Beste pet,
Wij kenden elkaar niet. Nooit eerder hadden wij elkaar ontmoet. Uw bestaan was mij vreemd, daarop kwam het neer. Maar dat zou veranderen. Op het Filmfestival van Oostende. Daar zou onze vriendschap ontstaan. Een vriendschap, gegroeid uit begrip. Ik was naar Oostende geroepen. Om mee de erehaag te vormen. Voor mijn held. Mijn grote held. Mijn grootste held. Ik was naar Kinepolis gegaan. Omdat ik wist en voelde dat daar mijn plaats was. Arno had mij zoveel moois geboden. Mijn aanwezigheid was slechts een kleine wederdienst. Ik arriveerde net op tijd. Om 16.00 uur. Ik vervoegde de erehaag. Aan de straatkant. Een goede plaats, dat zou blijken.
Enkele minuten na 16.00 uur arriveerde Arno. Met de wagen. Met chauffeur. Uiteraard. Echte en waarachtige grootheden rijden niet zelf. Nooit. Op dat moment gebeurde het. Arno stapte uit. Ik zag zijn grijze haren. Maar niet voor lang. Al snel verscheen u op het toneel. Arno pakte u en zette u op zijn grijze haren. Ik keek naar u. Een zwarte pet. U deed wat u moest doen. U beschermde Arno. Dat deed u niet zomaar. Dat deed u met overtuiging. U klampte zich verbeten vast. Zodat Arno niet uit onzekerheid zijn hand bovenop u diende te leggen. Uit schrik dat een felle wind u van zijn hoofd zou blazen. Dat alles hoefde niet. U waakte. U was alert. Toch was dat niet het enige wat u deed. U kwam ook mij te hulp. Misschien onbewust. Doorheen de mensenzee kon ik u volgen. U werd mijn richtingaanwijzer. U diende ik te volgen. Omdat ik wist, waar u bent, is Arno.
Ik liet mij op sleeptouw nemen. Ik volgde u. Dat ging vrij vlotjes. Aan de ingangsdeur werd het moeilijk. U kon vlot door. U hoorde bij het gezelschap van Arno. U was een genodigde. Bij mij was het enigszins anders. Ik probeerde maar botste telkens op plichtsbewuste security. Zonder kaart was toegang onmogelijk. Een beetje teleurgesteld bleef ik aan de ingang wachten. Totdat het verrassende en heugelijke nieuws mij bereikte. Er waren nog lege plaatsen in de zaal waar Arno zou gehuldigd worden. Wij mochten binnen. U kan begrijpen, dat hoeft een fan geen twee keer gezegd te worden. Ik ging dus naar binnen. Ik haastte mij naar zaal 8. Arno was nog niet gearriveerd. Daarom bleef ik nog even aan de ingang wachten. Om hem te zien. Daar kwam hij. U zag ik heel eventjes niet. U was niet meteen bij of rond Arno. U had gedaan wat u moest doen. U mocht even rusten. Ik zag Arno. In het kielzog van mijn grote held ging ik de zaal binnen.
Om de huldigingsceremonie niet te verstoren bleef ik bij de deur wachten. Tegen de muur geleund. Arno was dicht bij mij in de buurt. Dat voelde als een voorrecht. Ik voelde mij gelukkig. Dat moet u begrijpen, ik ben een fan. Dat zei ik reeds. Ik luisterde naar wat gezegd werd. Ik hoorde wat Arno had betekend en nog betekende voor het Filmfestival. Ik hoorde wat zijn bijdrage was in de wereld van de film. Als acteur. Als muziekmaker. Als master van het Festival. Ik luisterde. Zei geen woord. Zo is het mij geleerd. Als grote en/of belangrijke mensen spreken, moet gezwegen worden. Zo is het al eeuwen. Ik keek en luisterde.
Toen gebeurde het. Datgene wat ik nooit verwacht had, gebeurde toch. Ik werd op mijn schouder getikt. Geschrokken keek ik achterom. Ik verwachtte door de security aangesproken te worden om mij toch maar in één van de vrije zitjes te gaan nestelen. Ik zou het begrijpen. Toch was het dat niet. Het was een medewerker van het Festival. In zijn handen zag ik u. Hoe dat kwam, wist ik niet. Heel misschien was u verloren gelopen. Heel misschien was u achtergelaten door iemand uit de entourage van Arno. Dat alles leek de medewerker niet te beseffen. Hij herkende u niet. Ik deed dat wel. Verkeerdelijk dacht de medewerker dat u aan mij toebehoorde. Hij bood u aan mij aan. De pet van Arno werd aan mij aangeboden. Ik stond perplex. Ik stond met mijn mond vol tanden. Tegelijk flitsten in mijn hoofd vele gedachten. Ik zou u kunnen meenemen naar huis. Ik zou de pet van Arno kunnen meenemen naar huis. Ik kon u snel in mijn zakken steken. Niemand zou het weten. Thuisgekomen zou ik kunnen zeggen dat ik mij de eigenaar mocht noemen van de pet van Arno. Die gedachte flitste heel even door mijn gedachten. Tegelijk met die gedachte lichtten ook alle mogelijke consequenties in mijn hoofd op. Ik zou een leugenaar zijn. Ik zou een dief zijn. Mijn besluit stond vast.
Ik reageerde als fan. Als een echte en oprechte fan. Ik weigerde. Ik zei aan de medewerker dat u aan Arno toebehoorde. De medewerker dankte mij. Zei dat hij u zou terugbezorgen aan Arno. Ik was blij. Spijt had ik niet. Want ik had gezorgd dat u opnieuw die ene taak op u kon nemen. U zou opnieuw Arno beschermen. Tegen wind. Tegen regen. Jawel, zelfs tegen zon. Arno is ziek. Bescherming is nodig. Dat doet u. Dat moet u blijven doen.
Heel even keken wij elkaar diep in de ogen. U leek meteen te begrijpen wat ik zou zeggen. Bij mij duurde het iets langer vooraleer de nodige woorden uit mij kwamen. In mijn hoofd moest ik alles even ordenen. Dat vraagt toch snel enkele seconden. U moet begrijpen. Het was zondag. Dan werkt alles wat trager. Op de zevende dag rustte niet enkel God. Op de zevende dag doen ook mijn hersenen het iets rustiger aan. Maar uiteindelijk sprak ik de woorden die u verwachtte. Ik zag u glimlachen. Ik dacht zelfs even dat u knipoogde. U was tevreden. Ik had u niet in de steek gelaten. Ik had Arno niet in de steek gelaten. U werd verenigd. Zoals het hoorde.
Beste pet. Ik wil u danken. Omdat u mij een verhaal bezorgde. Een verhaal dat ik met plezier zal rondvertellen. Ik zal vertellen hoe ik bijna met u naar huis ging. Waarbij ik er trots aan zal toevoegen dat ik weigerde. Omdat het niet kon. Omdat het niet mocht. Tegelijk wil ik u danken om wat u doet. Ik kan u enkel vragen, blijf dat doen. Blijf bescherming bieden. Aan mijn grootste held. Zo maakt u van mij een gelukkig mens. En dat is per slot van rekening wat elke mens wil zijn. Gelukkig. Dus, bedankt. Bedankt. Bedankt.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties