Beste Jon,
Een tienermeisje wordt vermist. Ergens. In het hart van Engeland. In de heuvels van Engeland. Ik lees wel eens een boek. Ik dacht te weten hoe het verder zou gaan. Een onderzoek zou volgen. Lang verborgen dorpsgeheimen zouden komen bovendrijven. Bovengespit door een ijverig inspecteur. Velen zouden verdacht zijn. U bent schrijver. U zou de lezer naar een niet te voorspellen ontknoping voeren. U zou de lezer spannende, adembenemende momenten bezorgen. Jawel, dit zou een thriller van de bovenste beste plank zijn. Dat had ik gedacht. Dat had ik verwacht. Alleen, u besliste anders. Zoals ik al zei, u bent schrijver. U wikt. U beschikt.
Het tienermeisje lijkt wel een excuus. De verdwijning lijkt slechts een aanleiding om het verhaal van een dorp te vertellen. Een dorp dat zonder het verdwenen meisje zou vergeten blijven. Voor altijd. Zonder dat meisje zou het dorp levenslang veroordeeld blijven tot vergetelheid. Het meisje duwt het dorp op de voorgrond. Dat dorp wordt de echte hoofdrolspeler in uw boek. Eén meisje verdwijnt. Eén dorp verschijnt. De één zijn dood is de ander zijn brood. Zo lijkt het wel.
Een dorp in de hoofdrol. We ontmoeten Ruth en Martin. Geoff Simmons. Jane Hughes. We ontmoeten Stuart Hunter. Juffrouw Carter en Will Jackson. Suzanne Wright. We ontmoeten Ashleigh en Olivia. Cathy Harris. Su Cooper. We springen binnen bij de slager. Bij de verhuurder van vakantiewoningen. Bij de koeienboer. Bij de boswachter. Bij de schoolconciërge. Bij de dominee. Bij de poetsvrouw. Bij de uitgever van een streekkrant. Bij de barvrouw. Bij de kunstenaar. Bij de jonge jongens. Bij de jonge meisjes. Jawel, we leren het dorp kennen. De relaties. De vetes. De vriendschappen. De afkeer. De liefdes. Nieuwe en oude liefdes.
U voert ons binnen in de gezinnen. U laat ons niet voor de deur staan. U geeft ons dat zetje. Zodat we over de dorpel stappen. Binnen bij de mensen. Wij zien wat de mensen bezighoudt. Wij zien hun dagelijkse sleur. Hun dagelijkse strijd. Want het is niet al goud wat blinkt. Elk huisje heeft zijn kruisje, dat wordt wel eens gezegd. Dat gezegde blijkt een grote grond van waarheid te hebben. U ontbloot de kruisjes. U toont de pijn. Het verlies. U toont de zoektocht. Naar geluk. Naar liefde. Naar bevestiging. Soms lukt die zoektocht. Soms mislukt die. Maar steeds weer wordt geprobeerd. Soms één keer. Soms meerdere keren.
Niet enkel de dorpelingen voeren strijd. Ook het dorp voert strijd. Een strijd om te overleven. Want het dorp moet concurreren met de stad. De stad trekt aan. De stad verleidt de jongeren. Zij trekken weg. Verveling drijft hen weg. Eerst naar de universiteit. Dan het grote leven. Het open leven. Winkels hebben het moeilijk om te overleven. Boerderijen en melkveehouderijen houden ternauwernood het hoofd boven water. Faillissementen zijn schering en inslag. Toch is de strijd niet bij voorbaat verloren. Want het dorp trekt ook stedelingen aan. De omgekeerde beweging gebeurt ook. Stedelingen zoeken in het dorp een vluchtadres. Om zich te verbergen. Om te schuilen. Om op adem te komen. Het dorp biedt een rustplaats voor de stedelijke hectiek. Toch is het niet evident. Nieuwelingen hebben het moeilijk zich te integreren. Zij worden buitengehouden. Buitengesloten. Vooroordelen tegenover stedelingen? Jawel, het bestaat.
In uw boek lijkt het wel alsof het leven niet meer is dan een aaneenschakeling van herhalingen. Elk jaar keren dezelfde momenten terug. Oudejaarsavond. Het versieren van de dorpsfontein. De cricketwedstrijd. De toneelvoorstelling. Alles keert terug. Enkel de kleine dingen verschillen. Het verschil schuilt in de nuance. U weet dat gevoel van herhaling nog te versterken door het ook over de dieren te hebben. Over vossen. Over dassen. Over vlinders. Over vogels. Zij doen wat zij elk jaar doen. Opnieuw en opnieuw. Niet enkel de mensen herhalen zich. Dieren doen het ook. Dit dorp lijkt te leven bij herhaling. Het biedt houvast. Het biedt zekerheid.
Een kritische lezer zou kunnen opwerpen dat die herhaling tegelijk de saaiheid voedt. Bij het begin van het boek worstelde ik met diezelfde gedachte. Maar soms wordt schoonheid niet meteen prijsgegeven. Enkel de aanhouder wint. Daarom heb ik uw boek niet aan de kant gelegd. Ik las verder. Heel geleidelijk drong ik door tot de pracht. Tot de schoonheid. Dorpelingen, die mij aanvankelijk vreemd leken, werden vrienden. Zo voelde het. Zij werden mij vertrouwd. Ik kende hun kleine en grote geheimen. Het dorp werd mijn thuis. Ik vond mijn weg. Wat ik mij niet kon voorstellen bij het begin, gebeurde wel bij het einde. Bij het definitief dichtslaan van het boek. Ik kreeg heimwee. Naar dat dorp, ergens in de heuvels van Engeland. Ik kreeg heimwee. Naar dat dorp met zijn bewoners.
U schrijft over alledaagsheid. Alledaagsheid, dat zou kunnen verward worden met saaiheid. Toch slaagt u er in uw boek ver weg te houden van die saaiheid. Dat doet u op een manier, waarin een schrijver kan en/of moet uitblinken. U hanteert dat ene wapen van een schrijver op een sublieme manier. Uw taal weet die saaiheid te slopen. Uw poëtische stijl houdt die saaiheid buiten de deur en weet de lezer in het verhaal te trekken. Uw poëtische stijl maakt de lezer tot betrokken partij. Tot dorpsgenoot. Uw boek wordt een ontdekkingsreis. Een ontdekkingstocht. Uw boek wordt een ode aan het dorpsleven. Een dorpsleven, dat heel misschien aan het verdwijnen is.
Beste Jon. Uw boek is een ware tour de force. Een bravourestuk. U verheft het gewone tot iets buitengewoons. U verheft het gewone tot adembenemende schoonheid. In die schoonheid heb ik dankzij u mogen rondwandelen. U was hierbij mijn gids. U dwong mij schoonheid te zien waar ik het niet zou vermoeden. Soms maken vastgeroeste ideeën een mens ziende blind. Ik wil u danken dat u mijn ogen hebt geopend. Werkelijk hebt geopend. Traagheid en eenvoud kunnen best verleidelijk zijn. Voor dat besef wil ik u graag en intens danken.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties
X