Vijf jaar geleden overleed Thé Lau, mijn muzikale held. Toen schreef ik een afscheid. Nu herhaal ik die woorden.
Afscheid van een held:
Ik vernam het nieuws via een berichtje. Een sms’je, zoals ze zeggen. Ik ben geen berichtenman. Mijn vriendin weet dat. Mijn familie weet dat. Mijn vrienden weten dat. Als ik dan al eens een berichtje krijg, weet ik dat het belangrijk is. Weet ik dat het moet gelezen worden. Dat deed ik ook deze middag. Ik las het berichtje. Een nieuwtje van mijn zus. Thé Lau is overleden. Dat was wat ik las.
Ondanks het waterige zonnetje, dat verwoede pogingen deed ons toch een zomers gevoel te bezorgen, werd het koud. Het werd kil. Alleen op de wereld, zo voelde ik mij. Alsof de wereld rondom mij wegviel. Alle geluid. Alle beelden. Ik was alleen. Alleen met dat berichtje.
Ik las het berichtje. Een eerste maal. Een tweede maal. Ontelbare malen. Ondanks dat vele herlezen, bleven die woorden op het scherm schitteren. Het ging niet weg. Het was een feit. Een vaststaand feit. Thé Lau was dood. Ik dacht aan die man. Aan Thé Lau. Mijn held. Mijn idool. Ik heb er niet velen. Hij was er één van. Die ene is nu weg. Nog maar pas. Maar het doet pijn. Dat kan ik nu al vertellen. Dat kan ik nu al voelen.
Ik denk aan zijn muziek. Want in zijn muziek leerde ik hem kennen. In zijn muziek zal ik hem herinneren. Ik denk aan zijn muziek. Ik denk aan mijn jeugd. Want die zijn met elkaar verbonden. Wij waren niet uit elkaar te krijgen. Niet uit elkaar te spelen. The Scene stond garant voor mijn jeugdigheid. The Scene hield mij jong. In mijn hoofd. In mijn kinderlijke spontaniteit.
Een soundtrack bij mijn jeugd, zo zou ik het kunnen noemen. Maar bewust doe ik het niet. Omdat het een understatement is. Omdat het nog zo veel meer is. Een geloof, zo zou ik het eerder noemen. Een onvoorwaardelijk geloof. Een geloof zonder voorwaarden. Thé Lau ging voor. Ik volgde.
Ik denk aan Thé Lau. Aan dat ene, kleine gebaar. Dat kleine gebaar op het podium. Ik heb het hem ontelbare keren zien doen. Want ontelbare keren zag ik hem. Ik zag hoe hij na enkele nummers zijn hemdsmouwen oprolde. Op dat moment wist ik dat het zou beginnen. Dat het feest zou beginnen. Die opgerolde hemdsmouwen waren een code. Een code, door ons vertaald als het begin van het feestje. Want dat was wat die concerten altijd waren, een feestje. Nooit geen half werk. Altijd gaf hij zich voor de volle honderd procent. Wij bleven niet achter. Wij gingen mee. Nog luider zingen. Nog harder klappen. Nog wilder dansen.
Ik denk aan zijn muziek. Aan de manier waarop zijn muziek een verbindende factor was binnen onze vriendenkring. Wij waren gelijkgestemden. Gelijkgezinden. Nog altijd. Laat daarover geen misverstand bestaan. Maar die muziek was toch één van die versterkende elementen. Slechts één zin. Meer hadden wij niet nodig. Eén zin uit om het even welk lied was genoeg. Wij keken elkaar aan. In die blik lazen wij verstandhouding. Een niet te verbreken verstandhouding, dat zich vertaalde in een lichte en warme glimlach.
Ik denk aan zijn muziek. Aan Rij, rij, rij. Aan Iedereen is van de wereld. Ik denk aan Blauw. Aan Open. Aan Samen. Ik denk aan Mijn straat. Aan Slapen, dromen, zweten. Ik denk aan Wees welkom. Aan Rivier. Aan al die en andere liedjes denk ik. Ik ril. Zelfs zonder die liedjes te horen, krijg ik kippenvel. Van kop tot teen. Ik denk en bijna begin ik te huilen.
Aan alle liedjes denk ik. Maar bovenal denk ik aan dat ene. Aan die enkele lijnen uit Feest. Dit is het eind, het eind van het feest, … Thé Lau is overleden. Plots voel ik mij oud. Plots voel ik mij grijs. Plots voel ik mij leeg. Thé Lau is overleden. Ik zal hem missen. Dat weet ik nu al. Dat voel ik nu al. Een idool is heengegaan. Een held ben ik verloren. Dat beseffen doet pijn. Veel pijn.
Reactie plaatsen
Reacties