Beste Alicja,
Ik ben gepassioneerd door muziek. Ik ben bezeten van muziek. Let wel, ik kan niet zingen. Ik speel geen instrument. Maar ik omring mij met muziek. Nooit is het stil. Altijd speelt muziek om mij heen. Het had nochtans anders kunnen lopen. Ik heb de beste ouders. De beste moeder. De beste vader. Toch is er dat ene schoonheidsfoutje in de opvoeding. In die opvoeding was nauwelijks sprake van muziek. Muziek werd mij niet met de paplepel meegegeven. De aanwezige muziek beperkte zich tot Willem Vermandere. Toon Hermans. Wim Sonneveld. Walter De Buck. Alle respect voor die artiesten maar als jong broekventje wens je toch net iets meer rock and roll. Ik hunkerde naar toch wat meer rebelse groepen. Groepen, die wild om zich heen schopten. Groepen, die keet schopten. Dat wou ik. Dat kreeg ik. Van mijn grootste broer. Hij ontfermde zich muzikaalgewijs over mij. Hij bracht mij tot Joy Division. The Comsat Angels. Echo and the Bunnymen. The Sound. U2. Hij bracht mij tot de betere muziek. Hij maakte in mij die goesting wakker om op muzikale ontdekkingsreis te gaan. Een reis, die nu nog steeds voortduurt. Een reis, die nooit zal stoppen. Althans, dat is wat ik hoop.
Die liefde voor muziek hebben wij misschien gemeen. Ook muziek speelt in uw leven een centrale rol. Ik ken u niet persoonlijk. Ik zou daarom geen uitspraken over u mogen doen. Toch durf ik voorgaande bewering te maken. Want ik las uw nieuwste boek, Thuis in muziek – een oefening in menselijkheid. Die liefde voor muziek brengt u tot een gedachtenoefening. Een gedachtenoefening, dat uiteindelijk resulteerde in een essay. In dat essay tracht u de rol van muziek te bepalen in onze persoonlijke en morele ontwikkeling. In dat essay tracht u een antwoord te vinden op de vraag of schoonheid ook goedheid in zich draagt.
In uw essay stelt u dat muziek een oefening is in empathie. Het draagt bij tot de ontwikkeling van de mens. U schrijft dat muziek een dialoog is. Een dialoog is een middel om de ander beter te leren kennen. Een middel om de ander beter te begrijpen. Een middel om met de ander mee te leven. De morele betekenis van kunst en muziek is te vinden in de wijze waarop zij sympathie en begrip onder de mensen doen opleven.
Muziek vergroot niet enkel het begrip van anderen. Het vergroot ook het begrip van ons zelf. Via muziek leren we wie we zijn en waartoe we in staat zijn. U stelt dat muziek ons maakt. Ons vormt. We ontdekken en ontwikkelen onszelf in en met de muziek waarnaar we luisteren. Hoe beter we geoefend zijn om goed te luisteren, hoe beter we de wereld kunnen leren kennen.
U schrijft dat muziek een humaniserende kracht bezit die ons tot betere mensen kan maken. Muziek kan het begrip van jezelf, de ander en je plaats in de wereld vergroten. Dat is nodig om een betere versie van jezelf te worden. U beseft dat deze stelling niet kan veralgemeend worden. Terecht stelt u dat de morele betekenis van muziek een mogelijkheid is. In uw essay haalt u overtuigende voorbeelden aan waaruit moet blijken dat een beschaafd persoon toch nog een moreel monster kan zijn.
Intensief met muziek bezig zijn dwingt ons tot verfijnen van de gerichtheid van onze geest. Dit vraagt om een zekere mate van inspanning en moeite. In onze huidige tijden dreigt muziek te verworden tot achtergrond. Wij luisteren niet meer. De ontluistering dreigt. Op die manier verliezen we niet enkel de mogelijkheid om te begrijpen. Tevens verliezen we de mogelijkheid om ons begrepen te voelen. Wij moeten de muziek opnieuw op de voorgrond plaatsen. Muziek mag geen behangpapier worden. We moeten opnieuw bewust luisteren.
U besluit uw essay met een oproep. U vraagt om de muzische vorming opnieuw een meer centrale plaats toe te kennen in het onderwijs. Omdat muziek geen ornament is. Het is een fundament van ons mens zijn. Hoe meer we thuis zijn in muziek, hoe meer we thuis zijn door muziek. Voorwaar, een oproep die ik graag wens bij te treden.
Ik moet bekennen. Met een zekere angst begon ik aan uw boek. U bent een filosofe. Dat schrikt mij af. Dat maakt mij bang. Geen spek voor mijn bek, denk ik steeds weer. Een te grote intellectuele uitdaging. Ik ben een te gewone jongen. Een gewone jongen, die te ver af staat van filosofie. Ik had het mij dus gemakkelijk kunnen maken. Ik had uw boek aan de kant kunnen laten. Maar het thema van uw boek boeide mij. Zoals ik al zei, ik heb een passie voor muziek. Daarom en enkel daarom heb ik uw essay gelezen. Dat was niet evident. Meerdere keren heb ik moeten terugbladeren. Om toch maar niet de draad kwijt te raken. Want dat wou ik niet. Ik wou bij de les blijven. Daartoe diende ik mij te focussen. Ik bande alle mogelijke vormen van afleiding. Ik zonderde mij af. In mijn bureau. Uw boek en ik. Meer niet. Ik kan u nu zeggen, het waren fijne momenten. Het waren heerlijke momenten. Telkens keerde ik met veel plezier terug naar mijn bureau om het lezen van uw boek te hervatten. Nu is het boek uit. Ik laat uw woorden kantelen en keren in mijn hoofd. Ik laat uw woorden zich nestelen in mijn hoofd. Elke keer als ik nu naar muziek luister, denk ik aan die woorden. Aan uw woorden. Elke keer weer zeg ik tot mijzelf: luisteren, Wim, luisteren. Aandachtig luisteren.
Beste Alicja. Ik wil u danken voor uw uitermate boeiend boek. Ik wil u danken voor de luistertips, die u in uw boek meegeeft aan de lezer. Krzysztof Penderecki. Henryk Górecki. Gustav Mahler. Frédéric Chopin. Franz Schubert. Dietrich Buxtehude. Giovanni Battista Pergolesi. U deed mij niet enkel lezen. U deed mij ook luisteren. Ik weet niet of uw boek een beter mens van mij maakt. Ik weet niet of muziek een beter mens van mij maakt. Ik mag het enkel hopen. Ik kan het enkel betrachten. Die hoop en betrachting bieden voldoende troost.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties