Uitgelezen: De grote pensioenroof. Brief aan Kim De Witte.

Gepubliceerd op 20 februari 2019 om 16:53

Beste Kim,

 

Ik ben net de vijftig gepasseerd. Ik durf al eens vooruit te kijken naar mijn pensioen. Dat komt dichterbij. Dat weet ik. Dat besef ik. Dat vooruitkijken doe ik niet met tegenzin. Pensioen schrikt mij niet af. Integendeel. Maar toch. Toch sluipt in die blije vooruitblik enige ergernis. Ik weet het, een mens zou zich niet mogen ergeren. Ik kan het niet helpen. Het gebeurt. Elke keer weer als ik die opeenvolgende regeringen hoor verklaren dat het wettelijke pensioen niet langer zal volstaan om de levensstandaard na het beroepsleven te behouden. Zonder blikken of blozen komen zij ons vertellen dat de overheid slechts een minimumverzekering levert. Als men een hoger pensioen wenst, moet men zelf sparen. Daarbij verwijzen zij telkens naar de bijkomende pensioenpijlers. Het aanvullende bedrijfspensioen. Het pensioensparen. Een eigen woning. Die bijkomende pijlers moeten een goed pensioen garanderen. De overheid trekt zich terug. De pensioenen worden geprivatiseerd. Zo lijkt het wel. Neen, zo is het. Dat besef maakt mij boos. Woedend. Ik vloek. Omdat de overheid verzaakt aan zijn verplichtingen.

 

Die evolutie is geen louter Belgisch fenomeen. Als wij rondom ons kijken, stellen wij vast dat Europa in de meeste landen hetzelfde recept toepast. Dat recept bestaat uit volgende ingrediënten: het verhogen van de pensioenleeftijd, het stimuleren van bedrijfs- en privépensioenen en het beperken van de wettelijke pensioenen. Ter illustratie verwijst u naar Polen. Naar Duitsland. Naar Nederland. Die evolutie zou niet te vermijden zijn. Zo wordt ons verteld. Doemscenario’s over onbetaalbaarheid worden ons voorgehouden. Het kan niet anders. U weet wel, TINA. There is no alternative. Ten gevolge van het gebrek aan alternatief worden de regeringen in vele landen pleitbezorgers voor privatisering van de pensioenen. De grote financiële spelers wrijven zich in de handen. Zij zijn de grote winnaars. Nochtans kan het anders. Nochtans bestaat er een alternatief. Dat bewijst Oostenrijk. Aanvankelijk wou ook Oostenrijk meestappen in diezelfde evolutie. Maar zwaar burgerprotest dwong de beleidsmakers tot een wijziging van de plannen. Oostenrijk werd een voorbeeld hoe het wel kan. Dat tot voorbeeld strekkende verhaal vertelt u ook.

 

Over de betaalbaarheid van de pensioenen geeft u aan de regering een wijze raad mee. U vraagt met aandrang de inkomsten van de sociale zekerheid in de gaten te houden. Want daar wringt het schoentje. Vrijstelling van werkgeversbijdragen ondergraaft deze inkomsten. Vele landen voeren bovendien een politiek van vermindering van sociale lasten om de concurrentiepositie van de ondernemingen en de werkgelegenheid te verbeteren. Het is een verademing een pleidooi te mogen lezen dat focust op de inkomsten van de sociale zekerheid. Want al te vaak horen wij een discours dat enkel de stijging van de uitgaven van de sociale zekerheid in vraag stelt. Meestal volgt daarop een vraag tot besparingen in diezelfde sociale zekerheid. Het doet goed een ander geluid te horen.

 

In de pensioenhervorming lijkt het ook een evidentie dat wij langer zullen moeten werken. Zevenenzestig jaar lijkt de nieuwe norm te worden. Als verklaring voor een verhoging van de pensioenleeftijd wordt hierbij verwezen naar de demografie. U meent een andere verklaring te hebben. U schrijft dat de lonen zullen stijgen omdat de beroepsbevolking daalt en vacatures blijven openstaan. U schrijft dat in dat scenario de winsten van de bedrijven zouden dalen. Dat is volgens u de ware reden voor de verhoging. U hebt nog een aantal andere bemerkingen. Terecht stelt u dat 65 jaar niet zomaar een toevallig gekozen leeftijd is. Veertig procent van de 65-jarigen heeft gezondheidsproblemen en 10% is al overleden. Steeds maar weer wordt herhaald dat de mens langer leeft en dat hij dus langer zal moeten werken. Andere overwegingen lijken niet mogelijk. Die zijn er nochtans. Wij zouden die extra tijd kunnen beschouwen als meer tijd om van het pensioen te genieten. In die optiek kan de gepensioneerde meer tijd investeren in vrijwilligerswerk. Het engagement in het verenigingsleven mag best ook geïnterpreteerd worden als werken. In het pensioendebat wordt dit al te vaak over het hoofd gezien en lijkt enkel werk op de arbeidsmarkt van tel. Enkel werk op de arbeidsmarkt lijkt als nuttig beschouwd te worden. Terecht stelt u wij werken om te leven. Niet andersom. Het is een opluchting een politicus dat te horen zeggen.

 

In uw boek blijft u stilstaan bij de pensioenhervorming, die er lijkt aan te komen. Het pensioen met punten waarbij elk punt zou staan voor een aantal nog te bepalen euro’s. Dat aantal euro’s zou bepaald worden door het gemiddelde loon en de demografische en financiële evolutie. Dat aantal euro’s per punt kan dus schommelen. Net als de pensioenleeftijd. Die leeftijd zou afhankelijk gemaakt worden van de levensverwachting, de overheidsfinanciën en de stand van de sociale bijdragen. In dit pensioensysteem lijkt onzekerheid hoogtij te vieren. Dat men zich tegen een dergelijk puntensysteem verzet, lijkt mij meer dan logisch.

 

Op overtuigende wijze klaagt u dat nieuwe puntensysteem aan. Op overtuigende wijze brandt u datzelfde systeem af. Toch doet u niet enkel dat. U komt met een alternatief. Om tot een sterker wettelijk pensioen te komen, hebt u vier (haalbare) punten uitgewerkt. U noemt het bouwwerven. De eerste werf betreft de pensioenleeftijd. U pleit voor 65 jaar als wettelijke pensioenleeftijd. Vervroegd pensioen moet mogelijk zijn vanaf 60 jaar en na 35 gewerkte jaren. Brugpensioen moet niet afgebouwd worden maar moet mogelijk blijven vanaf 58 jaar. De tweede werf is het pensioenbedrag. Daarover bent u heel duidelijk en concreet. Dat zou 75% moeten zijn van het gemiddeld loon. De derde werf behandelt de gendergelijkheid. In uw boek geeft u aan dat vrouwen 34% minder pensioen hebben dan mannen. U noemt het de genderpensioenkloof. In dat opzicht pleit u voor het herstellen van tijdskrediet en loopbaanonderbreking als gelijkgestelde periodes. De laatste en vierde werf focust u op werkbaar werk. Hierbij aansluitend vraagt u om een veralgemening van de zogenaamde rimpeldagen.

 

Uw tegenstanders zullen ongetwijfeld bij hun verweer staan zwaaien met het prijskaartje. Als onbetaalbaar en niet realistisch zullen zij uw voorstellen wegzetten. U lijkt dat te beseffen. Want u toont aan hoe uw voorstellen toch haalbaar zijn. Hoe uw voorstellen toch betaalbaar zijn. Maar dat vraagt een andere mindset. Dat vraagt om een andere politiek. Waarbij multinationals niet langer carte blanche krijgen.

 

Echt vrolijk werd ik niet van uw boek. Toen ik las hoe het pensioendebat in België en andere landen werd gevoerd, moet ik vaak vloeken. Luidop. Vaak las ik fragmenten luidop voor aan mijn vrouw. Om mij zo te vergewissen dat wat ik lees wel degelijk echt is. Ik lees haar voor en sluit die korte fragmenten steeds weer af met die enkele machteloze woorden: dit is toch niet mogelijk. Maar het is wel mogelijk. U schrijft het. U bewijst het. Toch gaf uw boek mij hoop. Dat deed uw boek ook. Omdat u toonde dat het anders kan. Dat het anders moet. Omdat u toonde dat er wel degelijk een alternatief is. Maar dan moet de overheid opnieuw zijn vooraanstaande rol opnemen en zich niet laten wegdrukken.

 

Beste Kim. De grote pensioenroof. Bij aanvang dacht ik dat die titel er een beetje over was. Aan het einde besef ik dat die titel wel degelijk de lading dekt. Al te lange tijd ging ik mee in het verhaal dat langer werken een evidentie was. Dat het niet anders kon. U hebt mij eindelijk de ogen geopend. Met een heldere analyse. Met een kritische analyse. Dankzij u durf ik ‘Genoeg’ te zeggen. Dankzij u durf ik ‘nee’ te zeggen. Voor dat bevrijdende inzicht wil ik u uitermate danken.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.