Uitgelezen: Mijn lieve gunsteling. Brief aan Marieke Lucas Rijneveld.

Gepubliceerd op 19 mei 2021 om 13:02

Beste Marieke Lucas,

 

Nooit eerder had ik dat gevoel.  Nooit eerder had ik dat vies gevoel.  Alles veranderde met uw boek.  Met uw boek in handen voelde ik mij een voyeur.  Een gluurder.  Jawel, ik voelde mij een viezerik.  Om die reden wou ik uw boek ver van mij wegduwen.  Tegelijk keerde ik toch steeds weer terug naar uw boek.  Om verder te lezen.  Uw boek negeren lukte mij niet.  U had mij in een houdgreep.  U slingerde mij heen en weer.  De ene keer voelde ik een zekere sympathie voor veearts Kurt.  De andere keer walgde ik van diezelfde persoon.  In het voelen van enige mate van sympathie voelde ik mij schuldig.  Tegelijk voelde ik mij ook schuldig in de walging omdat ik meende dat het verderfelijke van de daad enig begrip niet onmogelijk mag maken.  De daad moet veroordeeld worden.  Tegelijk moet die daad ook begrepen worden.  Nooit eerder las ik een boek waarbij ik mij schuldig voelde.  Schuldig aan het lezen van het boek.  In die mate dat ik mij bijna verborg als ik uw boek las.  Ik hield het voor mijzelf.  Niemand hoefde het te zien.  Zodat ik mij niet hoefde te verantwoorden.  Verantwoorden waarom ik dit boek toch maar las.

 

Zoals u kan lezen, ik worstel met uw boek.  U lijkt te beseffen hoe u die worsteling bij de lezer kan bewerkstelligen.  Vooreerst plaatst u uw verhaal in een boerengehucht.  The Village.  Het lijkt bijna onmogelijk maar toch is het zo.  Hier lijkt God nog te regeren.  Hij lijkt wel de scepter te zwaaien over het gehucht.  God wikt en beschikt, zo voelt het.  Frivole vrolijkheid lijkt ver weg in dit dorp.  Eng.  Benauwend.  Akelig.  Donker.  Eenzaam.  Die woorden borrelen spontaan in mij op als ik de sfeer in The Village zou moeten vatten.  In dat beklemmende dorp plaatst u vervolgens uw protagonisten.  De veertienjarige lieve gunsteling.  De negenenveertigjarige veearts Kurt.  Beiden zijn beschadigd.  Eén van haar broers kwam om bij een auto-ongeluk.  Haar moeder liet haar achter.  Bij haar vader en broer.  Hij werd dan weer misbruikt door zijn moeder.  Althans, dat is wat ik vermoed.  Hij zegt het niet expliciet.  Het wordt gesuggereerd.  Tussen de lijnen.

 

Die beschadigde wezens brengt u samen.  Een vriendschap groeit.  Zij worden elkaars ankerpunt.  Hij wordt haar klankbord.  Aan hem vertelt zij alles.  Dat het meisje een rijke fantasie heeft, blijkt al snel.  Zij voert in haar hoofd gesprekken met Freud.  Met Hitler.  Zij voelt zich verantwoordelijk voor de aanslag op de Twin Towers.  Meer nog, zij had hierin een aandeel.  Dat alles hoeft zij niet te verbergen voor Kurt.  Bij hem kan zij haar fantasie botvieren.  In volle vrijheid.  Twee eenzame zielen vinden elkaar.  Het had mooi kunnen zijn.  Helaas, mooie liedjes duren niet lang.  De vriendschap ontaardt.  De vriendschap verwordt tot misbruik.  Hij vergrijpt zich aan haar.  Meermaals.

 

Om dat volledige verhaal te vertellen geeft u het woord aan Kurt.  Aan de veearts.  In briefvorm vertelt hij zijn verhaal.  In een brief gericht aan zijn lieve gunsteling.  Die brief schrijft hij na de feiten.  Dat moet blijken.  Want in die brief verwijst hij naar magistraten.  Naar zijn verhoor.  Maar dat zijn slechts kanttekeningen.  Kern van de brief is eigenlijk zijn zoektocht naar een verklaring.  Een verklaring voor zijn verlangens.  Een verklaring voor zijn liefde.  Want dat is wat hij voelt, liefde.  Nochtans lijkt ook hij te twijfelen.  Hij lijkt te beseffen dat zijn beweegredenen afstotend zijn.  Maar toch gaat hij door.  Toch gaat hij steeds een klein stapje verder.  Het lijkt wel een verslaving.  Een honger die niet kan gestild worden.  In een poging om dat alles te begrijpen schrijft hij dat zij diende als morfine tegen het zeer.  Het zeer van de jeugdherinneringen.  Van de nachtmerries waarin moeder steeds terugkwam.  Aan het eind van de brief trekt hij misschien een juiste conclusie.  Hij schrijft dat ook hij gekwetst is.  Dat hij nooit van vrouwen kon houden omdat hij nooit een man was geworden.  Hij voelde zich nog een kind en bij zijn lieve gunsteling kon hij dat zijn.  Dat zou een verklaring kunnen zijn.  Een verklaring.  Geen excuus.

 

De brief die hij schrijft is als een waterval.  De woorden stromen.  Kletteren.  In lange, bijna nooit eindigende zinnen brengt hij zijn verhaal.  De lezer wordt hierin meegesleurd.  Diezelfde lezer wordt geen rustpauze gegund.  Geen enkel moment kunnen wij aan de kant gaan staan.  Geen enkel moment kunnen wij naar lucht happen.  Het lijkt een bewuste keuze te zijn.  Als lezer kunnen wij niet reflecteren.  Tijd voor overpeinzingen of kritische bemerkingen is er niet.  We moeten mee.  Het ritme van de briefschrijver gijzelt ons.  In die gijzelneming lijken wij geïsoleerd te zijn van andere invalshoeken.  Van andere standpunten.  Daartoe hebben wij niet de noodzakelijke tijd.  Die ontbreekt.  Bijna gedwongen gaan wij mee in die woordenstroom.  Wij gaan kopje onder.  Verdrinken doen wij net niet.  Pas aan het eind van de brief spoelen wij aan.  Pas aan het eind komt die noodzakelijke tijd.  Een tijd waarin wij enkel verbijsterd kunnen zijn.  Verbijsterd om wat wij net gelezen hebben.  Eenmaal aangespoeld kunnen wij ons vragen gaan stellen.

 

Ik heb uw boek gelezen.  Terwijl ik heftig worstelde.  Nooit eerder heeft een boek mij zo aangegrepen.  Uw boek grijpt mij aan omdat ik bij mij vaststelde dat ik in staat was mee te gaan in de zoektocht naar een verklaring.  Een verklaring voor misbruik.  Uw boek grijpt mij aan omdat ik bij mij vaststelde dat ik bereid was mij open te stellen voor die verklaring.  Dat openstellen lijkt een veroordeling zondermeer in de weg te staan.  Ik wil niet enkel veroordelen.  Ik wil ook begrijpen.  Dat bij mijzelf te moeten vaststellen is behoorlijk confronterend.  Als auteur lijkt u die mogelijke botsing te begrijpen.  Dat begrip toont u door de hardheid van de feiten te laten contrasteren met de schoonheid van de taal.  Met de schoonheid van uw taal.  U lijkt ons die schoonheid aan te reiken als excuus om toch verder te gaan met lezen.  Als troost. 

 

Beste Marieke Lucas.  Uw boek heb ik uit.  Maar echt dichtgeklapt heb ik het nog niet.  Het blijft rondjes draaien in mijn hoofd.  Ik herbeleef het verhaal.  Ik herkauw het verhaal.  Telkens tracht ik mijn positie te bepalen.  Tot een vaste positie kom ik niet.  Nog niet.  Die wisselt.  Die slingert heen en weer.  Voorlopig laat uw boek mij niet los.  Voorlopig zit het nog onder mijn huid.  Dat u dat kan bewerkstelligen pleit in uw voordeel.  Dat u dat kan bewerkstelligen mag als bewijs beschouwd worden van uw literaire vakmanschap.  Ik wil u dus danken.  Van ganser harte.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.