zijn kleinzoon. De brief zal nooit opgestuurd worden. Pas na de dood van grootvader vindt de kleinzoon de brief. Uw boek is op die brief gebaseerd. Samen met de kleinzoon lezen wij de brief. Waarbij de kleinzoon in een aantal tussenstukken de nodige verduidelijkingen aanbrengt. Over de effecten van de oorlog in de naoorlogse jaren. De soberheid. De spaarzaamheid. Het zich voortdurend indekken tegen mogelijke risico’s. Waarbij de kleinzoon in diezelfde tussenstukken herinneringen ophaalt over zijn grootvader. In het rusthuis. In het samenleven met grootmoeder, zijn grootste liefde. Maar die tussenstukken vormen slechts een klein deeltje van uw boek. De brief van grootvader vormt de kern van uw boek.
De grootvader getuigt van de wreedheid. Hij schrijft hoe de stutten onder het construct van de beschaving werden getrapt. Hij schrijft hoe het oosten zich in barbarij stortte. Want in het Oosten werd de echte oorlog gevoerd. Niet zoals in het Westen, waar de wetten van het oorlogsrecht nog enige waarde hadden. In het Oosten was het een zaak van pure haat en vernietiging. Een oorlog van uitroeiing.
In die oorlog vocht de grootvader. Hij vertelt hoe hoogmoed de troepen aanvankelijk voortdreef. Aan de eigen ondergang wordt niet gedacht. Enkel de overwinning, dat is het uiteindelijke doel. Maar de kansen keren. Het Duitse leger trekt zich terug. Wordt opgejaagd door het Russische leger. Het Duitse leger valt uiteen. Het Russische leger overdonderde hen. Overtroefde hen. De Russen leerden al doende het oorlogsvoeren en werden er beter in. Niet enkel numeriek maar ook strategisch.
De fiere Wehrmacht soldaat degradeert tot een landloper in lompen. Op die terugtocht is de grootvader getuige van misdaden. Van wandaden. De vermeende morele superioriteit blijkt onbestaande te zijn. Die bestaat enkel nog in het hoofd. Niet op het terrein. Op het terrein wordt geplunderd. Wordt gedood. Wordt vermoord. De grootvader ziet hoe een mens tot onmens verwordt.
Al die herinneringen brengt de grootvader uiteindelijk tot die ene vraag. De vraag naar de verantwoordelijkheid. De collectieve verantwoordelijkheid. De individuele verantwoordelijkheid. De grootvader schrijft dat hij geen verantwoordelijkheid droeg voor het beleid. Toch vindt hij dit een te gemakkelijk excuus. Want hij was wel degene met het breekijzer in de hand. Een mens kan aansprakelijk zijn voor wat buiten zijn macht ligt. Een antwoord op de vraag wordt niet echt gegeven. Hij denkt er over na. Maar een afgelijnd, helder en eenduidig antwoord komt er niet echt. Omdat die antwoorden er heel misschien niet zijn.
Erger dan de verantwoordelijkheid is evenwel de schaamte, die de grootvader voelt. De schaamte voor wat hij gedaan heeft. Voor wat zijn medesoldaten gedaan hebben. De schaamte voor het totale verlies aan menselijkheid. Want die schaamte kan nooit uitgewist worden. Die schaamte kan nooit vergeven worden. Die blijft. Voor eeuwig en altijd. Misschien is dat wel de zwaarste erfenis. Dat denkt de grootvader. Dat schrijft de grootvader.
Terwijl de kleinzoon de brief leest, komen ook bij hem vragen op. Hij vraagt zich af hoe hij met al die bekentenissen moet omgaan. Hij vraagt zich af of zijn grootvader nog zijn grootvader is. Of zijn grootvader nog zijn grootvader kan zijn. Want wat hij leest verschilt van wat hij wist. Vóór de brief was zijn grootvader een warme, sympathieke en oude man. Na de brief knabbelen de bekentenissen aan dat fraaie beeld. De vraag van schuld zal ook de kleinzoon moeten beantwoorden. In het zoeken naar een antwoord gaat de kleinzoon op zoek naar de nuance. In die zoektocht tracht hij de uitersten in het zwart-witdenken naar elkaar toe te brengen.
Beste Alexander. Niet enkel de grootvader denkt na. Niet enkel de kleinzoon denkt na. U dwong mij na te denken over schuld. Over verantwoordelijkheid. Net als de grootvader en de kleinzoon kom ik moeilijk tot antwoorden. Ik antwoord. Ik twijfel. Ik herschik. Ik wik en weeg. De vragen blijven hangen in mijn hoofd. De antwoorden komen traag. Of helemaal niet. Ik wil u daarom niet enkel danken voor het gruwelijke en toch ook aangrijpende verhaal. Een verhaal dat moet gelezen worden. Om te beseffen dat oorlogen nooit zouden mogen gestreden worden. Tegelijk wil ik u danken voor die denkoefening. Een oefening dat moet gemaakt worden. Om te beseffen dat oorlogen nooit zouden mogen begonnen worden. Daarvoor wil ik u dus danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties