Beste Frederik,
Laat mij maar meteen met de deur in huis vallen. Ik ben een zondagskind. Zonder al te grote kwetsuren laveerde ik doorheen mijn jeugdjaren. Die jeugdjaren liggen al een tijdje achter de rug. Ik ben ouder. Ik ben in die mate oud dat ik al eens durf terug te kijken op het geleefde leven. In die terugblik kom ik telkens tot dezelfde conclusie: ik heb een ongeschonden jeugd gehad. Nu zou u kunnen denken dat hierdoor de afstand tussen Oskar, de protagonist uit uw boek, en mij bijzonder groot zou zijn. Dat die afstand niet te overbruggen is en dat diezelfde afstand een obstakel zou kunnen zijn om het verhaal tot mij toe te laten. Behalve mijn ongeschonden jeugd heb ik een enorm groot voorstellings- en inlevingsvermogen. Die rijke verbeelding staat mij toe mij in te leven in andere personages. Die rijke verbeelding staat mij toe mij te verplaatsen in andere personages. Dus, jawel, Oskar en ik stonden heel dicht bij elkaar. Oskar en ik hadden een heel sterke band.
Het thema van uw boek is bijzonder zwaar. U schrijft over de dood. U schrijft over trauma’s. U schrijft over de mogelijke manieren van rouwverwerking. Want met dat alles wordt Oskar geconfronteerd. Al vrij vroeg in zijn leven. Wanneer al het leed zich opstapelt, neemt Oskar een besluit. Hij besluit de dood te verschalken. De dood te slim af te zijn. Dat meent hij te kunnen doen door te vluchten. Hij wenst op te lossen. Te verdwijnen. Oskar wilde vergeten worden. Door iedereen. Zelfs door de dood. Oskar wilde vergeten worden omdat zelf vergeten nooit zou lukken.
Hij vlucht naar Vlieland. Eén van de Nederlandse Waddeneilanden. Hij meent dat hij daar door niemand zal gevonden worden. Zelfs niet door de dood. Zijn geplande afzondering loopt een beetje anders. Hij ontmoet Iwan, een taxidermist. Wat hij voordien met niemand kon, lijkt hij wel te kunnen met Iwan. Oskar gaat praten. Tot dan zat de dood veilig achter slot en grendel. Iwan lijkt het slot te kunnen openen. Iwan lijkt wel de juiste man op de juiste plaats. Omdat Iwan het enige aanspreekpunt is, zijn de banale, oppervlakkige dingen al vrij snel uitgesproken. Er moet geschakeld worden naar een ander, dieper niveau. De gesprekken worden persoonlijker. Iwan lijkt te vervellen van taxidermist naar therapeut.
Op Vlieland gaat Oskar begrijpen dat hij niet kan oplossen. Hij kan de dood niet verschalken. Hij moet zijn blik naar de toekomst richten. Om te kunnen loslaten. Pas wanneer hij het stuk van zichzelf dat gebukt ging onder de dood loslaat, kan hij vrij zijn. Pas als de oude Oskar begint op te lossen, kan zijn nieuwe ik beginnen te groeien. Om tot dat besef te komen, had hij Iwan nodig.
Het verhaal is ten einde. Hij leefde nog lang en gelukkig. Dat had het kunnen zijn. Zo had ik het gewenst. Jawel, diep in mij schuilt een sentimenteel jongetje. Helaas. U had een ander einde uitgedacht. U laat het verhaal kantelen. U laat Oskar naar België terugkeren. Om enkele dingen te regelen. Die terugkeer mondt uit in een alles verterende finale. Ik zit op het puntje van mijn stoel om dan, bij de laatste pagina, van diezelfde stoel te tuimelen. Van verbazing. Dit had ik niet durven denken. Uw uitgeschreven einde en mijn verbeelde einde liggen mijlenver uiteen. U slaat mij knock-out. Moeizaam krabbel ik overeind. Om zachtjes aan te bekomen.
Ik klap uw boek dicht. Ik kijk naar de cover van het boek. Ik kijk dat hert recht in de ogen. Dat kan ik niet lang aanhouden. Ik moet mij wegdraaien. Omdat ik een intense pijn voel. Ik voel de pijn van Oscar. Ik voel het leed van Oskar. Ik krijg opnieuw die krop in de keel. Diezelfde krop die ik voelde bij het lezen van uw boek.
Toch zie ik in de ogen van dat hert ergens een lichtpuntje. Als ik denk aan het verblijf van Oskar op Vlieland krijg ik een warm gevoel. Ik betrap mij er op dat ik mijn koffers zou willen pakken. Dat ik naar Vlieland zou willen. In totale afzondering. Om alles eventjes te ordenen. Om het leven, al is het maar voor even, on hold te zetten. Om de volle rust te kunnen ervaren. Om mijn hoofd leeg te laten lopen. Helaas. Het zal niet gebeuren. Maar net op het moment dat ik dit idee afvoer, besef ik dat ik een Belg ben. Belgen zijn meesters in het compromis. Ik kom dus tot een compromis met mijzelf. Ik creëer in mijn hoofd een eigen Vlieland. Waarnaar ik kan reizen als ik even behoefte heb aan stilte en rust. U hebt mij een vluchtweg geschonken. Een vluchtweg uit de ratrace. In het wrede zit ook het schone. Dat schone heb ik uit uw verhaal weten te puren.
Beste Frederik. U schonk mij een boek dat pijn deed. Dat werkelijk pijn deed. Maar u schreef het op zo een manier dat ik behalve die pijn ook troost voel. Ik sloot Oskar in mijn hart. Op een dergelijke manier dat ik hem aan het einde van het boek niet kon loslaten. Hij bleef bij mij. Hij bleef in mij. Om hem dan heel zachtjes aan los te laten. Voor dat intense verhaal wil ik u van ganser harte danken. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties