Beste Sander,
Ik ben een doodgewone jongen. Dat is gewoon zo. Vanuit die vaststelling heb ik mij steeds de bedenking gemaakt dat mijn leven onvoldoende elementen zou bevatten voor een roman. Dat zou nooit lukken. Altijd heb ik gedacht dat een dag uit mijn leven te saai zou zijn. Het zou niemand interesseren. Omdat het te gewoon is. Te gewone dingen kunnen nooit leiden tot meesterlijke literatuur. Toch ging ik onlangs twijfelen aan die gedachte. Toen ik uw meest recente boek las, ging ik geloven dat het toch misschien mogelijk was. Want wat u doet, is net datgene wat ik onmogelijk achtte. U schrijft over een doodgewone man. Over Henk van Doorn, een zesenvijftigjarige IC-verpleegkundige. Die man volgt u één dag. Slechts één dag. Een zaterdag. Het verslag van die ene dag wordt in handen van een vakman een meesterwerk. U bent die vakman. U schreef een meesterwerk. U bewijst dat alledaagsheid kan ontroeren.
Samen met u zie ik Henk ontwaken. Moeizaam. Traagjes. Wij laten samen de hond uit. De hond die ernstig ziek blijkt te zijn. Wij gaan samen winkelen. Samen stappen we een boekenhandel binnen. Op zoek naar het ideale verjaardagscadeau voor zijn nichtje. Samen met Henk gaan wij bij zijn jongere broer. Het nichtje houdt een verjaardagsfeestje. Wij zijn uitgenodigd. Schuiven mee aan voor een barbecue. Wij maken kennis met een buurvrouw. Wij zijn getuige hoe verliefdheid liefde wordt. Dat alles zien wij gebeuren op die ene dag. Zoals ik al zei, het zijn gewone dingen. Toch slaagt u er in die dingen niet gewoon te laten lijken. Die dingen zijn slechts een aanleiding. Een aanleiding om al die dingen groots te laten zijn. Want dat is wat u doet, u laat zien dat in al die kleine dingen intense schoonheid kan schuilen. Die schoonheid doet mij betrokken voelen. Doet mij een warme sympathie voelen voor Henk. Hij wordt tijdelijk mijn nieuwe held. Ik besef dat wij best wel goede vrienden zouden kunnen zijn. Omdat wij over vele dingen hetzelfde denken. Net zoals wij over vele dingen anders denken. Ik denk aan fantastische avonden op café. Met Henk. Waarbij wij reflecteren over het leven. Het leven dat wij allebei als doodgewoon ervaren maar dat ons toch weet te charmeren. Elke dag opnieuw.
Wat mij het meest aangrijpt in uw boek, is die lofzang op het leven. Henk balanceert tussen memento mori en carpe diem. Denk er aan te moeten sterven en pluk de dag. Die beide gedachten voeden zijn levenslust. Met ouder te worden beseft Henk dat hij steeds beter wordt in het voeden van die levenslust. Wat die levenslust dan precies wel is, is voor Henk vrij eenvoudig terug te brengen tot die ene gelijkschakeling. Hij schakelt levenslust gelijk met willen leven. Omdat daaruit al de rest stroomt. Die levensfilosofie doet Henk beseffen dat er waarheid en schoonheid zit in het leven. Maar dat het aan hem is om dat op te zoeken. Het wordt ons niet aangereikt. Wij moeten zelf aan de slag. Gewoonweg thuis zitten en afwachten zal ons niks brengen. Wij moeten ons niet blind staren op de grote momenten van het leven. Net zozeer moeten wij uit de kleine dingen des levens schoonheid puren. Pas dan wordt een leven volledig.
Het lijkt wel alsof u een gids voor het goede leven schreef. Een handboek voor de zoekende mens. U zou kunnen huiveren bij de gedachte dat uw lezers uw boek als dusdanig zouden kunnen gaan beschouwen. Laat mij u daarom geruststellen. Nooit heb ik uw boek als dusdanig ervaren. U laat Henk nadenken over het leven. Vanuit zijn functie als verpleegkundige beseft hij de tijdelijkheid. Het leven is niet voor eeuwig. Net die eindigheid geeft het leven waarde. Henk beseft dat ten volle. Dat besef is de motor van zijn leven. In die gedachte voel ik mij nauw verwant met Henk.
Op die ene zaterdag denkt Henk niet enkel na over het leven. Ook andere dingen houden hem die zaterdag bezig. Die ene zaterdag denkt hij net zozeer na over de tijd. Over herinneringen. Over verhalen. Over lezen. Over het huwelijk. Over het samenleven met een hond. Over de kinderwens. Over de afkeer van nuchterheid. Over de ode aan de verbeeldingskracht. Over sociale codes. Over de jeugd. Over het voorbijgaan van een leven. Over de liefde. Over al die dingen denkt Henk na. Terwijl hij de dingen doet, die een doodgewone man moet doen. Nooit vervalt hij hierbij in hoogdravendheid. Hij mijdt de moeilijke woorden. Gaat langs de grote theorieën om. In al die overpeinzingen blijft hij dicht bij zijn eigen persoon. Hij leeft. Hij beleeft. Levenswijsheid heeft hem tot inzichten gebracht. Die deelt u met ons.
Zoals ik reeds zei, beschrijft u die ene dag. Toch beperkt u zich niet tot die ene dag. U blikt terug. Naar wat geweest is. De scheiding. De dood van zijn oudste broer. De relatie met zijn jongste broer. De dood van zijn ouders. Een buitenechtelijke relatie. Tegelijk kijkt u ook vooruit. Naar wat nog komen moet. U laat ons in een glazen bol kijken. Zodat wij weten wat de toekomst in petto heeft voor Henk en zijn geliefden. Dat vooruit kijken is heerlijk. Het stelt mij gerust. Te weten dat Henk nog een mooi en liefdevol leven voor zich heeft. Want dat is wat ik wens voor Henk. Per slot van rekening zouden wij vrienden kunnen zijn. Voor al mijn vrienden heb ik een lang en voorspoedig leven in gedachten. Dat wens ik al mijn vrienden toe. Dus ook Henk.
Uw boek is uit maar hou ik toch nog dicht bij mij. Ik wil nog geen afscheid nemen. Ik wil het boek dicht bij mij. Want telkens ik het boek opmerk, word ik overvallen door dat ene gevoel dat ik mocht ervaren bij het lezen. Een intense warmte. Een goesting in het leven. Het volle leven. Een geloof in de liefde. Een geloof dat altijd prominent aanwezig is in mij maar dat u op een verbluffende wijze bevestigt. Vele malen kijk ik na het lezen naar uw boek. Telkens krijg ik kippenvel. Omdat ik opnieuw die schoonheid beleef. Die schoonheid van een gewoon leven. Die schoonheid van een doodgewone man.
Beste Sander. Ik wil u danken voor dit kleine meesterwerk. Een meesterwerk, dat ik blijvend zal koesteren. Een meesterwerk, dat ik met veel plezier zal aanbevelen. Een meesterwerk, waaraan ik steeds met een glimlach zal terugdenken. Ik heb steeds gezegd dat ik een boek nooit zal herlezen. Omdat er nog zo vele boeken op mij wachten. Voor uw boek maak ik misschien een uitzondering. Ooit zal ik het herlezen. Om terug te keren naar Henk, mijn vriend. Voor dit heerlijke meesterwerkje wil ik u dus danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties