Uitgelezen: Armoede uitgelegd aan mensen met geld. Brief aan Tim 'S Jongers.

Gepubliceerd op 30 april 2025 om 12:58

Beste Tim,

 

Iedereen heeft wel een mening over armoede.  Armoede zou je eigen schuld zijn.  Armoede zou niet meer dan een gebrek aan geld zijn.  Armoede zou gaan om ‘domme mensen’ die ‘ongezonde keuzes’ maken.  In uw boek schrijft u dat onze taal waarmee we praten over armoede cruciaal is voor onze blik op de werkelijkheid.  Voor onze blik op armoede.  Omdat u terecht meent dat hoogopgeleiden vaak de macht hebben om de samenleving te veranderen, richt u zich met uw boek tot deze groep.  Om armoede effectief te bestrijden, zullen we eerst de blik van mensen met geld op armoede moeten veranderen.  Om dat te bereiken, zullen de hoogopgeleiden met een goede sociaal-economische positie eerst naar zichzelf moeten kijken.  Omdat zij de dominante opvattingen en daarmee ook de richting van het armoedebeleid bepalen.  Ondanks het feit dat er toch veel gebeurt in de bestrijding van armoede en ongelijkheid, blijken veel interventies hun doel voorbij te schieten, ongewenste bijeffecten te hebben en de structurele problemen niet aan te pakken.  Dit heeft, volgens u, alles te maken met de begripskloof.  Om die begripskloof te dichten, zal u de veelkantigheid van armoede tonen en zal u de lezer een inkijk geven in de diepte van de armoede die u zelf gekend heeft.  Hierbij zal u enkel functioneel exhibitionistisch zijn.  In uw poging tot het dichten van de kloof zal u beginnen aan de oppervlakte van wat armoede is.  Om dan steeds verder de diepte in te duiken.

 

Om in uw missie te slagen, deelt u uw boek op in negen vragen.  Negen vragen waarop u zelf telkens helder en uitgebreid een antwoord geeft.  Een logische eerste vraag is wat armoede nu echt is.  Om het probleem te kunnen onderzoeken moeten wij het onderwerp van onderzoek scherp aflijnen.  Als dat uitgekristalliseerd is, gaat u verder.  U stelt de vraag waarom armoede zo duur is.  Waarom armoede overdracht van ellende is.  Waarom armoede een clusterfuck is.  Waarom armoede aan iemand blijft kleven.  Waarom armoede iemand buitensluit.  Waarom armoede eeuwig is.  Waarom armoede een andere blik geeft.  Waarom armoede schreeuwt om een opstand.

 

In elk van uw antwoorden vind ik wel iets dat aan mij blijft kleven.  Dat zich vastzet in mijn hoofd.  Zo schrijft u dat financiële bestaanszekerheid niet alleen om voldoende inkomen gaat, maar ook om de wijze waarop mensen recht hebben op toeslagen en deze kunnen aanvragen.  Huishoudens die op het minimum leven moeten niet alleen voldoende inkomen ontvangen om in basisbehoeften te voorzien maar moeten ook maatschappelijk kunnen participeren én moeten in staat zijn om buffers aan te leggen voor onverwachte tegenvallers.

U schrijft dat wij verwachten dat arme mensen zich gedragen naar onze normen in termen van gezondheid, financiële keuzes en de wijze waarop je jezelf staande houdt in de maatschappij.  U zegt dat wij ziende blind zijn.  Dit dominante beroep op zelfredzaamheid heeft alles te maken met het feit dat we mensen meer als kostenpost zijn gaan zien.  Uitgaven voor onderwijs, pensioenen, zorg, welzijn en armoede worden als kosten gezien in plaats van als investeringen in mensen.

U schrijft dat bestaanszekerheid begint bij een betrouwbare overheid.  We moeten niet uitgaan van zelfredzaamheid, wel van het bewerkstelligen van een gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid en burger.  Het opzetten van een simpeler en voorspelbaarder overheidssysteem zou hiertoe een eerste stap kunnen zijn.

U schrijft over het verkeerde beeld dat wij hebben van de maatschappelijke ladder.  Het bestijgen van die ladder voor degenen die onderaan beginnen is niet vanzelfsprekend omdat wij geen aandacht hebben voor de grond waarop die ladder staat.  Die grond verschilt van persoon tot persoon.  Om de mensen die onderaan staan te helpen, zullen we dus meer moeten doen dan draaien aan de economische knoppen of arbeidsmarktbeleid.  Wat we werkelijk moeten doen, is bodemherstel oftewel alle kapitalen (financieel kapitaal, cultureel kapitaal, sociaal kapitaal, instantiekapitaal) uit het rood halen en zorgen dat mensen zich persoonlijk kunnen ontwikkelen.

 

Ik besef dat ik mij moet beperken in het geven van een overzicht in uw ‘oogopende’ vaststellingen.  Als ik mij volledig zou laten gaan, zou ik uw volledige boek kopiëren.  Dat kan niet de bedoeling zijn van deze brief.  Toch kan ik dit korte overzicht misschien aanvullen door u te zeggen dat ik bij veel van uw vaststellingen hetzelfde denk: what the fuck! Wij hebben totaal geen benul.  Wij hebben totaal geen besef.  Wat wij momenteel doen is alles in het werk stellen om bestaanszekeren niet bestaansonzeker te maken.  Terwijl een goed armoedebeleid eigenlijk net het omgekeerde zou moeten zijn.

 

Als wij uw antwoorden op uw negen vragen zouden bundelen en vertalen naar een nieuw armoedebeleid, zou ik durven stellen dat wij het ideale beleid heel dicht zouden benaderen.  Dat te mogen lezen in een periode waarin mensen in armoede al te vlug worden weggezet als profiteurs, is verrijkend.  Is verfrissend.  Ik ben woedend.  Al maanden.  Al jaren.  Omdat ik ervan ben overtuigd dat het beleid zich niet richt op de juiste doelgroep.  Omdat ik besef dat het beleid niet het juiste doet.  We schoppen naar beneden en kijken niet naar boven.  U schopt niet.  U analyseert en vanuit die analyse komt u tot oplossingen.

 

In uw boek schrijft u dat wij armoedebeleid eindelijk ernstig moeten nemen.  Omdat armoede aan onze samenleving knaagt.  Armoede raakt het recht op een behoorlijke levensstandaard, het recht op gezondheid, het recht op huisvesting, het recht op onderwijs, het recht op arbeid én het recht op volwaardige deelname aan de samenleving.  Armoede leidt uiteindelijk tot ongelijkheid binnen de samenleving, maatschappelijke onvrede én wantrouwen in de overheid en onze democratie.  Om die toch wel belangrijke redenen moeten wij eindelijk anders gaan praten over armoede.  Om tot slot anders te gaan nadenken over armoede.  Mat uw boek hebt u daartoe een eerste aanzet gegeven.

 

Beste Tim.  Ik moet zeggen, ik heb het moeilijk met het aanleren van andere talen.  Een talenknobbel ben ik nooit geweest.  Toch heb ik uw uitnodiging om op een andere manier over armoede te praten, aanvaard.  Ik heb uw taal opgepikt.  Ik heb uw taal onder de knie gekregen.  Het voelde alsof die taal al lang in mij zat maar dat ik nog niet de juiste vertaling vond.  Omdat de juiste woorden mij ontbraken.  U hebt mij die woorden aangereikt.  Met uw boek hebt u mij een houvast gegeven.  U hebt mij handvaten aangereikt om het al te vaak populistische debat over armoede te counteren.  Daarvoor wil ik u van ganser harte danken.  Dank dus.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb