Parkplatz, gezien in De Expeditie. Brief aan Johan Heldenbergh, Robrecht Vanden Thoren en Titus De Voogdt.

Gepubliceerd op 14 oktober 2024 om 13:12

Beste Johan,
Beste Robrecht,
Beste Titus,

 

Ik zag het meteen.  Ik zag meteen dat het goed zou worden.  Dat zag en voelde ik als Titus het podium opstapte.  Met twee sporttassen in zijn handen.  Dat zag en voelde ik als Robrecht het podium kwam op gefietst.  Ik glimlachte lichtjes.  Ik leunde wat meer ontspannen achterover.  Omdat ik wist, dit wordt een mooie avond.  Ik werd blij.  Heel blij.

 

Dat gevoel werd nog versterkt toen ik Our darkness van Anne Clark door de boxen hoorde knallen.  Ik maakte een vreugdesprongetje.  De muziek voerde mij terug naar schoolfuiven en feestjes in jeugdhuizen.  Ik kreeg het warm.  Van pure nostalgie.  Die warmte werd nog opgepookt met Alice van Sisters of Mercy.  Met Just like honey van The Jesus and Mary Chain.  Dit kon gewoonweg niet beter, dacht ik.  Dat warme gevoel werd nog intenser toen ik Robrecht en Titus wild zag dansen op die muziek.  Ik wou rechtop staan.  Ik wou het podium op.  Ik wou pogoën.  Wijselijk bleef ik zitten.  Ik wou geen ordeverstoorder zijn.  Ik wou wat op het podium gebeurde niet verstoren.  Want dat zou pas jammer zijn.

 

De muziek was goed gekozen.  Net als de wagen die op het podium stond.  Ik kende het merk niet.  Ik kende het type niet.  Wel wist ik dat die wagen perfect gecast was.  Dit was de juiste wagen.  Dit was de wagen waar het verhaal om vroeg.  Als u mij zou vragen dit nader te verklaren, zou ik het niet kunnen.  Ik zou niet verder komen dan lichtjes te stamelen dat het juist voelde.  Soms volstaat een licht stamelen als antwoord.  Niet alle vragen behoeven antwoorden met grote en vele woorden.  Die wagen zou zijn rol perfect spelen.  Als bliksemafleider.  Als schuiloord.

 

Alle details zaten juist.  Alleen al op basis van die details zou ik zeggen dat de voorstelling waanzinnig goed was.  Ik moet het ook hebben over het verhaal.  Uiteraard.  Het verhaal is de bestaansreden voor al die details.  Zonder verhaal geen muziek.  Zonder verhaal geen wagen.  Daarom, het verhaal dus.

 

Ik kijk en luister naar een verhaal dat enkel kan gebracht worden door Compagnie Cecilia.  U lijkt het patent te hebben op dergelijke verhalen.  Dat was ook de reden waarom ik bij het begin lichtjes glimlachte.  Omdat ik wist, dit wordt er zo eentje.  Bijna doodgewone verhalen.  Bijna doodgewone mensen.  Maar met een dergelijke intensiteit gebracht dat het telkens weer weet te ontroeren.  In dat doodgewone weet u telkens weer de juiste dosis aan ontroerende schoonheid te importeren.  Ontroerende schoonheid die u perfect weet af te kruiden met de juiste humoristische momenten.  U vindt de perfecte balans.

 

Twee broers.  Twee uitersten.  De manier waarop beide broers in het leven staan, kan niet meer van elkaar verschillen.  Zij ontmoeten elkaar bij de auto van hun overleden moeder.  Het wordt de laatste afspraak.  Na deze afspraak zullen de broers elkaar nooit meer zien.  Althans, dat is de bedoeling.  Maar zo gaat het niet.  Uiteraard niet.  Dat zou wat te gewoontjes zijn.  Het verhaal vraagt om wolfijzers en schietgeweren.  Beide broers lijken de behoefte te hebben om onuitgesproken dingen eindelijk uit te spreken.  Want er ligt hen wat op de maag.  Zwaar op de maag.  Dit moment is hun laatste kans.  Dus gaan ze er beide voluit voor.  Geen blad voor de mond.  Geen omwegen.  Geen mooipraterij.  Een knetterend vuurwerk lijkt het wel.

 

Aanvankelijk spreken de broers door elkaar heen.  Ik tracht te volgen wat gezegd wordt maar ik verdwaal.  Ik ben de weg kwijt.  Net zoals de broers.  Stilaan lijken zij te beseffen dat het geen zin heeft om naast elkaar te praten.  Beter is het met elkaar te praten.  Dat gebeurt.  Niet dat alles meteen peis en vree is.  Neen, er wordt nog geroepen.  Neen, er worden nog verwijten heen en weer geslingerd.  Maar dan gebeurt wat altijd gebeurt.  Of toch heel soms.  Er wordt minder luid geroepen.  De verwijten worden minder hard.  Om dan plots vast te stellen dat zij eigenlijk niet veel van elkaar verschillen.  Zij lijken bijzonder goed op elkaar.  Alleen hebben zij het de hele tijd bijzonder goed weten te verbergen.  In een vermomming die hun uiteindelijk toch niet past.  Plots lijkt de een meer op de ander.  Plots lijkt de ander meer op de een.

 

Er wordt gegromd en gesnauwd.  Er wordt gegrepen en getrokken.  Er wordt gezeverd en gelachen.  Het gaat snel.  De woorden gaan snel heen en weer.  Maar wanneer alles vertraagt in die stille momenten van eerlijke openheid weet u mij bij het nekvel te grijpen.  Dan komt de krop in de keel.  En net wanneer die krop is doorgeslikt, schakelt u weer een versnelling hoger.  Die tempowisselingen zijn schitterend.  Telkens weet u het juiste moment om snelheid af te wisselen met traagheid.  U beheerst dat spel op een sublieme wijze.

 

Zal de kloof gedicht worden? Zal de laatste keer dan toch niet de laatste keer zijn? Zal deze keer het begin zijn van een hele reeks fijne en onbezorgde ontmoetingen? Dat is wat ik zou willen.  Alleen, u laat het open.  U laat het in de lucht hangen.  In een schitterend open einde.  Een open einde in de wagen.  De wagen die het laatste woord krijgt.  De broers kruipen in de wagen.  De wagen dooft zijn lichten.  Terwijl ik mij recht stel, vul ik het open einde spontaan in.  Zij leven nog lang en gelukkig.  Zo zal het zijn.  Met die blije gedachte verlaat ik het theater.

 

Beste Johan.  Beste Robrecht.  Beste Titus.  Bij het begin zag ik meteen dat het goed was.  Die mening diende ik bij het einde enigszins bij te stellen.  Wat ik aanvankelijk dacht, was te zwak verwoord.  Aan het einde van de voorstelling begreep ik dat uw voorstelling om superlatieven vroeg.  Want niet enkel de details zaten juist.  Ook het verhaal zat juist.  Ook de vertolking zat juist.  Dit was schitterend.  Dit was subliem.  Dit was heerlijk.  U schonk mij een wonderlijke avond.  Daarvoor kan ik u enkel danken.  Van ganser harte.  Dank dus.  Dank.  Dank.  Dank.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.