Beste José Henrique,
Uw vader was vrachtwagenchauffeur. Hij ging tot de vierde klas naar school en werkte vijftig jaar als chauffeur. Tot zijn tweeënzeventigste. Dat zou een mooi uitgangspunt kunnen zijn voor een boek, moet u gedacht hebben. Alleen stelt u vast dat van die vijftig jaar als chauffeur niks tastbaars is overgebleven. Alles zit opgeslagen in het geheugen van uw vader. Daar blijft het veilig opgeborgen. Tot de eerste maanden van 2021. Dan heeft uw vader zin zijn verhaal te vertellen. Aan u. Zijn zoon. U begint met het opnemen van de gesprekken die u voerde met uw vader. Het lijkt alsof uw vader vertelt om door te geven. Het lijkt alsof uw vader u inspiratie levert voor uw eerste boek.
Net voor u met die gesprekken begon, werd bij uw vader darmkanker vastgesteld. De gesprekken en de ziekte lopen door elkaar heen. Zij vormen de basis van het boek. De fundamenten. Want zoals altijd waaiert het boek uit. Het gaat van de uitgetekende paden af en bewandelt paden die vooraf niet gepland waren. Het boek wordt vollediger. Wordt grootser. De omgeving van uw vader wordt deelgenoot van zijn verhaal.
Nog in het begin van uw boek schrijft u dat dit boek geen biografie is. Dat is volgens u enkel weggelegd voor hen die een land hebben bestuurd of grondgebied veroverd. Voor arbeiders of gewone mannen gebeurt dat niet. Dat uitgangspunt maakt het moeilijk om het verhaal van uw vader vorm te geven. U omzeilt die moeilijkheid door het verhaal van uw land, Brazilië, te vertellen. Door het verhaal van zijn economie te vertellen. U illustreert alles met de verhalen van uw vader. Want in dat economische verhaal past zijn persoonlijke verhaal. Uw vader was een deeltje. Een radertje. In het zog van uw vader maakt u de arbeiders zichtbaar. De arbeiders die meewerkten aan de opgang van een land. Die ploeterden om toch maar deel te zijn van die opgang. Het verlangen om toe te treden tot de middenklasse werd gevoed door de retoriek van het economische wonder.
U acht het noodzakelijk dat het verhaal van die arbeiders wordt verteld. Want u stelt vast dat de elite niet naar het verhaal van de arbeiders zelf luisteren maar dat zij liever zelf hun eigen concepten, theorieën en wereldbeelden op hen projecteren. De abstracte projectie van ideeën op volksklassen is een verdedigingsmechanisme om te voorkomen dat ze werkelijk gaan deelnemen aan het politieke debat en aan elitaire culturele instellingen. Hierbij aansluitend schrijft u dat de heersende versie van de nationale geschiedenis, waarin geen plaats is voor de slachtoffers van catastrofes (kolonisatie, genocide, slavernij, racisme, milieuvernietiging), het product is van een jammerlijk stedelijk en wit perspectief, met het zwaartepunt in het zuidoostelijk kustgebied.
Uw boek kwam uit na het presidentschap van José Bolsonaro. U koppelt uw vaststellingen aan dat presidentschap. Dat zal uw kijk op uw land zeer zeker beïnvloed hebben. Alhoewel u bijzonder vernietigend bent over deze president, kijkt u breder. In die bredere kijk op uw land ziet u hoe het oerwoud en zijn bewoners obstakels worden in een dodenmars van vooruitgang, gespeeld door tractoren, vrachtwagens, ossenkarren, kettingzagen en kruit. Die menselijke en ecologische tragedie krijgt weinig aandacht van de elites, die dolblij zijn dat ze mogen aanschuiven aan het ironische banket van de wereldeconomie en partij zijn in dat oude verbond tussen schaamteloosheid en sloopzucht. In dat proces was Bolsonaro een versterkende en versnellende factor.
U benoemt de feiten op een manier zoals het nog nooit eerder gebeurde. U schrijft over de genocide op de inheemse bevolking. U schrijft over het alarmerend hoog aantal moorden op activisten en slachtoffers van uit de hand gelopen conflicten om land en bos. U schrijft over de gewelddadige wijze waarop de Braziliaanse staat op grote schaal mensen de dood injaagt.
Terwijl ik dit schrijf, besef ik plots dat ik het nog niet over uw vader had. Alsof het lijkt dat ik zijn verhaal niet heb opgepikt. Dat enkel het verhaal van uw land mijn interesse had. Dat is het niet. Ik heb uw vader gezien in uw verhaal. Ik heb uw vader gevoeld in uw verhaal. Dat doe ik als u schrijft over de eigenheid van de vrachtwagenchauffeur. Als u vertelt over de camaraderie. Over de collegialiteit. Over het vertrouwen tussen chauffeurs en tussenpersonen. Over arbeidsethos. Over stimulerende middelen om wakker te blijven. Over de lichamelijke klachten als gevolg van het werk. Dat doe ik als u vertelt over uw vader en moeder. Over hun liefde. Over hoe zij elkaar leerden kennen. Dat doe ik als u vertelt over de dubbelzinnige positie van uw vader, waarin hij tegelijk een essentieel onderdeel is van uw leven én een toevallige passant die uw dagelijks ritme kwam verstoren. Over het wezenlijke probleem geworteld te zijn in de arbeidersklasse en van sociale klasse gewisseld te zijn. Dat doe ik als u vertelt over de ziekte van uw vader. Over de omwisseling van taken waarbij u de verzorgende taak van uw vader overneemt.
Beste José Henrique. U ging het verhaal van uw vader schrijven. Het werd meer. Veel meer. Het werd net zozeer het verhaal van een ziekte. Het verhaal van een land. U gaat op zoek naar de parallellen tussen die drie. U vindt die en benoemt die op een bijzonder knappe wijze. Uw vaders lichaam wordt aangetast. Door kanker. Uw land wordt verwoest. Door zijn machthebbers. U komt tot een volledig verhaal waarvoor uw vader de sleutel aanreikte. Ooit ging ik op reis naar uw land. Lang vóór u dit boek schreef. U verrijkt mijn herinneringen aan uw land. U doet mij uw land begrijpen. Uw boek werd een volledigere kennismaking. Een andere kennismaking. Een betere kennismaking. Een intensere kennismaking. Daarvoor wil ik u danken. Van ganser harte. Daarom dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties