Beste David,
Beste Frederik,
De geschiedenis draagt in zich een onrechtvaardigheid. Op de eerste lijn staan de grote namen. Grote namen die in hun gebied schitterden en een plaats verwierven in de geschiedenis. Maar achter die eerste lijn staan een hele reeks mannen en vrouwen, die onbenoemd zullen blijven. Nochtans opereren ook in die schaduw mensen die een voertafdruk nalaten. Die mensen beroeren en in hun bescheidenheid grote dingen realiseren. Die mannen en vrouwen vinden hun weg naar de kleinere verhalen van de geschiedenis. Kleinere verhalen waaraan al te snel voorbij wordt gegaan. In dat verschil tussen de grote en de kleine verhalen schuilt de onrechtvaardigheid. Want vaak zijn de grote verhalen niet mogelijk zonder de mannen en vrouwen uit de kleine verhalen.
Als journalist lijkt u zich bewust van die onrechtvaardigheid. U wordt getriggerd door die kleinere verhalen. Verhalen waarvan u meent dat zij moeten verteld worden. Eén van die kleinere verhalen, die u wenst te vertellen, begint met een verslag van de Ronde van Frankrijk in 1949. Die wordt gewonnen door Fausto Coppi. Op een foto bij dat verslag wordt uw aandacht niet getrokken door de eindwinnaar. U kijkt voorbij die eerste rij. U kijkt naar de achtergrond. U kijkt naar dat gebocheld kereltje met op zijn trui in grote letters dat ene woord: BOBOSSE. Voor die man vat u een fascinatie op. Het wordt een obsessie. U wenst te weten wie die man is. Wie die kleine man achter de grote Coppi is. U gaat op onderzoek.
Dat onderzoek belooft niet gemakkelijk te worden. U hebt slechts enkele foto’s van die ene man. U weet enkel de bijnaam. Bobosse. Dat is alles. Het lijkt als zoeken naar een speld in een hooiberg. Maar die speld kan gevonden worden. Zelfs al is die kans minimaal tot onbestaande. U begint met zoeken. Met die hooiberg om te keren. Want zo beginnen die kleine verhalen.
U wilt de leefwereld van Bobosse blootleggen. Dat wordt uw missie. Een missie die u uiteindelijk zal brengen tot de ontmaskering. Dat is wat u hoopt. Om te starten richt u zich tot wielerkenners. Zij zetten u op weg. In het begin wordt er veel gegist. Wordt er veel geschrapt. Worden nieuwe ideeën geopperd. Worden nieuwe invalshoeken aangedragen. Worden vermoedens geuit.
Maar, heel geleidelijk komen we dichter bij de leefwereld van Bobosse. De wielerzesdaagse van Parijs. De Vélodrome d’Hiver. U brengt ons naar de wereld van de speakers. De verzorgers. De loopjongens. De supporters. De wielrenners. De koninginnen van de zesdaagse. In die wereld voelt Bobosse zich als een vis in het water. In die wereld schittert hij. Hij gaat op de foto met de grootste Franse sterren. Met de wereldsterren. Bobosse is een praatziek lefgozertje. Alles kan hij regelen.
U doet wat niemand voor mogelijk hield. U bouwt de Vélodrome d’Hiver herop. U voert ons terug naar het Parijs van de jaren ’40, ’50 en ’60. U leidt ons binnen in de Vel d’Hive. In het zog van Bobosse laat u ons kennismaken met Alain Delon. Met Yves Montand. Met Bourvil. Met Edith Piaff. Met Sofia Loren. De Vélodrome herleeft en ademt zijn geschiedenis uit. Zijn grootse geschiedenis. Het is heerlijk om met u doorheen die tijden te flitsen.
U bent de perfecte verteller. De perfecte gids. Uw enthousiasme verleidt ons om verder te luisteren. U slaagt er in om uw fascinatie voor die ene man over te zetten op de luisteraar. Zodat die luisteraar, net als u, wil doorgaan tot het gaatje. Tot de ontknoping. De ontknoping van een verhaal dat begon bij Bobosse. Maar waarin plots Parijs een hoofdrol krijgt. Waarin de wielerzesdaagse een hoofdrol krijgt. Dat triumviraat maakt uw verhaal bijzonder meeslepend. Bijzonder interessant. Bobosse lijkt de ideale kapstok om een aanvankelijk klein verhaal open te breken en te laten uitgroeien tot een groots verhaal. Een verhaal dat vele richtingen uitslingert maar toch telkens weet te boeien. Omdat die ene figuur van Bobosse in alles een aandeel heeft.
Een verhaal moet af zijn. Dat is wat ik altijd dacht. Een verhaal moet een begin, een midden en een einde hebben. Maar nu besef ik dat het helemaal niet hoeft. Een verhaal mag onaf zijn. Omdat het verlangend doet uitkijken. Omdat het doet hopen op wat nog meer mogelijk is. Een verhaal kan volstaan met een begin en een midden. Op één voorwaarde slechts. Dat het begin en het midden meer dan voldoende weten te verleiden. Dat het begin en het midden meer dan voldoende in zich moeten hebben om de aandacht vast te houden. Met Bobosse is dat zo. Met Bobosse is dat zeker zo. Ik kijk uit naar wat nog komen moet. Ik kijk uit naar het einde. Het definitieve einde.
Beste David. Beste Frederik. De wielerzesdaagse is voor mij een grote onbekende. Jawel, ik ben een Gentenaar. Ik zou het dus moeten kennen. Helaas, dat is niet zo. Maar met uw verhaal hebt u de goesting aangewakkerd. De nieuwsgierigheid. Ik moet naar ’t Kuipke. Om daar die sfeer, die u zo schitterend weet te schetsen, op te snuiven. Ik zal om mij heen kijken. Op zoek naar de erfgenamen van Bobosse. De soigneurs. De verzorgers. Voor het aanwakkeren van die nieuwsgierige goesting wens ik u van ganser harte te bedanken.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties