Beste Stef,
Door de wind. Door de regen. Ik besef dat u na het lezen van die eerste woorden de brief aan de kant zou kunnen leggen. Zonder verder te lezen. Uw lange carrière terugbrengen tot die enkele woorden zou als een belediging kunnen opgevat worden. Toch is het dat niet. Beledigen kan nooit het doel zijn van een brief. Het schrijven van een brief heeft nobelere redenen. Zo zijn ook mijn redenen. Laat het mij verduidelijken. Met die ene verwijzing wou ik terugkeren in de tijd. Naar het moment waarop ik de eerste maal van u hoorde. Sindsdien hebben wij elkaar vele malen ontmoet. Nooit in levende lijve. Die eer heb ik nooit gehad. Onze ontmoetingen waren telkens louter muzikaal. Ik hoorde uw liedjes. Liedjes, die ik beschouwde als ontmoetingen. Ontmoetingen met u als persoon. Ontmoetingen met uw wereld. Ik heb uw pad gevolgd. Vanop een afstand. Telkens met bewonderend en instemmend geknik. Die wandeling heeft mij uiteindelijk tot dat ene punt gebracht. Dat punt waarover ik het met u wil hebben.
De voorbije kerstvakantie nodigde u mij uit naar Apeldoorn. Voor een concert in de Grote Kerk. Die uitnodiging hoeft u alweer niet letterlijk te nemen. Het concert in die kerk van Apeldoorn werd uitgezonden op één van de Nederlandse zenders. Die kans zag ik als een uitnodiging. Een uitnodiging die ik dankbaar aanvaardde. Alleen was er dat ene probleempje. Die avond van de uitzending was ik verhinderd. Andere verplichtingen, u kent dat wel. Maar de wonderen van de techniek brachten redding. Ik nam de uitzending op. Zodat ik later kon kijken. Op een door mij gekozen moment.
Vorige week was het dan zo ver. Ik was alleen thuis. Ik was heer en meester over de televisie. Ik kon zelf kiezen. Lang moest ik niet zoeken. Lang hoefde ik niet te twijfelen. Mijn muzikale nieuwsgierigheid leidde mij als bijna vanzelf naar die concertregistratie. Ik nestelde mij in de zetel. Voor de televisie. In gedachten ging ik naar Apeldoorn. Ik zat in die Grote Kerk. Klaar voor het concert. Klaar voor u.
U begon. Het werd stil. Ik werd stil. Ik had chips om mij heen verzameld. En Cola. Beide bleven onaangeroerd. Het hoorde niet. Het zou mij al te zeer afleiden. Ik was in de ban. Bijna meteen. In de ban van uw muziek. In de ban van uw woorden. Ik wou niks missen. Ik wou alles in mij opnemen. Ten volle. Slechts heel even werd ik gestoord. Boven op de zolder hoorde ik gestommel. De figuurtjes van onze kerststal klopten op hun dozen. Zij wilden er uit. Verward waren zij. Al te vroeg uit hun winterslaap gehaald. Zij meenden dat zij opnieuw moesten aantreden. Dat het opnieuw Kerstmis was. Uw muziek had hen misleid. Ik moest hen even toespreken. Dat het een misverstand betrof. Ik vertelde over uw muziek. Dat het geen muziek was enkel en alleen bedoeld voor Kerstmis. Het was muziek voor alle tijden. Voor alle momenten. Voor momenten waarop de luisteraar het even stil wou maken. Waarop de luisteraar heel even wou blijven staan. Om te denken. Om te mijmeren. Om te bezinnen. Dat vertelde ik hen. Zij begrepen het. Zij werden stil. Ik kon terug naar uw muziek.
Ik keerde terug naar Lot. Naar Lea. Naar Petrus. Naar Lot. Naar Magdalena. Naar David. Naar Ruth. Naar Mozes. Jawel, ik keerde zelfs terug naar God. Want over die Bijbelse personages gingen uw liedjes. In die liedjes vertelde u het verhaal van elk van hun. U bracht uw interpretatie van die verhalen. U vertaalde die verhalen naar onze tijd. Tien jaar terug had u het al eens gedaan. Met het Metropole Orkest. Nu deed u het opnieuw. In een andere opstelling. Met piano, gitaar en een strijkkwintet. Met uw stem.
Ik luisterde. Het voelde alsof alles rondom mij verdween. De muren om mij heen werden gesloopt. Niet enkel de muren van mijn huis. Ook mijn persoonlijke muren werden gesloopt. Ik was alleen op de wereld. Dat was niet eng. Helemaal niet. Ik was niet bang. Helemaal niet. Voor angst had ik geen tijd. Wij waren samen. Samen beleefden wij dit avontuur. Wij gingen in dialoog. Zo leek het wel. Op uw heerlijke klanken stelde ik mij vragen. Vragen die niet noodzakelijk om een antwoord vroegen. Dergelijke vragen bestaan. Wie ik was. Wat ik deed. Wat ik zei. Ik dacht na over geluk. Over liefde. Over de wereld. Over mijn plaats in die wereld. Ik dacht na. Ik zocht naar antwoorden. Nu zou u kunnen denken dat uw muziek op die manier zou verworden tot achtergrondmuziek. Maar dat gebeurde niet. Uw muziek was prominent aanwezig. Uw muziek speelde de hoofdrol. Mijn denken was slechts een achtergronddenken. Stilletjes draaiden in mijn hoofd die molentjes. Op uw muziek draaiden zij rondjes.
Vorige week heb ik u opnieuw ontmoet. Het was niet echt gepland. Maar die niet echt geplande momenten groeien vaak uit tot iets onvergetelijks. Dat gebeurde met uw muziek. Muziek, die ik enkel kan omschrijven als schoonheid. Breekbare schoonheid. Intussen heb ik al meerdere keren geluisterd. Telkens gebeurt hetzelfde. Die krop in de keel komt dreigen. Geluk overspoelt mij. Want dat is wat ook gebeurde toen ik die eerste keer keek naar dat concert. Die eerste keer besefte ik dat ik een gelukkige jongen was. Geluk op muziek gezet, er bestaat niks mooiers. Pure schoonheid, dat is wat het was.
Beste Stef. Ik wil u danken voor die prachtige avond. Voor dat prachtige concert. Voor die prachtige muziek. Ik genoot van de stilte. Van de schoonheid. Van de schone stilte. Van de stille schoonheid. Die avond was prachtig. Daarvoor wil ik u dus danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties