Beste Hanna,
In uw nieuwste boek schrijft u dat wij geboren worden als burger van twee rijken. Het rijk der gezonden en het rijk der zieken. Ik heb even teruggekeken. Naar wat achter mij ligt. In het rijk der zieken heb ik heel af en toe slechts heel kort verbleven. Een verlengd weekend. Hoogstens een midweek. Steeds keerde ik terug. Naar het rijk der gezonden. In dat rijk verblijf ik graag. Heel graag. Nooit wil ik weg uit dat rijk. Dat besef ik nog maar eens als ik uw boek heb gelezen.
Uw boek vertelt het verhaal van Clay. Hij lijdt aan chronische pijnen. Het Q-koortsvermoeidheidssyndroom, dat is de uiteindelijke diagnose. Die diagnose werd niet meteen gesteld. Niet enkel die chronische pijnen zijn een lijdensweg. Ook de weg naar een diagnose is dat. Vele dokters worden geraadpleegd. Vele specialisten worden geraadpleegd. Vele testen worden gedaan. Om uit te sluiten wat het niet is. Om vast te stellen wat het zou kunnen zijn. Clay wordt van het kastje naar de muur gespeeld. Hij wordt doorverwezen. Hij wordt de deur gewezen. Tot die ene dokter. Die ene dokter die de pijnen een naam geeft. De ingebeelde zieke wordt een echte zieke. Zo is het. Zolang de ziekte geen naam heeft, zijn wij immers geneigd de symptomen ervan aan het karakter toe te schrijven. De zieke wordt een plantrekker genoemd. Wordt een fantast genoemd. Wordt een aansteller genoemd. Pas bij een diagnose vallen die vooroordelen weg.
In uw boek maakt u op een bepaald moment de vergelijking met kanker. De bovenbuurvrouw van Clay heeft borstkanker. U schrijft hoe heel de blok inspringt voor de buurvrouw. Iedereen in de blok wordt gemobiliseerd. Spontaan bieden zij zich aan. Er worden bezoekjes gebracht. Er worden boodschappen gedaan. Er wordt geïnformeerd. Naar het verloop van de ziekte. Naar het succes van de behandelingen. Bij Clay is het anders. Bij hem blijft het oorverdovend stil. Op het moment dat de diagnose eindelijk wordt gesteld, heeft iedereen afgehaakt. De wereld van Clay verschrompelt. Wordt kleiner.
Die kleiner wordende wereld wordt slechts heel traagjes kleiner. Dat gebeurt niet in één keer. Wel in kleine stapjes. Op het werk gaat Clay eerst parttime werken. Vervolgens blijft hij ziek thuis. In den beginne hebben de collega’s nog begrip. Maar dat begrip verwatert. Glijdt weg. Uiteindelijk blijven diezelfde collega’s na een tijdje weg. Hetzelfde gebeurt met de vrienden. Met het sociale leven. Die contacten verminderen. Clay voelt zich buitengesloten uit de conversaties. Hij leidt een ander leven. Een ander leven dan die van de gezonde lichamen. Hij beseft dat. Hij wil zich niet opdringen. Hij doet het tegendeel. Hij zet een stap terug. Isoleert zichzelf.
Die neiging tot isoleren dringt ook de relatie binnen. Het communiceren wordt moeilijk. Oprechte interesse wordt anders begrepen. Wordt soms als een terechtwijzing begrepen. Om die misverstanden te vermijden, wordt vaker gezwegen. Dat zwijgen creëert afstand. Die afstand vreet aan de liefde. Doet de liefde uitdoven. Ook al willen beide partijen het niet. Het gebeurt.
Clay strijdt op meerdere fronten. Hij strijdt niet enkel tegen de ziekte. Hij strijdt net zozeer tegen het geleidelijk aan onzichtbaar worden. Hij blijft zijn plaats opeisen. Die constant aanwezige strijdlust voedt ook zijn hoop. Zijn hoop dat het ooit beter wordt. Dat hij ooit zal genezen. Daarom volgt hij elke voorgestelde therapie. Hoe onwezenlijk ook. Hoe gek ook. Hij neemt zelfs zijn toevlucht tot alternatieve geneesvormen. Hij weet dat het nut niet bewezen is. Toch doet hij het. Want het zou maar eens moeten lukken. Jawel, hoop doet gekke dingen met een mens. Hoop maakt diezelfde mens kwetsbaar.
Zoals ik al zei, ik ben nooit lang in het rijk der zieken geweest. Ik ken dat rijk nauwelijks. U hebt mij getoond wat het werkelijk is. Via Clay hebt u mij meegenomen. Ik ben meegestapt. Ik heb de tegenslagen gezien. De hindernissen. De complicaties. De moeilijkheden. De uitdagingen. Voor mij was het makkelijk. Ik had een uitweg. Een vluchtroute. Ik kon het boek gewoon dichtklappen. Maar wat moet het zijn voor iemand die echt in dat rijk verblijft. Niet voor eventjes. Wel voor altijd. Wat moet het zijn voor iemand voor wie dat rijk geen deel is van een roman maar deel van de werkelijkheid. Mijn ogen gingen open.
In uw boek schakelt u tussen twee werelden. De realistische wereld en de fantasierijke wereld. In de realistische wereld schetst u het leven van Clay. Zijn relatie. Zijn ziekteverloop. Zijn gesprekken met gelijkgestemden. Zijn therapieën. In die fantasierijke wereld is het anders. Telkens als ik naar die wereld overschakel lijkt het alsof ik in het land van de Hobbits ben beland. Ik denk aan Bilbo Balings en tovenaar Gandalf. Aan hun tocht naar Erebor. Om de schat die ooit van de Dwergen was terug te roven. Op die tocht ontmoeten zij de vreemdste creaturen. Op die tocht komen zij te staan voor de grootste uitdagingen. Zo is het ook bij u. Die fantasierijke wereld lijkt net zo. Op een heel sprookjesachtige wijze schetst u het ziekteverloop. Beide werelden maken uw verhaal nog sterker. Nog geloofwaardiger. Op twee verschillende wijzen wordt een zelfde problematiek geschetst.
Ik ben gezond van geest. Ik ben gezond van lichaam. Kwaaltjes zijn mij vreemd. Van ziektes ben ik gevrijwaard. Ik zou kunnen voorbijgaan aan uw boek. Omdat het ver van mij afstaat. Omdat ik nauwelijks voeling heb met het onderwerp. Maar net dat was een motivatie om uw boek te lezen. Ik wou kunnen begrijpen. Ik wou kunnen ontdekken. Ik wou een wereld intrekken die ik niet of nauwelijks kende. Dat hebt u mogelijk gemaakt.
Beste Hanna. Ik wil u danken. Ik wil u danken voor de hand die u mij reikte. U maakte zichtbaar wat onzichtbaar was. U maakte helder wat duister was. U maakte begrijpelijk wat onbegrijpelijk was. Ik maakte een reis doorheen het rijk der zieken. Niet om daar te vertoeven. Wel om rond te kijken. Om te observeren. Voor die warme hand en die boeiende reis wil ik u dan ook van ganser harte danken.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties