Tussen oorlog en leven, gezien op Eén. Brief aan Rudi Vranckx.

Gepubliceerd op 13 januari 2020 om 13:15

Beste Rudi,

 

Gisterenavond was het reeds de tweede aflevering. U zou ons meenemen naar Somalië. Ik moet u zeggen, ik was niet vertrekkensklaar. Nog niet. Ik zou wel met u meereizen maar voorlopig zou ik nog even wachten. Met mijn hoofd zit ik nog in Irak. Bij de eerste aflevering. Die beelden spoken nog door mijn hoofd. Eerst alles netjes op een rij krijgen. Pas dan kan ik verder reizen. Pas dan kan ik verder kijken.

 

Mijn naïviteit heb ik deels achter mij gelaten. Het geloof dat alle mensen broeders zijn heb ik verloren. Alle Menschen werden Brüder is slechts een liedje. Meer niet. Ik volg het nieuws. Internationaal. Nationaal. Ik weet dat het naïef is te denken dat wij allemaal broers zijn. Zussen. Vaders. Moeders. Nonkels. Tantes. Het zou mooi zijn indien dit werkelijk zo was. Helaas. Helaas. Drie maal helaas. Mijn moeder had mij al gewaarschuwd. Zij deed het om mij in bescherming te nemen. Om mij voor te bereiden op de grote wereld. Zij vertelde mij dat de mens aan de oppervlakte slechts een zeer dun laagje beschaving heeft. Dat dun laagje heeft ons mooie dingen gebracht. Zeer mooie dingen. Veel van die mooie dingen heb ik mogen ontdekken. Maar onder dat dunne laagje schuilt een monster. Onder dat dunne laagje schuilt gruwelijke lelijkheid. Je hoeft maar even te schrapen om die gruwelijke lelijkheid aan de oppervlakte te brengen. Aan die woorden van mijn moeder moest ik denken terwijl u samen met Joris en Dominique doorheen de ruïnes liep. Doorheen platgebombardeerde steden.

 

Bijna aan het eind van die aflevering vroeg u aan uw gasten of zij boos waren. Jawel, zij waren boos. Net als ik. Onmacht voedde die boosheid. Want wat kunnen wij doen om die waanzin te stoppen? Niks, denk ik. Niks, vrees ik. Niks, besef ik. De waanzin gaat door en wij kunnen enkel toekijken. Maar mijn boosheid komt ook voort uit het besef dat wij er maar niet in slagen vreedzaam samen te leven. Dat wij er maar niet in slagen te beseffen dat wij inderdaad broers en zussen zijn. Ik zei het al, mijn naïviteit heb ik slechts ten dele achter mij gelaten. Voorgaande bedenkingen zijn hiervan het bewijs.

 

Toch is het niet enkel onmacht dat mij boos maakt. Ik word boos als ik die kinderen tussen het puin zie lopen. Op zoek naar dat wat nog verkoopbaar is. Kinderen zonder vader. Zonder moeder. Verloren in een oorlog die niet had moeten gestreden worden. Ik word boos als ik jullie op een terras een koffietje zie drinken. Als ik jullie bij een Iraakse kapper zie binnenstappen. Als ik jullie uit de bol zie gaan op Iraakse muziek, gebracht door Iraakse muzikanten. Want die beelden doen mij beseffen hoe het zou kunnen zijn. Voor iedereen. Zonder enige uitzondering. Dat alles te beseffen maakt mij boos. Tegelijk maken die beelden mij ook blij. Omdat in die beelden een hoop zit vervat, die bijna onwerkelijk is. De hoop dat uiteindelijk alles toch nog goed zal komen. Die blijheid maakt mij dan ook weer boos. Omdat ik niet weet in hoeverre die hoop gelijkgesteld moet worden met mijn naïviteit. Omdat ik niet weet in hoeverre die hoop vals is.

 

Maar er is nog meer dat mij boos maakt. Ik word boos als ik denk dat Iraakse vluchtelingen hier bij ons gelijkgesteld worden met gelukzoekers. Ik word boos als ik vaststel dat wij de kracht verloren hebben ons in te beelden wat anderen moeten doormaken. Moeten meemaken. Wij kunnen en willen ons niet in de ander verplaatsen. Uit gemakzucht. Wij sluiten onze ogen. Wij sluiten onze harten. Zich inleven is een luxe die wij ons niet meer kunnen en willen permitteren. Wij falen in (mede)menselijkheid. Wij falen in humaniteit. Wij sluiten onze grenzen en gaan die ene vraag uit de weg. Die ene vraag waar alles om draait. De vraag die ons doet kiezen tussen leven en dood. Vooral dat besef maakt mij boos.

 

Ik word boos en toch zap ik niet weg. Dat kan ik nochtans makkelijk doen. Gewoon heel even klikken en alle miserie verdwijnt van het scherm. Dat zou ik kunnen doen. Toch blijft de afstandsbediening onaangeroerd. Omdat ik niet wil wegkijken. Omdat ik wil weten. Omdat ik die gave mij in te leven wil voeden. Omdat ik die gave wil doen toenemen. Uw programma is nodig, dat besef ik. U bent geen voyeur. Dat bent u geenszins. Wat u brengt, is noodzakelijk. Wij kunnen niet wegkijken. Wij mogen niet wegkijken. U brengt de werkelijkheid. De wrede werkelijkheid. Die moeten wij kennen. Die moeten wij weten. Verslag uitbrengen over de mooie dingen des levens is aangenaam. Toch mogen de zwarte dingen des levens niet ontbreken. Het volledige plaatje, dat moeten wij krijgen. U schudt ons wakker. Brutaal. Hard.  Uw programma is niet fout.  Uw programma maakt oorlog niet tot entertainment.  Niks van dat alles.  Uw programma doet net het tegenovergestelde.  Uw programma onthult.  Legt bloot.  Uw programma drukt ons met onze neus op de vreselijke gevolgen van gekende feiten.

 

Ik heb dus gekeken. Ik heb gehuild. Meerdere keren. Ik heb gehuild als die jongen bij jullie stond. Als jullie met diezelfde jongen gingen eten. Ik heb gehuild als die oudere man jullie uitnodigde in zijn ‘huis’. Maar tijdens die eerste aflevering heb ik ook gelachen. Ik heb gelachen op die kermis. Ik heb gelachen met jullie nieuwe kapsels. Een lach en een traan, beide heb ik diep intens gevoeld.

 

U heb mij meegenomen tussen leven en dood. Tussen wanhoop en hoop. Tussen levenslust en desillusie. Ik ben blij die reis met u te mogen maken. Vanuit mijn zetel brengt u mij naar de vuile en vieze littekens van een wereldpolitiek. Voor die onthutsende en ontnuchterende confrontatie wil ik u danken. Ik zal blijven kijken. Ik zal meereizen naar Somalië. Naar Afghanistan. Maar ik zal het rustig aan doen. Zodat ik alles kan laten bezinken. Zodat ik alles een juiste plaats kan geven.

 

Beste Rudi. Ik wil u danken. Ik wil u danken dat u mij in staat stelt boosheid te voelen. Dat te kunnen voelen, stemt mij ‘blij’. Want wie zou ik zijn als ik bij dergelijke beelden ongevoelig zou blijven. Als ik bij dergelijke beelden niet boos zou worden. Voor uw getuigenis wil ik u dus danken. Van ganser harte. Dank, dank, dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Herlinde
5 jaar geleden

Wim, jij hebt de woorden om uit te drukken waar onze woorden tekort schieten. Dank.