Uitgelezen: Het licht dooit. Brief aan Xander Jongejan.

Gepubliceerd op 12 mei 2021 om 13:02

Beste Xander,

 

Het licht dooit.  Dat moest een vergissing zijn, dacht ik.  Een zetfoutje.  Het licht dooft, dat moest het zijn.  Toch? Dat er een fout zou zitten in de titel van uw boek leek mij bijna onmogelijk.  Dat kon gewoonweg niet.  Toch had ik die gedachte elke keer weer.  Elke keer dat ik naar uw boek keek.  Die gekke gedachte had mij van uw boek kunnen wegduwen.  Toch was dat niet wat gebeurde.  Het omgekeerde gebeurde.  Die gekke gedachte dreef mij naar uw boek.  Omdat ik nieuwsgierig was.  Omdat ik wou begrijpen wat er zou gebeuren als het licht dooit.  Omdat ik die gekke gedachte eindelijk zou kunnen uitgommen.  Ik ging lezen.

 

Ik maak kennis met Deik, het hoofdpersonage uit uw boek.  De cirkel is rond, dat wordt wel eens gezegd.  Maar om die spreekwoordelijke cirkel rond te krijgen moeten er heel wat dingen gebeuren.  Dingen waarvan u mij getuige laat zijn.  Ik leer Deik kennen op het moment dat hij dakloos is.  Dat moment valt net op of net voorbij de helft van de ronde cirkel.  Om te begrijpen hoe het zo ver is kunnen komen met Deik moeten we terugkeren.  Naar het begin van de ronde cirkel.  Dat doet u.  U voert mij terug.  Naar de tijd van de schoolbanken.  U laat mij zien hoe het leven van Deik zich uitrolt.  Dat uitrollen is niet vanzelfsprekend.  Deik schermt zich af.  Houdt afstand.  Een echt sociaal dier kunnen we hem niet noemen.  Dat verandert als hij Bart leert kennen.  Zij worden beste vrienden.  Vanuit een passie voor schrijven groeit een vriendschap.  Of misschien moet die vriendschap eerder omschreven worden als een noodzaak.  Deik heeft Bart nodig om zijn zelfkritiek te ontmantelen.  Deik durft het niet aan zichzelf schrijver te noemen.  Bart sloopt die muur.  Die angst.  Een verbond lijkt gesloten.

 

Samen trekken zij het nachtleven in.  Om het te maken als schrijver achten zij het noodzakelijk om binnen te dringen in de literaire scene.  Dat moet hen het toegangsticket bezorgen tot het schrijverschap.  Tot een stralende en veelbelovende toekomst.  Dat lijkt te lukken.  Zij worden opgenomen in die kring van kunstzinnige types.  Meer nog, Deik begint een relatie met een vrouw uit die kring.  Niet enkel het schrijverschap lijkt verzekerd.  De toekomst als echtgenoot en vader lijkt plots een haalbare kaart.  Alles lijkt goed te gaan.  Alles lijkt vlotjes te verlopen.

 

Maar dan komt Bredero om de hoek kijken.  Inderdaad, het kan verkeren.  Die uitspraak van de Nederlandse schrijver heeft bijzonder zware gevolgen voor Deik.  Zijn relatie met Ellen versplintert.  Zijn vriendschap met Bart verbrokkelt.  Plots staat Deik alleen op de wereld.  Verraad heeft hem daar gebracht.  Tijd om harde besluiten te trekken.  Dat doet Deik.  Hij trekt de deur achter zich dicht.  Enkel een tas pakt hij mee.  Het leven als dakloze wenkt.  Het leven als dakloze begint.  Als het ooit met mij dezelfde kant zou opgaan, dan weet ik dat ik in uw boek handige tips vindt om te overleven als dakloze.  In uw boek kan ik een handleiding daartoe vinden.  Ik lees hoe ik mij warm zou kunnen houden.  Hoe ik de kou zou kunnen verdrijven.  Hoe ik zou kunnen stelen.  Hoe ik aan eten zou kunnen komen.  Dat alles heeft Deik zich eigen moeten maken.  Door vallen en opstaan. 

 

Maar dan wordt de cirkel dichtgemaakt.  Dan komt het moment waarop het stopt met regenen.  Waarop de zon opnieuw gaat schijnen.  Want, jawel, na regen komt zonneschijn.  Zelfs voor Deik.  Dat moment van die eerste zonnestralen begint met het bezoek van de wethouder aan de opvang voor daklozen.  Een opvang waar ook Deik vaak verblijft.  De opvang dreigt gesloten te worden.  Besparingen.  Protest moet georganiseerd worden.  In het organiseren van dat protest ontdekt Deik opnieuw zijn talenten als schrijver.  Het schrijven van een artikel in de daklozenkrant zet alles in beweging. 

 

Deik wordt geconfronteerd met het verleden.  Met verloren vrienden.  Met verloren vriendinnen.  De levenspuzzel met alle losse stukjes wordt opnieuw gelegd.  Plots lijkt alles in elkaar te vallen.  Plots lijkt iedereen zijn plek te vinden.  Eindelijk.  Pas nu worden de woorden gezegd die eerder hadden gezegd moeten worden.  Zonder verhuld te zijn.  Zonder verborgen te zijn.  Indien uw boek een sprookje was, zou u kunnen eindigen met die wereldberoemde en door iedereen gekende woorden: ze leefden nog lang en gelukkig.  Uw boek is evenwel geen sprookje.  Die woorden zal u niet gebruiken.  U kiest voor een open einde.  Een open einde waarin ik geluk lees.  Puur geluk.  Ik kan het verkeerd hebben.  Dat kan best.  Maar toch vul ik zo dat open einde in.  Omdat Deik daar eindelijk recht op heeft.

 

Het lijkt een eenvoudig verhaaltje.  Dat is het niet.  U maakt er iets bijzonders van.  U maakt er een verhaal van dat onder de huid kruipt.  Daarvoor is Deik in de eerste plaats verantwoordelijk.  Hij neemt de lezer mee op sleeptouw.  Hij maakt ons tot bondgenoot.  Tot lotgenoot.  Wat hem gebeurt, gebeurt ook ons.  Wij voelen die vertwijfeling.  Wij voelen die angst.  Wij voelen die pijn.  De zoektocht van Deik wordt uiteindelijk onze zoektocht.  Wij sympathiseren met hem.  Wij supporteren voor hem.

 

Toch is niet enkel Deik voor dat alles verantwoordelijk.  U hebt hier even zozeer de hand in.  U schept het verhaal.  U creëert het verhaal.  U weet dat aangrijpende en bovenal geloofwaardige verhaal uit uw mouw te schudden.  U schudt niet enkel.  U zet het ook op een verbluffend mooie wijze op papier.  Elk woord staat op de juiste plaats.  Die juiste plaats hebt u gezocht.  Hebt u gevonden.  Alle juist geplaatste woorden volgen elkaar op en groeien uit tot dit verhaal.  Tot het verhaal van Deik.  Alle juist geplaatste woorden groeien uiteindelijk uit tot uw boek.  Tot uw mooie boek.  Tot uw fantastische boek.  Tot uw overtuigende boek.

 

Het licht dooit.  Uw boek is uit.  Nu begrijp ik het.  Het licht dooit tot die seconde van warm duister.  Tot het moment waarop het licht zei dat het begon.  Tot het moment dat alles rust wordt.  Het licht dooit en uw verhaal begint.  Het licht dooit en mijn rust begint.  Want ik ben met uw boek.  Ik ben in uw boek.  Uw boek, ik en het dooiende licht.  Een heilige Drievuldigheid, zo lijkt het wel.

 

Beste Xander.  Uw boek verraste mij.  Op een meer dan aangename manier.  Ik was een beetje bang aan uw boek te beginnen.  Dat was geheel onterecht.  Want na het lezen van uw boek kan ik besluiten dat u mij een mooi cadeau gaf.  Een cadeau in de vorm van een boek.  Uw boek.  Voor dat ontroerende geschenk kan ik u enkel maar bedanken.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.