Beste Melissa,
Beste Abdil,
Beste Simon,
Beren jagen. Ik heb het nooit gedaan. Ik zal het ook nooit doen. Of toch wel. Toch wel. Tijdens de eerste lockdown. Dan heb ik het gedaan. Tijdens mijn vele wandelingen heb ik mij overgegeven aan het beren jagen. Speelgoedbeertjes welteverstaan. Ik ben een dierenvriend. Dat ik op die beestjes jaagde, heb ik nooit luidop toegegeven. Ik ben een man. Een volwassen jongen. Van ons wordt niet verwacht te jagen op pluchen beren. Van ons wordt verondersteld na te denken over de grote wereldproblemen. Over oplossingen om de grote wereldbranden te blussen. Beertjes passen dan niet in dat verwachtingspatroon. Speelgoed moeten we op een bepaalde leeftijd ontgroeid zijn. Dat weet ik allemaal wel. Toch heb ik het gedaan. Heimelijk. Op mijn coronawandelingen speurde ik naar die pluchen beertjes. Ik keek achter ramen en deuren. Sommigen zag ik snel. Anderen slechts na heel lang speuren. Ik ging zo op in het spel dat ik afwezig leek. Althans, dat zei mijn vrouw. Zij zei dat ik er niet bij was met mijn gedachten. Dat het leek alsof zij tegen haarzelf praatte. Ik ontkende. Neen, neen, neen, ik was bij de les. Dat zei ik haar. Ik herschikte mij in mijn rol van gesprekspartner. Maar vanuit mijn ooghoeken zag ik die beertjes. Ik kon het niet laten.
Het jagen op beertjes is voorbij. De hype is overgewaaid. De beertjes zijn weg. De corona is gebleven. Dus blijven we wandelen. Voorlopig zonder uitdaging. Gewoon kilometers vermalen. Van begin naar eind. Van punt A naar punt B. Vertrekken en aankomen. Alles werd wat serieuzer. Wat ernstiger. Ernst is altijd minder leuk. De nood aan verstrooiing is hoog. Schrijf ik nu dat wandelen plots saai is geworden. Geenszins. Ik wandel doorheen mooie plekjes in ons landje. Soms zelfs door de mooiste plekjes. Dat op zich schenkt voldoening. Toch blijf ik hongeren naar een extraatje. Een extraatje dat mij vooruit stuwt. Dat mij vooruit jaagt. Een extraatje dat een extra motor kan zijn.
In Gent werd mijn honger naar dat extraatje opgevangen. Opgepikt. Drie Gentenaars kwamen met een nieuw idee. Ter vervanging van de berenjacht. Als alternatief voor de receptentocht. U kwam met het schitterende idee om een boek aan het raam te plaatsen. Vergezeld van een papiertje waarop kan gelezen worden waarom het boek mag beschouwd worden als een absolute aanrader.
Ik kon mijn geluk niet op. U kan het niet weten maar ik heb die neiging. Telkens ik iemand een boek zie lezen, wil ik achterhalen welk boek hij of zij leest. Ik doe dan al het nodige. De meest onmogelijke houdingen neem ik aan. Om het te weten. Pas als ik de titel van het boek op de rug of de kaft heb ontcijferd vind ik rust. Niet eerder. Gewoon op de man of vrouw afstappen zou eenvoudiger zijn, ik weet het, maar een dergelijke actie vind ik te invasief. Ik wil mij niet opdringen. Lezer(e)s(sen) mogen niet gestoord worden. Ik zwijg dus. Ik kronkel en zoek. Tot ik vind.
U maakt het mij voortaan makkelijker. U reikt mij het antwoord aan. Op een presenteerblaadje. Aan het raam kan ik zien en lezen welke boeken gelezen worden. Uw initiatief jaagt mij naar buiten. Ik wil op ontdekkingstocht. Ik dool de stad rond. Op zoek naar titels. Titels die mij verbazen. Titels die mij verheugen. Titels die mij prikkelen. Aan de ramen zal ik naar die aanbevolen boeken kijken. In mijn hoofd zal ik mij een voorstelling maken van de man of de vrouw die het boek las. Van de omstandigheden waarin gelezen wordt. Van de beweegredenen om net dat ene boek aan te prijzen. Van de mogelijk aanwezige boekenkast(en). Ik zal niet enkel de titel van het boek lezen. Ik zal niet enkel lezen waarom het boek aangeprezen wordt. In mijn hoofd zal ik vele details aanvullen. Die details zullen niet noodzakelijkwijs correct zijn. Dat hoeft ook niet. Dat is fantasie. Inbeelding. Verbeelding. Dat allemaal opgewekt door één boek. Jawel, wandelen doorheen Gent zal nooit meer hetzelfde zijn. U levert dat extraatje opnieuw aan. Die motor.
Ik droom verder. Ik weet dat de meeste dromen bedrog zijn. Toch doe ik het. Ik droom dat andere steden en gemeenten volgen. Ik droom dat aan elk raam een boek verschijnt. Niet enkel in België. Ook in andere landen. Ik droom dat ik op mijn reizen vele boeken tref. In begrijpelijke talen. In onbegrijpelijke talen. Ik droom. Ik lach. Ik ben gelukkig. U ziet, boeken kunnen wat doen met een mens. Het verhaal begint in Gent en voor ik het goed en wel besef zit ik met mijn hoofd in andere werelddelen. In vreemde continenten. Dat is de kracht van een boek. Dat besef ik nu nog maar eens.
Beste Melissa. Beste Abdil. Beste Simon. Ik wens u succes met uw initiatief. Verder wil ik u nu al danken voor de wandelingen doorheen onze stad. Met die extra prikkel. Wie weet treffen wij elkaar op één van die wandelingen. Dan zal ik u vertellen over mijn favoriete boek. Met graagte. Met plezier.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties