Beste Thijs,
Ik was het spoor bijster. Ooit was ik een wielerfan. Een wielerfanaat. Op televisie volgde ik elke klassieker. Elke klassieker. Zonder enige uitzondering. Elke keer weer installeerde ik mij voor de televisie. Vanuit mijn luie zetel supporterde ik. Ik riep mijn idolen toe. Als zij voorop reden. Als zij door pech achterop reden. Onbewogen kon ik niet toekijken. Dat was niet de aard van het beestje. Vol passie keek ik toe. Vol liefde voor die fantastische sport. U voelde het misschien al aankomen. Want inderdaad, er is die maar. Die ene maar. Elk jaar keek ik weer. Tot enkele jaren terug. Dan begon het te slabakken. Ik verloor mijn interesse. Enkel de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix konden mij nog enthousiasmeren. Maar zelfs dat enthousiasme verdween. Mijn wielerfanatisme doofde uit. Een verklaring kan niet gevonden worden. Zelfonderzoek leverde geen bruikbare resultaten op. Het was zo. Amen en uit.
Dat verloren enthousiasme was misschien de reden waarom ik uw boek ging lezen. Uw nieuwste boek ging over de fiets. Ging voornamelijk over de fiets. Andere sporten kwamen evenzeer ter sprake in uw boek. Formule 1. Voetbal. Schaatsen. Tennis. Maar wielrennen was het belangrijkste. Het allerbelangrijkste. De meeste van uw verzamelde columns focussen zich op die ene sport. Dat is geen verwijt. Dat is geen tekortkoming. Zeer zeker niet. Net die klemtoon doet mij naar uw boek grijpen. Omdat ik hoop dat u mijn enthousiasme voor het wielrennen opnieuw tot leven kan wekken.
Ik ging dus aan de slag. Met uw boek. Al vrij snel leek ik opnieuw te begrijpen waarom ik ooit zo verzot was op die sport. De liefde waarmee u over die sport schrijft, slaat over op mij. Heel geleidelijk. Die momenten waarop u vol spanning voor de televisie zit, herbeleef ik. Ik ken die momenten. Ik lees uw boek en verlang opnieuw naar die momenten. Die momenten waarop alles om mij heen verdwijnt. Die momenten waarop ik helemaal alleen lijk te zijn. Alleen, met voor mij dat televisiescherm. Op dat televisiescherm strijden de fietsgladiatoren. Terwijl ik uw boek lees zie ik mijzelf opspringen van vreugde bij winst van mijn wielergod. Ik zie mij in een hoekje wegkwijnen als diezelfde wielergod door anderen in de vernieling wordt gereden. Ik herbeleef die ooit geleefde emoties. Ik krijg het warm. Ik krijg het koud. Aan het eind van uw boek weet ik het. Slechts één conclusie kan ik trekken. Ik moet terug. Terug naar dat spoor dat ik bijster was. Ik moet opnieuw dat spoor volgen. In het zog van de mij nog onbekende nieuwe wielerhelden. Maar dat zal niet lang duren. Die nieuwe wielerhelden zal ik snel leren kennen. Samen met hun zwaktes. Samen met hun sterktes. De wielerkalender voor het volgende seizoen wordt mijn nieuwste en beste vriend.
Waarom toch? Waarom toch kan u met slechts één boek mijn enthousiasme opnieuw tot leven wekken? Op die vraag is slechts één antwoord mogelijk. U schreef een uitstekend boek. In korte verhalen weet u steeds weer tot de essentie te komen. In elk verhaal schrijft u telkens weer naar die ene pointe toe. Die ene, heerlijke pointe. Een pointe als samenvatting van een reeds kort verhaal. U bent een meester. Een vakman. Een meester/vakman in de taal. U beheerst het métier van schrijven. Dat kan het antwoord zijn. Beter nog, dat is het antwoord.
U schrijft over de hardheid van het leven. Over de wreedheid. Over de vergankelijkheid. Maar net zozeer schrijft u over de liefde. Want die kunnen beiden bestaan. Samen. Dicht bij een. U schrijft over te hoge verwachtingen bij aanstormende talenten. Over te hoge druk. U vraagt om nuchterheid. Om enig zin voor haalbare realiteit. Omdat u beseft dat niet enkel talent bepalend is voor een indrukwekkend palmares. U schrijft over pijn lijden. Over pijn kunnen lijden. Willen lijden. Omdat u weet dat pijn kunnen en willen lijden noodzakelijk is om de top te bereiken.
U schrijft over doping. Over antidoping. Omdat het bijna onvermijdelijk lijkt als u over wielrennen wenst te schrijven. Maar net zozeer schrijft u over rebelsheid. Over de lust tot aanvallen. Over uw sympathie voor eigenzinnigheid. Over de verhuftering van de maatschappij. Over de verruwing van het taalgebruik. Over de lol in het rijden. Over het bestaan en het aan de kant schuiven van wielerwetten. Over de toekomst van het wielrennen. Over uw liefde voor de sport, waarbij bewondering en ergernis elkaar afwisselen.
Over die vele dingen schrijft u. Met een heldere pen. Soms bijtend. Soms humoristisch. Soms kritisch. Soms liefdevol. Maar telkens weer met die ene constante. In elk verhaal streeft u naar een hoge kwaliteit. Laat mij toe het anders te zeggen. In elk verhaal bekomt u die hoge kwaliteit. Omdat dat streven uw hoogste zorg lijkt. Kwaliteit en een interessant verhaal, dat brengt u in dit boek steeds weer samen.
Beste Thijs. Ik wil u danken voor uw boek. Ik wil u danken dat u via uw boek dat smeulende vuur opnieuw hebt aangepookt. U hebt dat enthousiasme voor het wielrennen opnieuw aangewakkerd. Via uw boek. Via uw heerlijke verhalen. Daarvoor wil ik u danken. Ik kijk nu al uit naar de komende klassiekers. Als iemand mij zal vragen waarom ik toch urenlang naar dat scherm zit te staren, zal ik niks zeggen. Ik zal mij naar mijn boekenkast haasten en hen uw boek geven. Ter lezing. Dan zullen zij het begrijpen. Dan zullen zij begrijpend knikken. Niet enkel zullen zij het wielrennen prijzen. Nog meer zullen zij uw boek prijzen. Net zoals ik. Daarom dus, beste Thijs, van harte bedankt.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties