Beste Sigrid,
Ik weet het niet. Zelfs na het lezen van uw boek weet ik niet of ik uw boek een roman mag noemen. Ik twijfel. Eerder zou ik het een bundeling noemen van gedachten. Van herinneringen. Al die gedachten en herinneringen worden losjes aan elkaar gezet. Dat zou verwarrend kunnen zijn. Het zou kunnen geïnterpreteerd worden alsof u van de hak op de tak springt. Dat doet u niet. U schept orde in de chaos. Centraal in al die gedachten en herinneringen staat een overleden vriend. Een overleden vriend van een schrijfster. Die schrijfster laat u aan het woord. Het lijkt alsof de schrijfster een gesprek aangaat met de overleden vriend. Want behalve hun vriendschap hebben zij nog één ding gemeenschappelijk, de literatuur. De vriend was een literatuurprofessor. Dat gemeenschappelijke bleek de voedingsbodem voor een lange en hechte vriendschap.
Die vriend overleed. Dat schreef ik reeds. Die vriend pleegde zelfmoord. Dat schreef ik nog niet. Dat is een nieuw gegeven. Ik kan het niet helpen maar bij het lezen van uw boek moest ik vaak denken aan dat ene liedje van Bram Vermeulen, Testament. In dat lied zingt Vermeulen dat iemand pas echt dood is als hij wordt vergeten. Het lijkt alsof de schrijfster uit uw boek dat liedje ook kent. Want door met hem in gesprek te gaan houdt zij haar vriend in leven. U lijkt dat ook te denken. In uw boek zegt u dat over doden spreken de enige voor ons mogelijke manier is om de overledene levend te houden. De schrijfster zoekt een manier om met haar rouw om te gaan. Het verlies van een zo hechte vriend kan best wel ingrijpend zijn. Want er is niet enkel het verlies. Er zijn ook de vragen rondom de zelfmoord. Er wordt al te vaak gezocht naar redenen voor een zelfmoord. Om het zo te kunnen begrijpen. U stelt dat men niet moet trachten zelfmoord te begrijpen. De dood van de zelfmoordenaar noemt u een mysterie. Hij of zij kiest voor het zwijgen. Dat zwijgen moet hem of haar gegund worden. Het lijkt evident. Dat is het niet. Ook in uw boek struikelt de schrijfster in haar zoektocht naar een weg om met die plotse dood om te gaan.
Die plotse dood heeft haar klankbord weggenomen. Bij de literatuurprofessor kon de schrijfster terecht met haar vele vragen. Over het schrijverschap. Over het schrijven zelf. Nu valt dat klankbord weg. Blijft zij alleen achter met die vele vragen. Want die blijven komen. Vragen over schrijvers en hun houding tegenover boeken. Over schrijven als zelfhulp. Over het schrijven als een gevecht. Over waardigheid en schrijven. Over de eenzaamheid van het schrijven. Over de roeping van de schrijver. Over het unieke van het schrijven. Die vragen heeft zij nog altijd. Alleen blijft het antwoord uit. Enkel de stilte blijft hangen. Omdat vragen nooit onbeantwoord mogen blijven, gaat zij op zoek naar antwoorden. In de literatuur. Antwoorden vindt zij bij Rilke. Bij Wittgenstein. Bij Flaubert. Bij Kundera. Bij Nabokov. Uw boek wordt zo niet enkel een handleiding bij rouwverwerking maar laat tegelijk een helder licht schijnen over het schrijverschap en de literatuur.
Er is niet enkel de dood. Er is ook het leven. Dat leven wordt gesymboliseerd door de hond. Apollo. Zo heet de hond. De literatuurprofessor laat de hond na zijn dood achter bij zijn beste vriendin. Bij leven werd dit nooit afgesproken. Bij leven werden hierover geen afspraken gemaakt. Het lijkt een nooit uitgesproken belofte. Een belofte die de schrijfster enkel kan nakomen. Vrienden laat men nooit in de kou staan. Zelfs niet na hun dood. Het is alsof de schrijfster een schuld inlost tegenover de gestorvene door de hond in huis te nemen. Meer nog, via de hond lijkt de overledene toch nog in leven. De hond treedt in de plaats van een goede vriend. Op die manier kan de schrijfster haar beste vriend toch nog bij haar houden. Op die manier hoeft de schrijfster nog geen afscheid te nemen. De vriend (de titel van uw boek) was de literatuurprofessor. De vriend wordt de hond. De vriendschap wordt doorgegeven. Van de professor aan de hond.
U doet ons niet enkel nadenken over het rouwen. U doet ons niet enkel nadenken over het schrijven. U doet ons niet enkel nadenken over het sterven. Net zo goed doet u ons nadenken over het hebben van een huisdier. Over het hebben van een hond als huisdier. U leert ons vele dingen over een hond. U doet ons nadenken over het leven van een hond. Over het karakter van een hond. Over de gedachten van een hond. Over de herinneringen van een hond. Over de onvoorwaardelijkheid van een hond. Over de liefde van een hond. Over de liefde voor een hond. U doet dat op een dergelijke sublieme manier dat ik besloten heb ooit een hond te nemen. Omdat u overtuigend aantoont welke kracht uitgaat van de liefde voor een hond. Ik heb die kracht gevoeld. Op een dergelijke intense manier dat ik die kracht zelf wil ervaren.
Vaak dacht ik dat het boek een brief was. Eén lange brief van de schrijfster aan haar overleden vriend. In die brief doet zij verslag van het leven na zijn dood. Van het leven voor zijn dood. Een brief dat nog zou kunnen opgevat worden als een biecht. Waarin zij opbiecht hoe zij de overleden vriend heeft ervaren. Als schrijver. Als docent. Als vrouwenverslinder. Als verleider. Als vriend. Het lijkt wel alsof zij alles eindelijk durft uit te spreken. Durft te benoemen. Eindelijk durft zij hun vriendschap te analyseren. Een vriendschap, die na de analyse, nog steeds overeind blijft. Nog steeds even hecht blijft. In die zogezegde brief komt de uitzonderlijkheid van een hechte vriendschap duidelijk naar voor. De schrijfster en de professor, twee handen op één buik. Niemand kon daar tegenop. Niemand kon daar tussenin komen.
Ik blijf met een vreemd gevoel achter na het lezen van uw boek. Eenzelfde gevoel dat ik had na het lezen van Zeepijn van Charlotte Mutsaers. Ook nu kan ik dat gevoel niet benoemen. Wel weet ik dat het gevoel positief is. Wel weet ik dat uw boek mij niet meteen zal loslaten. Wel weet ik dat uw boek nog heel lang bij mij zal blijven. Rouw, dood, vriendschap. Vele vragen spoken nog door mijn hoofd. Vele antwoorden dien ik nog te vinden.
Beste Sigrid. U schreef geen evident boek. U schreef geen gemakkelijk boek. Wat u wel schreef is een voortreffelijk boek. Een uitmuntend boek. Het was een plezier dit boek te mogen lezen. Dit boek te kunnen lezen. Daarom wil ik u danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties