Uitgelezen: De archeologie van het verlies. Brief aan Sarah Tarlow.

Gepubliceerd op 30 oktober 2025 om 12:59

Beste Sarah,

 

U bent archeologe, gespecialiseerd in gebruiken die in verband staan met dood en gedenken.  U geeft colleges over de archeologie en de geschiedenis van de dood.  U hebt een opleiding tot humanistisch uitvaartleider gevolgd.  U hebt geleerd om gesprekken met nabestaanden te voeren over de personen die ze hebben verloren.  Een mens zou denken dat u gewapend bent tegen verlies.  U moet evenwel vaststellen dat het een totaal ander verhaal wordt als de dood aanklopt bij u.  Als de dood aan uw voordeur staat.  Want dat is wat gebeurt.  Uw man wordt ziek en overlijdt.

 

U schrijft over de ars moriendi.  De kunst van het sterven.  Wij lijken die kunst niet te hebben.  Onze dood treden we maar al te vaak angstig en in het duister tastend tegemoet.  De dood wordt omgeven door een zweem van falen en zelfs van schaamte.  Misschien hebben wij nood aan een nieuwe ars moriendi, een handboek voor een seculiere tijd.  In dat nog te schrijven handboek moet ruimte geboden worden aan enig zeggenschap over de toedracht van ons eigen levenseinde.

 

Na de dood van uw man geeft u zichzelf de opdracht om een dergelijk handboek te schrijven.  Als archeologe probeert u aan de hand van gebrekkige data iets interessants te zeggen over de mensen uit het verleden.  Die kennis van het verleden is altijd incompleet.  Voor uw persoonlijke herinneringen geldt hetzelfde.  U beseft dat u de dingen moet neerschrijven.  Om te bewaren.  Om vast te houden.  Zodat het niet verdwijnt.  U begint het verhaal.  Het verhaal van u en uw man.

 

Het verhaal dat u brengt, valt uiteen in vele delen.  Het verhaal van een relatie.  Het verhaal van een ziekteproces.  Het verhaal van een rouwverwerking.  Het verhaal van een verlies.  Al die verhalen lopen door elkaar en weet u te kneden tot een aangrijpend en ontroerend verhaal.  Bij aanvang dacht ik dat het verhaal nogal academisch en kil zou zijn.  Maar dat is het niet.  Uw manier van schrijven en vertellen, die heel open en eerlijk is, sloopt de afstand tussen de lezer en de schrijver.  De lezer wordt als het ware in het verhaal getrokken om zich, samen met u, aan het ziekbed van uw man te zetten.

 

Terwijl u al schrijvend achterom kijkt, stelt u vast hoe de ziekte en de dood van uw man op uw carrière weegt.  Op uw relatie.  Op uw gezin.  U vraagt zich af of het anders had gekund.  Of er een betere balans had kunnen zijn tussen werk en privé.  In al die vragen sluipt twijfel binnen.  U gaat die twijfel onderzoeken waarbij u zichzelf in vraag stelt.  Als vrouw.  Als moeder.  Als mantelzorger.  Als werknemer.

 

In dat zelfonderzoek verbloemt u niks.  U schrijft over de verkilling van een relatie.  U ziet dat u de rol van echtgenote achter u laat en negeert en dat u vervelt tot een mantelzorger.  U bent enkel nog die mantelzorger.  Tegelijk ziet u ook uw echtgenoot veranderen.  Uw man verwordt tot een zwijgzame man, die geïrriteerd en cynisch was, ruzie zocht.  Hij verwordt tot een man die de triomfen achter zich had gelaten en wiens toekomst afbrokkelde.  U hield nog van hem maar de liefde was niet sterk genoeg om jullie door die moeilijke tijd heen te helpen.  U ziet hoe een nare man bezit neemt van uw echtgenoot.  In die metamorfose moet u uw relatie tot die ‘nieuwe’ man herijken.

 

Toch is het niet enkel een verhaal over u en uw man.  Net zozeer schrijft u over de medische begeleiding en opvolging.  Over de behandelende artsen.  Hierbij geeft u aan dat u en uw man beter opgewassen zouden zijn geweest tegen de laatste paar jaar als jullie goede informatie hadden gekregen over wat jullie konden verwachten.  Het zou geholpen hebben als jullie op de hoogte waren gesteld van de mogelijke uitkomsten, en aan de hand van welke tekenen jullie zouden weten of jullie weer op koers lagen naar de hoofdweg, of dat jullie reis ergens in het bos zou eindigen.  In zo’n periode fungeren artsen als onze landkaart en kompas, maar jullie hadden geen van beide.

 

U schrijft over een medisch stelsel dat het behoud van leven als het hoogste doel ziet, zelfs in de meest erbarmelijke omstandigheden.  U uit uw woede over het feit dat er een tirannie van protocollen en best practice bestaat om het risico van zelfdoding in te schatten en om te verhinderen dat iemand de zeggenschap over zijn eigen levenseinde krijgt.

 

Uiteindelijk is dat wat uw man doet.  Hij stapt uit het leven.  Zonder u hierin te kennen.  Want als aan het licht zou komen dat u had vermoed wat hij van plan was, kon u strafrechtelijk worden vervolgd omdat u hem er niet van had weerhouden.  Uw man stierf.  Alleen.  Helemaal alleen.  Dat einde had u anders gewenst.  Geen einde in eenzaamheid.  Wat u wenste is dat uw man niet alleen hoefde te sterven.

 

Tussen al die grote verhalen glippen vele, andere gedachten.  Kleine en grotere gedachten.  U schrijft over de erkenning en ondersteuning van mantelzorgers.  Over de dood als een bedreiging die moet ontlopen worden.  Over de vraag wat een goed of betekenisvol leven is.  Over euthanasie en hulp bij zelfdoding onder medische begeleiding.  Over schuldgevoel bij zelfmoord.

 

Het kan vreemd lijken, toch is het zo.  Al lezend meende ik u te leren kennen.  Ik zag u spartelen.  Ik zag u vallen en struikelen.  Ik zag u overeind krabbelen.  U had dingen anders kunnen doen.  U had dingen niet kunnen doen.  U had aardiger kunnen zijn.  Alleen waren er die omstandigheden.  Die omstandigheden die u niet in de meest begeerde positie bracht.  U schrijft dat het u tijd heeft gekost om te herinneren dat er die laatste maanden niet enkel woede en frustratie heeft bestaan, maar dat er ook liefde is geweest.  Dat weet ik.  Daarvan ben ik overtuigd.  Dat weet ik als u op uw eerste verjaardag na de dood van uw man een verjaardagscadeau krijgt van hem.  Dat weet ik als u een reuzenbovist, een paddenstoel, vindt en plukt.

 

Beste Sarah.  U schreef een bijzonder boek.  U schreef een wonderlijk boek.  U schreef een verhaal waarin ik mededogen las.  Een verhaal waarin ik vergeving las.  Een verhaal waarin ik een oproep las om de dood niet angstvallig weg te duwen.  Om de dood heel voorzichtig toe te laten.  U schreef een uitnodiging om de kunst van het sterven opnieuw de juiste plek te geven in ons bestaan.  Voor dat onverbloemde en eerlijke verhaal wil ik u van ganser harte danken. Dank dus.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.