The zone of interest, gezien in Decascoop. Brief aan Jonathan Glazer.

Gepubliceerd op 19 februari 2024 om 13:17

Beste Jonathan,

 

Ik ging vorige week naar uw film.  Toen ik de zaal binnenkwam, zag ik een jongeman chips eten.  Dat vond ik vreemd.  Uw film zou ik nooit linken aan chips.  Chips vraagt om vrolijkheid.  Eén ding wist ik zeker, vrolijk zou uw film niet worden.  Dat mocht ik ervaren aan het einde van de film.  De film was voorbij, ik was met verstomming geslagen.  Wat ik zonet gezien had, kon ik eventjes niet vatten.  Denken leek mij niet echt goed te lukken.  Mijn hoofd was leeg.  Ik keek om mij heen.  Iedereen bleef zitten.  Alsof iedereen in de onmogelijkheid was rechtop te staan.  Pas na enkele minuten stonden we weer in de werkelijkheid.  Pas na enkele minuten stonden wij rechtop en verlieten wij de zaal.  Maar het nare gevoel bleef aan ons knagen.  Dat gevoel konden wij niet achterlaten in de zaal.  Dat gevoel ging met ons mee.  Naar huis.

 

Als u mij bij het buitenkomen zou gevraagd hebben of ik zonet een goede film had gezien, had ik u niet kunnen antwoorden.  Ik had alles nog niet op een rijtje.  De film had mij ontwricht.  De film had mij verscheurd.  Ik moest mij eerst bij elkaar rapen.  Pas dan zou ik u kunnen antwoorden.  Thuisgekomen veegde ik alle stukjes samen en bouwde ik mij opnieuw op.  Eenmaal heropgebouwd, kon ik gaan nadenken.

 

Wat mij zo met verstomming had geslagen, was de normaliteit van de dingen.  De vanzelfsprekendheid van de dingen.  Dingen werden niet in vraag gesteld.  In de film volgden wij kampcommandant Höss en zijn gezin.  Het leven zoals het is.  In een luxueuze villa, net buiten de muren van het concentratiekamp Auschwitz.  De onmiddellijke nabijheid van het kamp had tot vragen kunnen leiden bij de bewoners van de villa.  Dat gebeurde niet.  Integendeel.  Net zoals de bewoners krijgen wij geen beelden te zien binnenin het kamp.  Net zoals de echtgenote en de kinderen van de kampcommandant blijven wij aan de buitenkant.  Toch is het concentratiekamp alom aanwezig.

 

Het begint al meteen.  Bij het begin van de film staren we naar een zwart scherm terwijl wij luisteren naar heavy metal.  Enkele minuten lang.  Enkel een zwart scherm en heavy metal.  Om dan plots over te schakelen naar vogeltjes die fluiten.  Wij staan middenin een bos.  De hel lijkt over te gaan in de hemel.  Hel en hemel blijken op die plek naast elkaar te bestaan.  Van elkaar gescheiden door een muur.  Eén enkele muur.  Daarvan weet u ons op ingenieuze wijze te doordringen.  U toont ons geen beelden van de verschrikkingen.  Dat schreef ik reeds.  Maar op elk moment horen wij de aanwezigheid van het kamp.  Wij horen mensen schreeuwen.  Van angst.  Van pijn.  Wij horen geweerschoten.  Wij horen hondengeblaf en bevelen.  Dat alles horen wij.  Net zoals het gezin Höss dat alles hoort.

 

Ondanks de vele achtergrondgeluiden, die altijd aanwezig zijn, worden door het gezin Höss geen vragen gesteld.  Zij hebben het goed.  Aan niks geen gebrek.  Terwijl ik naar dat gezinnetje kijk, neemt het ongemak toe.  Dit kan toch niet, denk ik telkens weer.  Maar ik kijk verder en zie dat het wel kan.  Ik kijk verder en zie dat een gezin zijn gewone, alledaagse leventje kan leiden terwijl achter die muur honderdduizenden mensen brutaal worden vermoord.  Ik kijk verder en zie hoe dat gezinnetje vrij eenvoudig (zo lijkt het toch) hun waarneming van die verschrikkingen uit hun persoonlijke beleving kan bannen.

 

Verder kijken wordt moeilijker.  Omdat ik plots ga beseffen wat er kan gebeuren als een politiek systeem één bevolkingsgroep gaat ontmenselijken.  Als dat gebeurt, wordt wat ik in uw film zie een vanzelfsprekendheid.  Als dat gebeurt, wordt het stellen van vragen onnodig.  Terwijl ik naar uw film kijk, ga ik beseffen dat uw film een noodzaak is.  Vandaag nog steeds.  Jammer genoeg.  Terwijl ik naar uw film kijk, denk ik aan de wereld van vandaag.  Ik denk aan Israël.  Ik denk aan Oekraïne.  Ik kijk naar uw film en ga plots beseffen dat ik in een spiegel kijk.  Uw film stelt mij de vraag wat ik zou doen.  Wat ik zou doen in een maatschappij waarbij één groep tot vijand wordt verklaard.  Waarbij één groep tot beesten wordt gedegradeerd.  Ik meen te weten wat ik zou doen.  Maar ik twijfel.  Ik ben geen held.  Die mogelijkheid komt hard binnen.  Terwijl ik naar het gezin Höss kijk, graaf ik in mij zelf.  Naar redenen die mij overtuigen dat ik een andere keuze zou maken.  Ik graaf en blijf graven.  Maar zekerheid vind ik niet.  Twijfel blijft.

 

Beste Jonathan.  Uw film verdraagt geen chips.  Als dat wel zo zou zijn, zouden wij uw film wegzetten als gemakkelijk entertainment.  Wij zouden uw film wegzetten als een gezellig avondje uit.  Dat is uw film niet.  Geen entertainment.  Geen gezellig avondje uit.  Uw film is een mokerslag.  Een uppercut.  Uw film slaat ons hard in het gezicht.  Ik ben gaan kijken.  Volledig dooreengeschud kwam ik buiten.  Verward.  Niet in staat te verwoorden wat ik zonet gezien had.  Uw film maakte mij sprakeloos.  Woordeloos.  Net daarin schuilt de enorme kracht van uw film.  Net daarom wil ik u van ganser harte danken.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.