Beste Ingrid,
Ik kijk om mij heen en stel vast dat er op deze wereld heel wat fout loopt. Op een bijna beangstigende wijze. Ik kon het enkel vaag benoemen. Moeilijker was het de vinger op de wond te leggen. Als ik daartoe een poging ondernam, nam mijn ergernis over wat fout loopt de overhand. Ergernis is geen goede raadgever. Is geen goede richtingsaanwijzer. Ik diende afstand te nemen en mij te wenden tot mensen met de nodige competenties. Die competenties hebt u. U bent econoom en filosoof. Als hoogleraar Ethiek van Instituties bent u verbonden aan de Universiteit Utrecht. U promoveerde in Cambridge bij Amartya Sen. Die laatste verwierf bekendheid met zijn werk over honger, welvaartstheorie en de mechanismen achter armoede. In 1998 ontving Sen de Nobelprijs voor de Economie. Dat alles doet mij vermoeden dat u met de nodige autoriteit spreekt. U beschikt over de nodige expertise. Expertise die u een pleidooi doet schrijven tegen extreme rijkdom. Een pleidooi dat zijn weg vindt naar uw boek Limitarisme. Dat boek ging ik dus lezen.
Centrale stelling in uw boek is dat extreme rijkdom de democratie ondermijnt, niet verenigbaar is met ecologische noodwendigheden, bijna altijd onverdiend is en de belangen van iedereen schaadt, superrijken incluis. Alvorens u die stelling aan een nader onderzoek onderwerpt, meent u dat het nodig is om precies te omschrijven wat extreme rijkdom is. Een voorbeeld moet dit duidelijk maken. Dat voorbeeld vindt u in Elon Musk. Als wij stellen dat iemand vijftig uur per week werkt, van zijn twintigste tot zijn vijfenzestigste -week in week uit; jaar in jaar uit – dan zou Elon Musk omgerekend 1.871.794 dollar per uur verdienen. Het begon mij te duizelen. Dat ene getal was voldoende aansporing om uw boek verder te gaan lezen.
U hebt het gevoel dat het niet klopt als een individu zoveel geld vergaart. Alleen kon u niet goed verwoorden waarom. Dit boek is uw ultieme antwoord. Om een antwoord te kunnen formuleren gebruikt u uw kennis van filosofie en economie. Eerst moet u formuleren wat ‘te rijk’ is en vervolgens onderzoeken waarom het bezit van te veel geld slecht zou zijn. In uw analyses en onderzoeken naar deze vragen raakte u ervan overtuigd dat we een wereld moeten creëren waarin niemand superrijk is. Dat we een maximum moeten stellen aan het vermogen dat wie dan ook mag bezitten. U kwam uit bij de term limitarisme. U stelde zich de vraag hoe u dat in de praktijk zou kunnen brengen. Ook die zoektocht is deel van uw boek.
U noemt limitarisme een regulatief ideaal. Het is een doel om na te streven maar waarvan het onwaarschijnlijk is dat het ooit volledig zal worden bereikt. Om dat doel na te streven, vraagt het limitarisme om drie manieren van handelen: veranderingen op structureel niveau, fiscaal ingrijpen en ethisch handelen. Ik zou hierop verder kunnen doorgaan maar dan zou het lijken alsof ik uw boek gewoon zit te kopiëren. Dat is niet mijn bedoeling. Dit is een brief. Een brief hoort kort te zijn. Dat besef ik. Ik ga dus voort.
Het antwoord op de vraag of iemand superrijk is, hangt af van een aantal grenzen. De eerste is de rijkdomsgrens, die overeenkomt met het niveau waarop meer geld de levensstandaard van iemand niet op zinvolle wijze kan verbeteren. De tweede is de ethische grens, die gelijkstaat met de maximale hoeveelheid geld die iemand op morele gronden mag bezitten. De laatste grens is een politieke grens en omschrijft u als het persoonlijk vermogen die de overheid voor ogen zou moeten houden bij het inrichten van haar sociale en fiscale stelsel.
Op basis van die drie grenzen stelt u een bovengrens van 10 miljoen voor. Hierbij geeft u aan dat het bij limitarisme niet om een getal gaat maar om alle redenen waarom een wereld zonder extreme vermogensconcentratie beter zou zijn voor ons allemaal. Om dat duidelijk te maken wijst u op de problemen, die buitensporige rijkdom met zich meebrengen. Het houdt de armen armer terwijl ongelijkheid toeneemt. Het is besmet geld (illegaal of illegitiem) dat voortkomt uit misdaden tegen de menselijkheid, kleptocratie, corruptie, commerciële activiteiten waarmee doelbewust leed wordt veroorzaakt, schending van werknemersrechten, belastingonttrekking. Het ondermijnt de democratie waarbij de collectieve besluitvorming wordt bedreigd. Tot slot steekt het de wereld in brand. Het volstaat hierbij te denken aan de klimaatontwrichting. Ik vat deze problemen nogal sloganesk samen. U doet dat uiteraard niet. Elk van die problemen belicht u uitgebreid waarbij u sterke argumenten aanvoert.
Velen zouden kunnen gaan denken dat u niet hoog oploopt met die superrijken. Omdat zij uw beoogde doelgroep zijn. In uw boek geeft u evenwel aan dat ook die groep zal profiteren van uw voorstellen. Rijken en superrijke mensen zouden vollediger mens kunnen zijn omdat net moreel handelen ons menselijk maakt. Het zou de ongelijkheid verminderen en daardoor ook de politieke instabiliteit verminderen. Verder zou het verminderen van ongelijkheid de totale economische koek doen groeien. Iedereen zou beter af zijn. Een sterke middenklasse die fatsoenlijke lonen betaald krijgt, zou in het belang van de rijken zijn. Als laatste geeft u aan dat het de negatieve psychologische effecten van extreme rijkdom op de superrijken zou verminderen. Alweer blink ik uit in beknoptheid. Iets waaraan u zich niet bezondigt. Gelukkig maar. U onderbouwt. U argumenteert. U haalt voorbeelden aan. Een ingesteldheid die u in uw volledige pleidooi aanhoudt. Heerlijk. Gewoonweg heerlijk.
U had het hierbij kunnen laten. Dat doet u niet. U acht het noodzakelijk om de theorie te vertalen naar de praktijk. Want dat zal nodig zijn om het limitarisme ingang te doen vinden. Alvorens u die vertaling naar de praktijk maakt, wijst u ons op drie dingen die we in het achterhoofd moeten houden. Vooreerst herhaalt u nog even dat het limitarisme een regulatief ideaal is. Vervolgens maakt u ons duidelijk dat er geen wondermiddel bestaat voor de afschaffing van extreme rijkdom en dat we ons hierbij zullen moeten beroepen op een lappendeken aan maatregelen. U eindigt met te stellen dat het de bevolking is die zal moeten beslissen. Een groot maatschappelijk debat acht u dus noodzakelijk.
De vertaling naar de praktijk dan. Daartoe meent u dat volgende elementen onontbeerlijk zijn: het ontmantelen van de neoliberale ideologie, het afbreken van de klassenbarrières, een betere balans tussen de economische machten, het herstellen van de fiscale beslissingsmacht van de overheid, het inbeslagnemen van besmet geld, het eerlijk inrichten van de internationale economische architectuur, het begrenzen van topbeloningen, een halt toeroepen aan de intergenerationele overdracht van rijkdom.
Wie bij het lezen van deze brief zou opwerpen dat alles nogal kort door de bocht is, dwaalt. Hen kan ik enkel aanraden het boek te gaan lezen. Omdat zij enkel zo kunnen vaststellen dat elke stelling die u poneert, gebaseerd is op feiten. Alles wat u schrijft, hebt u voorgelegd aan superrijken. In gesprekken die u met hen voerde. Bijna allemaal waren het erover eens dat ongelijkheid een serieus probleem is en dat overheden de zeer rijken ontzien. Velen van hen stemden in met uw limitaristische standpunten en argumenten. Dat pleit voor de overtuigende kwaliteit van uw pleidooi.
Alvorens ik deze brief afsluit, wil ik nog duidelijk maken dat ik mij enkel gefocust heb op de grote lijnen van uw pleidooi. In uw boek gaat u soms even van de hoofdweg af en gaat u paden bewandelen die u naar andere, interessante ideeën leidt. Bij-ideetjes zou ik het noemen. Die paden maken uw boek nog interessanter. Nog boeiender.
Beste Ingrid. Ik had nooit kunnen denken dat een boek over economie mij zo zou begeesteren. U bewerkstelligt dat wonder. Met uw ideeën en pleidooi begeestert u mij. U legt de vinger op de wonde. U benoemt de kwaal. U reikt mij de woorden aan die ik ontbeerde om te zeggen wat mij zo ergerde. Voor die heldere en overtuigende analyse wil ik u van harte danken. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties