Uitgelezen: Bona Fide - Een kerstverhaal. Brief aan Sander Kollaard en Floris Tilanus.

Gepubliceerd op 23 december 2024 om 13:07

Beste Sander,
Beste Floris,

 

Een kerstverhaal moet gelezen worden in de kerstvakantie.  Een kerstverhaal kan niet gelezen worden in april.  Noch in juli.  Noch in november.  Dat is wat ik dacht.  Dat is waarom ik meteen begon in uw nieuwste boek.  Uw nieuwste boek dat een kerstverhaal heet te zijn.

 

U laat mij kennismaken met Leo.  Het gaat niet goed met hem.  Hij verliest zijn werk.  Er wordt bij hem kanker vastgesteld.  Zijn vrouw verlaat hem.  Dat is heel wat tegenspoed voor één man.  Leo lijkt onheil en rampspoed aan te trekken.  Hij lijkt een ongeluksmagneet te zijn.  Even ga ik twijfelen of dit wel een kerstverhaal is.  Kerst verbind ik met warmte.  Kerst verbind ik met vrolijkheid.  Die vrolijke warmte lijkt ver zoek in uw verhaal.

 

De treurigheid houdt aan.  Leo dwaalt door de stad.  Vlucht weg in kroegen.  Zoekt beschutting in een kerk.  Nergens vindt hij troost.  Iedereen lijkt aan hem voorbij te gaan.  Hij wordt door niemand opgemerkt.  Dan gebeurt wat enkel in een kerstverhaal kan gebeuren.  Een engel verschijnt.  Hij lijkt het niet te geloven.  Want, net als ik, weet hij dat engelen niet bestaan.  Op dat moment ga ik beseffen dat ik wel degelijk een kerstverhaal lees.  Enkel in kerstverhalen hebben wonderen bestaansrecht.  Enkel in kerstverhalen kunnen de meest onmogelijke dingen toch gebeuren.

 

Leo twijfelt aanvankelijk.  Dit kan toch niet, hoor ik hem denken.  Ik por hem aan.  Ik maan hem aan.  Om toch maar die uitgestoken hand aan te nemen.  Het is kerst, zeg ik hem.  Dan gebeuren de gekste dingen.  De gekste dingen waarvoor men zich moet openstellen.  De gekste dingen die men moet durven te omarmen.  Weg met de twijfel, zeg ik Leo.  Spring, zeg ik hem.  Spring met het risico om toch tegen een muur te knallen.

 

Uiteindelijk aanvaardt Leo de uitgestoken hand.  Om te doen wat hij hoort te doen.  Het ongeluk wordt omgebogen naar geluk.  Eind goed, al goed.  Ik ga glimlachen.  Ik voel de vrolijke warmte van de kerstdagen in mij lopen.  Ik begin spontaan Last Christmas van Wham te zingen.  Gevolgd door White Christmas van Bing Crosby.  Zelfs All I want for Christmas is you van Mariah Carey begin ik uit volle borst te zingen.  Het geluk van Leo gaat over in mijn geluk.  Dan besef ik weer wat de eigenlijke bedoeling van een kerstverhaal is.  Kerstverhalen maken mensen gelukkig.  Maken mensen intens gelukkig.  Net omdat in kerstverhalen kan wat in werkelijkheid niet kan.  Kerstverhalen doen ons geloven in het onmogelijke.  Doen ons zelfs geloven in engelen.

 

Ik moet denken aan de middernachtmis.  Een kerstviering op de overgang van kerstavond naar kerstdag.  Als jong ventje ging ik elk jaar.  Met mijn ouders.  Met mijn broers en zus.  Nu doen wij het niet meer.  Wij vieren nog kerst.  Met de ouders.  Met de broers en de zus.  Maar geen middernachtmis meer.  Dat hebben wij geschrapt.  Maar heel misschien heb ik nu een alternatief.  Misschien moet ik op middernacht uw verhaal voorlezen.  Luidop.  Uit volle borst.  Misschien moeten we elk jaar Leo uitnodigen aan de feesttafel.  Het zou mooi zijn.  Het zou schitterend zijn.  Het zou heerlijk fantastisch zijn.

 

Uw boek is een wonderlijk kleinood.  Niet enkel in woorden.  Net zozeer in de tekeningen toont dit verhaal zijn unieke pracht.  Wat u schrijft, wordt in de tekeningen heel bondig samengevat.  In de tekeningen voel ik de aanvankelijke pijn.  De twijfel.  Het uiteindelijke geluk.  De tekeningen gaan van diep zwart naar helder wit.  In de tekeningen schuilt diezelfde intensiteit die ik in de woorden proefde.  Beeld en woord versterken elkaar.  Beeld en woord maken het verhaal tot een uniek pareltje.

 

Beste Sander.  Beste Floris.  Ik heb intens genoten van uw kerstverhaal.  Ik werd ontroerd door de fantasierijke eenvoud.  Ik vergat mijn volwassen nuchterheid.  Een nuchterheid die alle fantasie stillegt.  Nooit kwam het in mij op om luidkeels ‘ja maar, kan dit wel’ te schreeuwen.  Ik ging volledig op in uw verhaal.  Ik gaf mij over aan mijn kinderlijk enthousiasme.  Het kind in mij juichte.  Niet stilletjes.  Wel luidop.  U hebt mij doen dromen.  U hebt mij heerlijk doen dromen.  U deed mij voor eventjes de wereld vergeten.  Dat maakte mij blij.  Dat maakte mij heel blij.  Daarvoor wil ik u danken.  Van ganser harte.  Dank dus.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

 

PS: Om nog heel even terug te komen op de inleiding van mijn brief.  Dit (kerst)verhaal kan altijd gelezen worden.  Om het even wanneer.  Elke dag.  Elke maand.  Dat weet ik nu.  Na het lezen van uw boek.  Dat weet ik nu heel zeker.

Reactie plaatsen

Reacties

Sander Kollaard
3 maanden geleden

Mooie reactie hoor, dank u wel. En mooie dagen!

Maak jouw eigen website met JouwWeb