Eén stad, vele schitteringen. Brief aan de Antwerpenaar.

Gepubliceerd op 3 augustus 2020 om 12:17

Beste Antwerpenaar,

 

Alvorens ik de loftrompet steek over uw stad, wil ik één ding duidelijk stellen. Zodat er geen misverstanden ontstaan. Zodat ik niet kan beschuldigd worden van vooringenomenheid. Ik ben een Gentenaar. Geboren en getogen. Toch durf ik mij geen rasechte Gentenaar te noemen. Om dat te mogen claimen ontbreekt dat ene stukje. Het Gentse dialect ben ik niet machtig. Zelfs het charmante gekuiste Gents heb ik niet onder de knie. Die tekortkoming is een kleine smet op mijn Gentse blazoen. Die kleine tekortkoming verhindert mij evenwel niet bijzonder fier te zijn op mijn stad. Inzake mijn stad ben ik een chauvinist. Gent is de mooiste stad van België. Met enige zin voor overdrijving zou ik zelfs durven te stellen dat Gent de mooiste stad van de wereld is.

 

Chauvinisme kan blind maken. Dat kan gebeuren. Zodat de schoonheid op andere plekken niet wordt ontdekt. Zodat de schoonheid op andere plekken wordt ontkend. Aan deze fout wil ik mij niet bezondigen. Daarom schrijf ik u deze brief. Omdat ik meen dat deze brief noodzakelijk is. In deze voor u moeilijke coronatijden. Mensen worden ontraden naar uw stad te komen. Uw stad kleurt rood. Voor vele landen wordt uw stad een no-go-zone. Enkel goed om door te rijden. Niet om halt te houden. Als Gentenaar zou ik hierbij leedvermaak kunnen hebben. Ook dat kan een gevaarlijk neveneffect zijn van mijn stedelijk chauvinisme. Laat mij evenwel duidelijk zijn, leedvermaak heb ik niet. Geenszins. Meer nog, ik betreur de gang van zaken. Ik kan begrip opbrengen voor de maatregelen. Gezondheid primeert. Dat moet voor iedereen duidelijk zijn. Maar tegelijk besef ik dat uw stad in deze tijden niet langer meer kan schitteren. Want ook daarover wil ik duidelijk zijn, uw stad is gemaakt om te schitteren.

 

Meermaals was ik getuige van die schittering. Uw stad schittert in het Rubenshuis. In de Sint-Carolus Borromeuskerk. Uw stad schittert in het MAS. In het MUHKA. Uw stad schittert in het Fotomuseum. In de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. U stad schittert in het Modemuseum. In de Zoo. Uw stad schittert op de Grote Markt. Op de Scheldekaaien. In deze opsomming kan u mij beschuldigen dat ik mij enkel beperk tot de toeristische highlights. Ik wil evenwel ook stilstaan bij de vele verborgen pareltjes. Door mij niet bij naam gekend. Maar onbekend is in deze niet onbemind. Telkens ik naar Antwerpen kom, verlang ik naar ontmoetingen met die verborgen pareltjes. Uw stad weet dus niet enkel te schitteren. Het weet die schittering ook te combineren met verrassing. Verrassende schitteringen, bestaat er nog iets mooier? Ik dacht het niet. Verdwalen in een stad kan dus ook best aangenaam zijn. Het valt zelfs aan te raden om te verdwalen. Bijna is het een must. Platgetreden paden zijn niet altijd de beste weg. Zijn niet altijd de juiste weg. Dat is niet enkel zo in het leven. Dat is net zo zeer in een stad.

 

Die schitteringen merk ik niet enkel in de vele bezienswaardigheden. Ik zie die schitteringen ook in de vele boetieks. Boetieks in de kleinere straten. In de smallere steegjes. Overal stap ik blijgezind binnen. Om te merken dat ik diezelfde blije gezindheid terugvind in de ogen van de verkoopsters en verkopers. Een blije gezindheid die mij uitnodigt rond te kijken. Die mij uitnodigt alles vast te nemen. Alles uit te pakken. Zonder dat ik ook maar enige druk voel tot aankoop te moeten overgaan. Jawel, winkelen kan een zaligheid zijn. Die zaligheid kan zelfs Antwerps zijn.

 

Diezelfde zalige gezelligheid tref ik ook aan in de bruine kroegen. Want uw stad schittert niet enkel overdag. Die schittering houdt ook ’s nachts aan. Als ik op zoek ga naar een concert. Naar een band. Naar muziek. Als ik mijn jazz- en rockhorizon wil verruimen. Uw stad biedt daartoe vele gelegenheden. Kiezen en bijgevolg verliezen is een spijtige noodzaak. Maar dat verliezen is dan weer een stimulans. Een stimulans om terug te keren. Gaan en terugkeren, die belofte draagt uw stad in zich.

 

Terugkeren doe ik vaak. Onlangs nog. Net vóór het verstrengen van de coronamaatregelen. Opnieuw was ik onder de indruk. Van de pracht van uw stad. Niet omwille van die enkele plekjes. Wel omwille van de totaliteit van uw stad. Uw stad is een totaalpakket. Ik kwam in Zurenborg. Ik kwam in het Middelheimpark. Ik kwam in de Handelsbeurs. Ik stond op het dak van het MAS. Ik zat op terrasjes. Ik zat in cafés.  Ik kwam op pleinen.  Ik kwam in parken.  Vele malen herhaalde ik datzelfde woord. Dat woord dat wij gebruiken als alle andere woorden tekortschieten. Wauw, dat zei ik. Dat herhaalde ik. Als ik Antwerpen zou moeten samenvatten in één woord, zou ik dat woord gebruiken. Wauw, dat zou ik zeggen. Omdat in dat ene woord die schittering schuilt. Die verwondering. Die bewondering. Die verbazing.

 

Ik vond het nodig u deze brief te schrijven. Om u een hart onder de riem te steken. Om te tonen dat wij ook buiten Antwerpen solidair zijn met u. Om mijn hoop uit te drukken dat uw stad heel binnenkort opnieuw ten volle mag schitteren. Om mijn wens te uiten dat vele anderen die vele schitteringen mogen ontdekken. Ik kon het misschien met wat minder woorden doen. Maar soms vraagt schoonheid om vele woorden. Zoals in deze.

 

Beste Antwerpenaar. Ik wens u het allerbeste. Misschien zullen wij elkaar nog ontmoeten. Als u op een terrasje of in een boetiekje iemand ontmoet in wiens ogen u ‘WAUW’ leest, dan weet u dat ik het ben. Ik zal u toeknikken. U zal mij toeknikken. Want wij begrijpen elkaar. Omdat wij eenzelfde passie delen. De passie voor uw stad. Jawel, de passie voor mijn stad stelt geen veto tegen andere passies. De passie voor mijn stad is inclusief.  Want dat is wat passie moet zijn, deelbaar.  Dat is net het mooie. Dat is net het fijne.

 

Het gaat u goed. Tot een volgende keer.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.