Uitgelezen: 14 juli. Brief aan Eric Vuillard.

Gepubliceerd op 11 maart 2020 om 12:58

Beste Eric,

 

De veertiende juli. Le Quatorze Juillet. De nationale feestdag van Frankrijk. Ik heb slechts weinig herinneringen aan die dag. Als ik achterom kijk, kom ik steeds weer uit op dat ene jaar. Dat ene jaar waren wij op die nationale feestdag naar Morzine gereden. Wij stonden bovenop een berg. De naam van die berg moet ik u schuldig blijven. Wat ik wel nog weet, is dat wij op die berg stonden om de Ronde van Frankrijk live mee te maken. Langsheen de weg zouden wij supporteren. Wij zouden de wielrenners toejuichen. Aanmoedigen. Die dag waren de wielrenners slechts bijzaak. Deel van een nog groter circus. Bovenop die berg verbroederden wij met de Fransen. Zij vierden hun dag. Wij waren hun gasten. Er werd gefeest. Gedronken. Gegeten. Dat bergavontuur is mijn enige herinnering aan die ene dag.

 

Recent voegde u met uw nieuwste boek een herinnering toe aan die ene dag. Via uw boek werd ik een ervaring rijker. Voor die ervaring moeten we terugkeren naar 14 juli 1789. De bestorming van de Bastille. Het begin van de Franse Revolutie. Dat lijkt bizar. Dat lijkt nauwelijks te geloven. Ik was in dat jaar nog niet geboren. Toch lijkt het alsof ik er die dag bij was. Alsof ik getuige was van wat die dag gebeurde. Dat ik mij een bevoorrecht getuige voel, is volledig uw verdienste. Uw wijze van vertellen heeft dat effect. Ik kan niet enkel in mijn zetel blijven zitten. Ik kan niet enkel een lezer blijven. U sleurt mij de straat op. U maakt van mij een revolutionair. U stookt diep in mij het vuur van de revolte aan. Ik voel de verontwaardiging. Ik voel de woede. De woede om de uitbuiting. De woede om de honger. De woede om de wereldvreemdheid van machthebbers en industriëlen. Ik weet één ding, ik moet ageren.

 

Samen met de arbeiders wind ik mij op. Wij komen samen in kroegen. Klimmen op tafels. Werken doen we niet meer. Wij praten. Er staat iets te gebeuren. Iets groots. Dat voelen wij. Dat willen wij. Alles loopt uit op dat ene punt. De climax. De nacht van 13 op 14 juli slapen we niet. Niemand slaapt. Alsof wij weten dat de volgende dag geschiedenis zal geschreven worden. Dat is ook wat gebeurt. Er is een volkstoeloop. De massa begeeft zich naar de Bastille. De Bastille wordt belegerd. Er wordt geschoten. Er wordt geschuild. Er wordt gevlucht. Maar de massa wordt niet uit elkaar gespeeld. Integendeel. De massa wordt enkel sterker. Wordt enkel meer overtuigd.

 

In die menigte sta ik schouder aan schouder met die vele andere Parijzenaren. Die menigte is niet naamloos. U geeft de mensen een naam. Namen worden genoemd. Op die manier verwerft de geschiedenis een gezicht. Op die manier wordt diezelfde geschiedenis iets menselijks. Het blijft niet langer een verhaal van feiten en data. De geschiedenis wordt een verhaal van mensen. Een tastbaar verhaal. U laat mensen heel even oplichten in de geschiedenis. U laat die mensen hun moment grijpen en beleven. Om hen daarna terug te laten vallen in de vergetelheid van het gewone leven. Voor heel even werd dat gewone leven uitzonderlijk.

 

U doet dat niet enkel met die mensen die de veertiende juli tot een overwinning maken. U doet dat niet enkel met die mensen die de Bastille bestormen en innemen. U staat niet enkel stil bij die kleine helden. Bij die helden op die ene dag. Hetzelfde doet u met de doden. Voor die doden is nauwelijks interesse. Zij worden amper geteld. U doet het anders. Het lijkt alsof u die fout wil herstellen. U focust op dat ene slachtoffer. Op dat ene lijk. U beschrijft wie hij was. Wat hij deed. Via dat ene lijk krijgen alle slachtoffers een gezicht. Via dat ene lijk schenkt u aan alle slachtoffers een verhaal. Eindelijk hebben die doden bestaan. Eindelijk zijn zij meer dan enkel dood.

 

Ik las uw vorige boek, De orde van de dag. Over dat boek was ik lovend. U nam mij mee naar het begin van de Tweede Wereldoorlog. In dat boek maakte u de geschiedenis meer dan tastbaar. Dat doet u nu ook. U herhaalt zich, dat zouden wij kunnen denken. Dat zouden wij kunnen zeggen. Ik doe het niet. Omdat het niet zo is. Het is uw magistrale schrijfstijl dat telkens een dergelijk effect bewerkstelligt. Die schijfstijl is uw handelsmerk. Uw bewijs van vakmanschap. Jawel, u trekt mij ook nu opnieuw de geschiedenis in. U voert mij ook nu terug. Maar deze keer is het nog intenser. Deze keer is het nog heviger. Deze keer kruipt het nog dieper onder mijn vel. Uw verhaal wordt mijn verhaal. Ik word deelgenoot. Ik word participant. Ik sta in Parijs. Bij en in de Bastille. Uw welgekozen woorden drijven mij voort. Stuwen mij voort. In uw woorden voel ik de hartslag van de revolutie.

 

Ik kan het niet helpen. Ik ben een kind van mijn tijd. In uw boek hoor ik echo’s van de huidige tijden. Ik ontdek parallellen. Dat doe ik als u schrijft dat in die dagen de dingen worden geregeld door mensen met geld. Dat in die dagen het volk buiten de debatten gehouden wordt. Dat doe ik als u schrijft dat in die dagen verschillende ministers van Financiën maar wat aanrommelen. Dat in die dagen ministers blaten om hun onbekwaamheid te verdoezelen. Dat doe ik als u schrijft dat in die dagen de ongelijkheid toeneemt. Dat in die dagen beleidsmakers en industriëlen menen dat arbeiders het best wel met wat minder kunnen doen. Dat doe ik als u schrijft over de rijkdom. Over de decadentie. Over de verwaandheid. Ik kan het niet helpen maar ik vermoed dat die parallellen bewust verweven worden in uw boek. Het zou een bewuste keuze kunnen zijn. Ik sta mij zelfs toe in uw boek een steunbetuiging te lezen aan de gilets jaunes. Aan de gele hesjes. Het lijkt alsof u ons een spiegel wil voorhouden. Alsof u ons door achterom te kijken wenst wakker te schudden. Dat alles durf ik te denken. Toch wil ik erkennen dat dit laatste misschien enkel mijn interpretatie is, dat door u en anderen niet zal gedeeld worden. Ondanks dat wou ik het u toch meegeven.

 

Beste Eric. De orde van de dag noemde ik een pareltje. Ik weet niet wat daarvan de overtreffende trap is. Ik kan het juiste woord niet vinden. Laten we zeggen dat 14 juli de overtreffende trap is. Want zo is het. Voor dit uitzonderlijke boek wil ik u dan ook graag van ganser harte danken.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb