Over de wonderlijke effecten van het STAM-Stadsmuseum en het Designmuseum. Brief aan Mathias De Clercq en Sami Souguir.

Gepubliceerd op 31 mei 2021 om 13:20

Beste Mathias,

Beste Sami,

 

Het was lang geleden.  Het was heel lang geleden.  Bijna anderhalf jaar.  Bijna anderhalf jaar terug stapte ik zomaar een concertzaal binnen.  Een theaterzaal.  Een museum.  Het was bijna een vanzelfsprekendheid.  Het leek zo gewoon.  Dat het toen de laatste keer in lange tijd was, wist ik niet.  Toch was het zo.  Dat weet ik nu.  Ik maakte mij zelf wijs dat ik het niet miste.  Ik wou niet klagen.  Ik wou niet zagen.  Er zijn ergere dingen, dat hield ik mij voor.  Als troost.

 

Gemis duwt men weg.  In een hoekje.  Om het niet meer te zien.  Om het niet meer te voelen.  Om zich zo te kunnen focussen op andere belangrijke dingen des levens.  Want het leven gaat door.  Dat doet het leven altijd.  Wegduwen dus, ik trachtte het zo te doen.  Het leek te werken.  Die enkele keren dat het gemis toch de kop opstak, duwde ik het dieper weg.  Nog dieper.  Jawel, ik hield mijzelf voor de gek.  Ik was ziende blind.

 

Dat kon ik het voorbije weekend vaststellen.  Het voorbije weekend zou ik nog eens een museum doen.  Beter nog, ik zou twee musea doen.  Het Design Museum en het STAM had ik geselecteerd.  Zaterdag had ik online gereserveerd.  Zondag ging ik.

 

De expo Home Stories in het Design Museum had mijn aandacht getrokken.  Het was de ondertitel - 100 years, 20 visionary interiors - dat mij naar binnen riep.  Het museum voerde mij langs twintig interieurs.  Van architecten.  Van kunstenaars.  Van interieurontwerpers.  Ik zag maquettes.  Ik zag foto’s.  Ik zag objecten.  Zonder het echt te beseffen keerde ik terug in de tijd.  Tot in de jaren ’20.  Ik zag hoe ideeën veranderen.  Ideeën over hoe wij leven.  Hoe wij willen leven.  Heel waarschijnlijk zal u denken dat ik een expert ben in de materie.  Dat ik beroepshalve geïnteresseerd ben in deze materie.  Ik moet u teleurstellen.  Een expert ben ik niet.  Een leek, dat is wat ik ben.  Dat zou een handicap kunnen zijn.  Toch is het dat niet.  Integendeel.  Akkoord, de namen van die architecten, kunstenaars en interieurontwerpers doen geen belletje rinkelen bij mij.  Met uitzondering dan van Andy Warhol en Karel Lagerfeld.  De rest evenwel is mij totaal onbekend.  Maar zoals ik al zei, dat hindert niet.  Mijn niet vooringenomen onbevangenheid doet mij openstellen.  Doet mij reflecteren.  Terwijl ik rondloop denk ik aan mijn eigen huis.  Aan mijn pogingen om mijn huis in te richten.  Aan mijn pogingen om in die inrichting mijn persoonlijkheid te laten doorschemeren.  Want dat is wat ik hoop.  Dat iedereen kan lezen wat mij in mijn leven aanstuurt.  Dat iedereen kan lezen wat mijn passies zijn.  Zonder dat ik zelf een woord hoef te zeggen.  Na het bezoek ben ik niet meteen naar huis gestormd.  Ik ben niet meteen overgegaan tot herinrichten.  Ik heb niet alles overhoop gegooid.  Wel zal mij bijblijven hoe iedereen tracht om van zijn huis een thuis te maken.  Om van zijn huis een plek te maken waar het heerlijk vertoeven is.  Om van zijn huis een plek te maken waarnaar men graag terugkeert.  Dat lijkt bijna een constante te zijn.  Doorheen die honderd jaar.  Architecten doen.  Kunstenaars doen het.  Interieurontwerpers doen het.  Jawel, zelfs leken doen het.  De een al uitbundiger dan de ander.  De een al grootser dan de ander.  De een al extravaganter dan de ander.  De een al meer minimalistisch dan de ander.  De een al gewaagder dan de ander.  Elkeen geeft zijn interpretatie aan dat streven.  Hoe dat kan variëren doorheen de tijd, heb ik in het Designmuseum mogen ervaren.  Het was een heerlijke tijdsreis.

 

Tijdreizen deed ik niet enkel in het Designmuseum.  Ik deed het ook in het STAM.  Mijn vertrekpunt in dit museum waren geen interieurs.  Hier vertrok ik vanop een luchtfoto.  Een luchtfoto van Gent.  Over die foto liep ik.  Op zoek naar mijn huis.  Want mijn huis zou het vertrekpunt van de reis worden.  Alvorens ik bij mijn huisje kwam, zocht ik nog enkele andere ijkpunten.  De Ghelamco Arena.  De Nieuwe Wandeling.  Het UZ.  De Bijloke.  Ik hielp een andere bezoekster haar studentenkot vinden.  Zij woonde nu in Brussel.  Maar in Gent had zij gestudeerd.  Nu wou zij haar kinderen tonen waar zij precies gewoond had.  Geleefd had.  Op haar zoektocht over de foto hielp ik een handje.  Ik bracht haar tot aan haar kot op de Poel.  Maar dan ging ik naar mijn huisje.  Want van daaruit zou ik vertrekken.  Van daaruit zou ik het verhaal van Gent gaan lezen.  Van daaruit zou ik terugkeren in de geschiedenis.  De geschiedenis van Gent.  Mijn Gent.  Ik zie mijn Gent ontstaan.  Ik zie mijn Gent groeien.  Ik zie mijn Gent bloeien.  Ik lees over de gloriemomenten.  Ik lees over de dieptepunten.  Doorheen alle tijden voel ik die constante zoektocht om de unieke eigenheid van een stad te conserveren.  Ik voel die constante wil om binnen die unieke eigenheid te innoveren.  Te experimenteren.  Dat geeft spanningen.  Dat geeft fricties.  Een stad struikelt.  Een stad staat rechtop.  Dat gebeurt.  Die momenten van vallen en overeind krabbelen worden in het STAM niet uit de weg gegaan.  Die worden aangehaald.  Die worden gekaderd.  Die worden benoemd.  Want zonder is een totaalbeeld onmogelijk.  Dat totaalbeeld is de voornaamste betrachting in het museum.

 

Na het museum ga ik een terrasje doen.  Bij het STAM.  Ik drink een koffie.  Ik eet een taartje.  Ondertussen kijk ik om mij heen.  Ondertussen kijk ik in mij.  Die inkijk doet mij beseffen dat ik lange tijd heb gedwaald.  Ik zit op dat terrasje en besef hoe hard ik dit alles heb gemist.  Een terrasje.  Een museum.  Terwijl ik om mij heen kijk naar mensen die zojuist hetzelfde hebben gedaan als ik, besef ik wat een museum doet.  Een museum voedt.  Een museum laadt op.  Een museum begeestert.  Een museum stelt vragen.  Een museum geeft antwoorden.  Een museum geeft goesting.  Een museum doet fronsen.  Een museum doet glimlachen.  Dat alles wist ik ergens wel.  Alleen, ik was het vergeten.  Corona en alle maatregelen hadden het mij doen vergeten.  Hier, op dit terrasje, kwam alles weer terug.  Ik liep vol van warmte.  Ik liep vol van warm geluk.

 

Ik trok opnieuw de stad in.  Van de Bijloke naar het centrum.  Eindelijk zag ik opnieuw volle terrasjes.  Eindelijk zag ik opnieuw mensen om mij heen.  Plots zag ik mijn stad opnieuw bruisen.  Alle kleuren waren feller.  Alle kleuren waren intenser.  Het leek alsof de doffe matheid van mijn stad plots werd afgelegd.  Ik zag de stad opnieuw zoals de stad ooit was geweest.  Ik werd opnieuw fier op mijn stad.  Ik werd opnieuw trots op mijn stad.  Want die fierheid leek gedoofd door corona.  In die gekke tijden leek mijn stad uitgeblust.  Doods.  Nu was mijn stad opnieuw alive and kicking.  Dat was het heerlijke effect van twee musea en één terrasje.  Ik had opnieuw goesting.  Ik had opnieuw zin.  Om te ontdekken.  Om te ontmoeten.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.