Beste,
Het is weer druk in Leuven. Aan dat liedje van Noordkaap moet ik vaak denken als ik deze dagen door de Overpoortstraat fiets. U zal heel waarschijnlijk denken dat ik geografisch verward ben. De Overpoortstraat ligt toch in Gent, dat wenst u op te werpen. Dat alles weet ik. Uiteraard. Mijn geestelijke vermogens zijn nog in orde. Daarover hoeft u zich niet te bekommeren. Ik denk aan dat liedje omdat de woorden ook van toepassing zijn op Gent. Want, jawel, ook in Gent is het druk. Zeer druk.
Het academiejaar is opnieuw begonnen. Anderhalf jaar was het stil. Een koude stilte nam de straten in. Nu is het dus druk. Een warme drukte herovert geleidelijk dezelfde straten. Laat mij duidelijk zijn, dit wordt geen klachtenbrief. Integendeel. Dit wordt een welkomstbrief. Gericht aan alle studenten. Want, net als u, haal ik opgelucht adem. Ik lach als ik met de fiets slalom tussen de vele studenten, die zich al fietsend haasten naar deze of gene aula. Naar deze of gene leslokaal. Ik zou iedereen willen toezwaaien. Helaas kan dat niet. Beide handen aan het stuur, zo werd het mij geleerd. Altijd beide handen aan het stuur. Jawel, mijn ouders waren bezorgd toen zij mij leerden fietsen. Wijze lessen moesten die bezorgdheid verpakken. Nu nog steeds draag ik die wijsheid mee. Ik zal daarom niet zwaaien. Ter compensatie dus deze brief. Met meer woorden dan enkel een handzwaai. Een mooi compromis lijkt mij.
Anderhalf jaar was Gent onvolledig. Pas nu lijkt Gent die volledigheid opnieuw op te eisen. De straten worden voller. De terrassen worden voller. De cafés worden voller. Het studentenleven staat opnieuw toe zich te laten invullen. Op een stormachtige wijze. Op een knaldrangachtige wijze. Dat sprankelende studentenleven verleidt opnieuw. Dat nieuwe studentenleven trekt opnieuw aan. Een student ben ik niet meer. Jong ben ik enkel in gedachten. Toch heb ook ik dat studentenleven gemist. Ik heb de verhalen gemist. Verhalen die u mij aanreikt. Want, jawel, ik kijk rond. Ik kijk rond en zie. Ik zie dingen gebeuren. Gekke dingen. Vreemde dingen. Die dingen vormen de bestanddelen van verhalen, die ik in mijn hevige fantasie brouw en samenstel.
Ik weet het, we moeten uitkijken met geluk. Geluk wordt soms overschat. Of onderschat. Maar één ding is zeker. Die door mij bijeen gefantaseerde verhalen maken mij gelukkig. Zonder het te weten bent u de aanstoker van mijn geluk. Het is nu niet dat ik diep terneergeslagen door het leven stap en dat uw aanwezigheid een klein lichtpunt betekent in mijn sombere bestaan. Zo is het niet. Ik was en ben een vrolijke jongen. Alleen voert u mijn geluk naar een nog hoger peil. Van die vaststelling kan een mens enkel maar vrolijk worden. Dat is dan ook wat bij mij gebeurt. Ik word vrolijk.
In die vrolijkheid kijk ik achterom. Ik stap terug in het verleden. Een verleden waarin ik student was. Ik zie flitsende flarden van mijn studentenleven. Ik proef opnieuw dat plezier van die bruisende jeugdigheid. Van dat jeugdige besef dat alles mogelijk is. Die mogelijkheden waren toen onbegrensd. Niks hield mij tegen. Dat is nu even anders. Ik ben volwassen. Dat wordt toch gezegd. Volwassenheid gaat gepaard met verantwoordelijkheden. Ook dat wordt gezegd. Uw aanwezigheid herinnert mij aan die jeugdige rebelsheid. Daaraan herinnerd te worden, doet deugd. Al is het maar voor één seconde. Het gomt voor heel eventjes die volwassenheid uit. Het doet mij voor heel eventjes die verantwoordelijkheden vergeten. Jawel, ik word opnieuw jong. Of beter gezegd, ik voel mij opnieuw jong. Of nog beter gezegd, door uw aanwezigheid blijf ik jong. Dat gevoel blijft langer nazinderen dan die ene seconde. Dat gevoel blijft. Gaat niet weg.
Uw terugkeer kan ik om die reden enkel maar toejuichen. Om al die redenen heet ik u van ganser harte welkom. In Gent. In mijn stad. In uw stad. In onze stad. Toch wil ik graag nog dat ene verzoekje toevoegen. Die ene opdracht. Aan u allen. Spring. Vlieg. Duik. Val. Sta op. Ga door. Altijd weer. Altijd opnieuw. Ongelimiteerd. Voluit.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties