Uitgelezen: Wildevrouw. Brief aan Jeroen Olyslaegers.

Gepubliceerd op 2 juni 2021 om 08:06

Beste Jeroen,

 

Ik zou het kunnen hebben over Antwerpen.  Ik zou het kunnen hebben over de zestiende eeuw.  Ik zou het kunnen hebben over Filips II.  Ik zou het kunnen hebben over Pieter Breughel.  Ik zou het kunnen hebben over Gerardus Mercator.  Ik zou het kunnen hebben over Abraham Ortelius.  Ik zou het kunnen hebben over de Spaanse Furie.  Ik zou het kunnen hebben over de Beeldenstorm.  Ik zou het kunnen hebben over de Familie.  Ik zou het kunnen hebben over de geuzen.  Ik zou het kunnen hebben over de papen.  Ik zou het kunnen hebben over het opborrelende ongenoegen.  Ik zou het kunnen hebben over het groeiende verzet.  Ik zou het kunnen hebben over de lutheranen.  Ik zou het kunnen hebben over de calvinisten.  Ik zou het kunnen hebben over de wederdopers.  Want over al die dingen schrijft u in uw nieuwste boek.  Toch zal ik het hierover niet hebben.  U schreef het boek.  Ik las het boek.  Wij weten dus waarover het gaat.  Herhaling dienen we te vermijden.  Tijd is geld.  Tijd is kostbaar.  Herhaling hypothekeert die kostbaarheid.  Daarom dus eventjes niet.

 

Liever zou ik het in deze brief hebben over de parallellen tussen dat verre verleden en de huidige tijden.  Want die parallellen zie ik.  Niet één keer.  Wel vele keren.  Bij het lezen over de Familie zou ik kunnen denken aan de loge.  Toch is het niet meteen dat waaraan ik denk.  Eerder denk ik aan het World Economic Forum in Davos.  Dat ik aan dat illustere gezelschap denk mag u niet vreemd lijken.  Leden van de Familie geloofden toen dat handel de grote gelijkmaker was.  Een goedgevuld adressenboekje was hun belangrijkste metgezel.  Het kennen van de juiste mensen bleek ook toen al een noodzaak om het maken van deals enigszins te vergemakkelijken.  Toen en vandaag blijken geld en handel de grote bestuurders van het leven te zijn.  Dat laat u Beer, uw protagonist, schrijven in een brief aan God.  In die brief blikt hij terug op zijn leven.  Zijn bewogen leven.  In die terugblik kan hij het niet laten zijn persoonlijke meningen te ventileren.  In die meningen hoor ik vaak uw stem.  In die persoonlijke meningen blijkt Beer opvallend gelijk te lopen met u.  In zijn overpeinzingen herken ik vaak de opiniestukken die u schreef over vele onderwerpen.  Die gelijkenissen merk ik als Beer zich druk maakt over het woekeren.  Over het profiteren.  Over de hebberigheid.  Over het geldgewin.  Ik meen in die ontboezemingen een communistische ondertoon te lezen.  Net als ik ook in uw opiniestukken doe.  Laat mij duidelijk zijn.  U hoeft hierin geen verwijt te lezen.  Integendeel.  Het zou mooi zijn indien in ieder van ons een communist zou schuilen.  In grote mate.  In kleine mate.  Solidariteit mag geherwaardeerd worden. 

 

Ik merk die parallellen op als u schrijft over de wereldvreemdheid van de machthebbers.  Als u schrijft hoe zij vanuit hun ivoren toren neerkijken op het gepeupel.  Als u schrijft hoe die wereldvreemdheid leidt tot gemor.  Tot rebellie.  Ik merk die parallellen op als u schrijft dat niet de nodige lessen getrokken worden na een rampspoed.  Als u schrijft dat na een rampspoed alles opnieuw zijn gangetje gaat.  Ik moet dan denken aan de coronacrisis.  Hoe kan het ook anders.  Ik word boos als ik zie en lees hoe politici zo snel als mogelijk willen overschakelen naar ‘business as usual’ en zichzelf niet de vraag stellen hoe het toch zo ver is kunnen komen.  Ik merk diezelfde laksheid in hun aanpak van de klimaatopwarming.  Het voor zich uitschuiven en uit de weg gaan van de belangrijkste problemen blijkt toen en vandaag één van de hoofdkarakteristieken van politiek.  In zijn brief laat u Beer schrijven dat de drang naar rijkdom ons kapot maakt.  Dat diezelfde drang ons verleidt om dingen te doen waarvan we niet weten wat de gevolgen zijn.  Misschien moeten wij in die drang wel de oorzaak zoeken van de coronacrisis.  Van de klimaatopwarming.

 

Voorgaande zijn misschien de grootste parallellen.  Maar er zijn er nog.  Bij uw boek moet ik tijdens het lezen denken aan het migrantenthema.  Aan de religieuze spanningen.  Aan de bestorming van het Capitol.  Aan fake news.  Aan de mate waarin de vrijheid van denken wordt ingeperkt.  Aan al te gemakkelijke simplificaties als ik lees dat er altijd werk is voor iemand die wil werken.  Jawel, ik lees over die verre tijden terwijl ik mijn tijden overschouw.  Terwijl ik mijn tijden herkauw.  In dat herkauwen proef ik soms frustratie.  Ergernis.  Heel misschien moet ik in Beer niet enkel een stukje van u terugvinden.  Heel misschien moet ik in Beer ook een stukje van mijzelf terugvinden.

 

U zal het misschien al begrepen hebben.  U schreef een goed boek.  Meteen wil ik opmerken dat ‘goed’ toch iets te licht uitvalt.  Laat mij het daarom herformuleren.  U schreef een beste boek.  Dat is juister.  Voor uw boek kan ik enkel de overtreffende trap gebruiken.  Al het andere is te minnetjes.  Met dit boek hebt u ook een zware last van mijn schouders genomen.  U zal zich hiervan niet bewust zijn.  Toch is het zo.  Met uw boek schonk u mij het antwoord op de vraag wat een goed boek eigenlijk is.  Wat een goed boek eigenlijk moet zijn.  Ik lees al eens een boek.  Die vraag wordt mij dan ook wel eens gesteld.  Tot vóór uw boek verloor ik mij in gestotter en gewauwel.  Tot een heldere definitie kwam ik niet.  Nu is het eenvoudig.  Als mij die vraag nog eens wordt gesteld, zal mijn antwoord kort zijn.  Wildevrouw, dat zal mijn antwoord zijn.

 

Een goed boek doet pijn.  Wees gerust, hospitalisatie is niet nodig.  Laat mij die pijn omschrijven.  Het zal u duidelijk worden.  Althans, dat is wat ik hoop.  Bij een goed boek is er een constant verlangen om te lezen.  Om het boek ter hand te nemen en zich te verliezen in het verhaal.  Die honger kan niet altijd gestild worden.  Er zijn die plichtplegingen.  Die sociale verplichtingen.  Dat te moeten vaststellen doet pijn.  Die plichtplegingen hebben ook dat vervelende trekje dat niet ongelimiteerd kan gelezen worden.  Soms moet het boek dichtgeklapt worden.  Dat dichtklappen doet pijn.  Elk moment dat een goed boek niet gelezen kan worden veroorzaakt een zekere treurnis.  Een zekere wroeging.  Jawel, een zeker schuldgevoel naar de auteur toe.  Dat alles heb ik mogen ervaren bij het lezen van uw boek.  Nu zal u denken dat ik enkel pijn mocht ervaren bij uw boek.  Dat ik enkel treurnis mocht ervaren.  Dat mag u niet denken.  Bij het lezen van uw boek ervaarde ik ook plezier.  In grote mate.  In overgrote mate.  Ik ervaarde genot.  Ik verloor mij in uw boek.  Tijd was van geen tel.  De wereld sloot ik buiten.  Ik zonderde mij af.  Enkel Beer kon ik verdragen.  Hij mocht vertellen.  Enkel hem liet ik aan het woord.  Hij voerde mij weg van deze wereld.  Hij flitste mij terug naar dat verre verleden.  Naar zijn verleden.  Als ik las, stond ik in dat verleden.  Met beide voeten.  Daarom was terugkeren ook zo moeilijk.  Na het dichtklappen van uw boek kon ik niet onmiddellijk mijn wereld binnenstappen.  Acclimatiseren was nodig.  Pas dan kon het leven verder.

 

Beste Jeroen.  Ik wil u danken voor dit meesterwerk.  Voor dit pareltje.  Voor dit juweeltje.  Voor dit kunstwerk.  U bent voorwaar een vakman.  Misschien klinkt het wat flauwtjes wat ik nu zal schrijven.  Toch schrijf ik het.  U bent een literaire smid.  U smeedt elk woord.  In de juiste vorm.  Tot het juiste gewicht.  In de juiste dosis.  Toch is enkel dat niet voldoende.  Want met die juist gesmede woorden moet u ook nog iets doen.  U bent daarom ook een literair ingenieur.  Een literaire architect.  Met die grondstof van woorden bouwt u een prachtig verhaal.  U schakelt ze aaneen op een juiste wijze.  In een juiste volgorde.  Op een dergelijk overtuigende wijze dat ik enkel kan besluiten dat uw boek een meesterwerk is.  Dat schreef ik zonet nog maar.  Toch geeft dat niet.  Goede dingen moeten herhaald worden.  Daarom dus, bedankt voor dit overtuigende meesterwerk.  Duizend maal duizend keer dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Tineke
3 jaar geleden

Prachtig boek inderdaad.
Lees uw verslag en herken de woorden, die ik niet vinden kon.