Uitgelezen: De engel van het verleden. Brief aan Maja Haderlap.

Gepubliceerd op 15 april 2020 om 13:04

Beste Maja,

 

Karinthië. De groene natuurpracht. Het leven op de boerderij. Allemaal beestjes. Varkens. Koeien. Katten. Bijen. Geiten. Grootmoeder. Moeder. Vader. Dochter. Idyllischer kan bijna niet. Alles lijkt te kloppen. Vader en moeder werken op het veld. Grootmoeder ontfermt zich over de kleindochter. U zegt het mooi, grootmoeder is de bijenkoningin. De kleindochter is de dar. Zij volgt. In die momenten dat zij samen zijn, voedt grootmoeder op. Om weerstand te bieden aan al wat niet noodzakelijk is. Schoolboeken zijn volgens grootmoeder onzin. Zij leert haar kleindochter andere dingen. Dansen. Kaarten. Ontvangen van bezoekers. Het leven op die ene boerderij lijkt zijn gewone, zalige gangetje te gaan. Iedereen speelt zijn rol. Iedereen lijkt die rol naar behoren te spelen. Maar zoals altijd, schijn bedriegt. Elk huisje heeft ook hier zijn kruisje. Geleidelijk aan kunnen wij binnenkijken. Doorheen de barsten. Doorheen de spleten. Niet enkel van de boerderij. Ook van de vele levens.

 

Het verleden eist zijn plaats op. Dat verleden heeft een zwart randje. Plaatsnamen dringen de levensverhalen binnen. Plaatsnamen die synoniem werden van dood en diepmenselijk leed. Ravensbrück. Dachau. Mauthausen. Auschwitz. Vader is als jongetje de bossen in gevlucht. Werd partizaan. Streed tegen de nazi’s. Al die verhalen blijven in het heden prominent aanwezig. Die sporen kunnen niet uitgewist worden. Zij maken deel uit van het leven. Van een getekend leven.

 

Tussen al die verhalen beseft het kind dat het rekening moet houden met het verleden. Het kind kan niet haar wensen en het heden centraal stellen. Onbezorgd opgroeien is geen optie. Er moet rekening gehouden worden met gevoeligheden. Dat vraagt een continu zoeken naar evenwicht. Het kind merkt op dat oorlog mensen verandert. Zij moet vaststellen dat de oorlog een achterbakse mensenvisser is. Hij trekt de netten aan en hangt mensen aan de herinneringshaak. Dat ziet het kind ook gebeuren bij haar vader. Haar vader wordt op die momenten een ander mens. Dat kan zich op twee manieren uiten. Hij wordt neerslachtig of woedend. In beide gevallen moet de dochter alert zijn. Zij moet waken. Zij moet schuilen. Maar telkens moet zij een juiste houding aannemen.  Niet evident voor een tiener.

 

Pas wanneer zij naar Wenen trekt voor haar studies ervaart zij hoe benauwend haar geboorteplaats was. Het dal voelt als een val, dat telkens weer dichtklapt elke keer als zij naar huis gaat. Het verleden palmt haar opnieuw in. Pas wanneer zij terug in Wenen is, kan zij zich losmaken uit die houdgreep. Misschien is dat zo omdat in de stad enkel nieuwe indrukken van tel zijn. Zij kan in de stad eigen herinneringen opbouwen. In de stad leidt zij een eigen leven. Dat niet bezwaard wordt door het leed van anderen. In diezelfde stad kan zij rechtop lopen. Kan zij het leven in de ogen kijken. Jawel, in die stad is er zelfs een toekomst.

 

De stad. Het dorp. Het voelt alsof zij steeds moet schakelen in de tijd. Als zij teruggaat naar het dorp, gaat zij terug naar het verleden. Tussen dorp en stad loopt als het ware een scheidslijn tussen de officiële en werkelijke geschiedenis van Oostenrijk. Een donkere vergeten kelderruimte en lichte, luxueus ingerichte kamers, zo lijkt het wel. Niemand in de lichte kamers schijnt te vermoeden dat er in dat gebouw mensen zijn die door de politiek in de kelder van het verleden zijn opgesloten, waar ze door hun eigen herinneringen worden bestookt en vergiftigd. Zij ervaart hoe Oostenrijk omgaat met de geschiedenis. Hoe het land altijd een nieuwe versie schrijft die niets anders is dan een rechtvaardigingsfantoom waarmee het aan de goede kant denkt te staan. Zij stelt vast dat het verhaal van haar vader, grootvader en vele buren nauwelijks of geen plaats krijgt in de geschiedenis. Dat stelt zij niet alleen vast. Dat heeft ook de vader vastgesteld. Beiden zoeken een manier om hiermee om te gaan. Voor zover dit ooit mogelijk kan zijn. Erkenning, dat is wat zij willen. Dat is wat uitblijft.

 

Uiteindelijk wordt het verhaal een zoektocht. Een zoektocht naar identiteit. Een zoektocht naar een plaats in de samenleving. Waar sta ik als dochter? Hoe verhoud ik mij tot vader? Hoe verhoud ik mij tot moeder? Waar sta ik als Oostenrijkse? Waar sta ik als Sloveense? Keuzes moeten gemaakt worden. Telkens moeten die keuzes heroverwogen worden. Afhankelijk van de omstandigheden. Telkens moet zij haar positie herbepalen. In die zoektocht komt het tot botsingen. Met de andere leden van het gezin. Toch zijn er niet enkel botsingen. Er zijn ook momenten van begrip. Van zich openstellen voor elkaar. Het gaat over en weer. Het gaat op en af. Intens, dat is het. Bijzonder intens.

 

Op de kaft van uw boek staat geschreven dat uw boek een speelse en rijke roman is die nog lang blijft nazinderen. Tot dat besluit kwam NRC Handelsblad. Over dat speelse karakter ben ik nog niet uit. Eerder heb ik de zwaarheid mogen ervaren. Dat zware was bijna continu aanwezig. Wat dan wel weer juist is, is diee andere helft van het besluit van de Nederlandse krant. Een rijke roman die nog lang blijft nazinderen. Een beknoptere en juistere omschrijving bestaat er niet, denk ik. Ik kan ze enkel onderschrijven. Niet enkel kan ik dit onderschrijven. Ik kan nog meer. Ik kan uw boek aanbevelen. Aan elke lezer. Elke lezer, die graag een diep emotionele en aangrijpende getuigenis wenst te lezen. Bij u zijn zij aan het juiste adres.

 

Beste Maja. Ik wil u danken voor uw boek. Ik wil u danken voor uw getuigenis. Ik wil u danken voor uw verhaal. Het was heftig. Het was hevig. U bewijst dat zelfs heftige hevigheid of hevige heftigheid mooi kan zijn. Daarvoor wil ik u danken.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.