Uitgelezen: Ze draaien ons zot. Brief aan Kim De Witte.

Gepubliceerd op 13 september 2023 om 13:15

Beste Kim,

 

Graag zou ik mijn brief willen beginnen met mijn vrouw voor te stellen aan u.  Zij werkt als verpleegkundige.  In een ziekenhuis.  Heel vaak komt zij na een werkdag thuis met die ene opmerking.  Een opmerking, gebald in enkele woorden.  Zij draaien ons zot, zegt zij.  Die opmerking wordt telkens gevolgd door een diepe zucht.  In die woorden en diepe zucht zit een grote mate van frustratie vervat.  Het moet steeds sneller.  Met steeds minder.  De liefde voor haar job als verpleegkundige komt onder zware druk te staan.  U zal dan ook begrijpen dat ik met meer dan grote interesse aan uw boek begon.  Want ik wou weten wat u te vertellen had.  Ik wou weten hoe u de woorden van mijn vrouw politiek zou vertalen.

 

U wou weten wat er fout loopt met de manier waarop wij het werk, de rust en ons leven organiseren.  Aan het eerste komen wij nog toe.  Gedwongen.  Onder druk.  Met de andere twee durft het al eens fout te lopen.  Om alles helder te stellen begint u bij Amazon.  Bij Jeff Bezos.  U geeft aan hoe het Amazon-beleid navolging krijgt.  Het systeem wordt gekopieerd.  De precaire tewerkstelling groeit overal.  Een weldenkend mens zou vermoeden dat een overheid tegen deze ontwikkelingen zou optreden.  Helaas, dat gebeurt niet.  Integendeel.  De overheid stapt terug en bevrijdt het systeem van zijn ketens.  De captains of industry hebben het vrijuit voor het zeggen.  De overheid loopt aan het handje van VBO en VOKA.

 

U schrijft over de gezondheidscrisis op het werk.  Een crisis die enkel kon ontstaan omdat werkgevers de tewerkstelling ontdeden van haar strenge regels.  De macht van de werkende klasse verzwakte en de macht van het zakenleven werd sterker.  Sloganesk? Ik dacht het niet.  Dat toont u aan met een hele reeks voorbeelden.  Zo schrijft u dat het in twijfel trekken van burn-out aantoont hoezeer de visie van de ondernemers en die van het gezondheidsbeleid naar elkaar toegroeien.  Nog al te vaak doen wij aan victim blaming.  Er wordt gepraat over re-integratie terwijl er eigenlijk over de oorzaken zou moeten gepraat worden.  Terwijl er eigenlijk aan de oorzaken zou moeten gewerkt worden.  De werkomstandigheden moeten verbeterd worden en er moet gezorgd worden voor een collectieve preventie.

 

U schrijft over het leuke initiatief van lifestylecoaches op het werk.  Hierbij moet de lezer, samen met u, vaststellen dat de werkomstandigheden alweer ongewijzigd blijven.  Het ontkent de invloed van werkstress op de gezondheid.  Gezondheidsprogramma’s van ondernemingen bieden geen antwoord op de toename van werkonzekerheid, de werkdruk en de precariteit. 

 

Een onoplettend lezer zou kunnen besluiten dat u pleit voor een luilekkerleventje.  Dat we de mens moeten bevrijden van het werk.  Dat doet u niet.  Wat u wel doet, is het werk zélf bevrijden.  Dat moet gebeuren op drie niveaus: recht op rust en vrije tijd terugwinnen (tijdens de loopbaan en erna), meer werknemersinspraak en responsabilisering van de werkgevers.

 

Bij dat eerste niveau (recht op rust en vrije tijd) spreekt u over onderbemanning en werkdruk.  Over buitenfirma’s en tijdelijke contracten.  Over de krapte op de arbeidsmarkt.  Daarbij maakt u een aantal interessante opmerkingen en doet u een krachtig voorstel.  U schrijft dat wij ons misschien moeten focussen op doortastende maatregelen om het werk werkbaar te maken.  Wat hiermee in tegenstrijd lijkt is de bezorgdheid van de werkgevers om arbeid goedkoop te houden.  Die bezorgdheid kan vrij vertaald worden als: hoe meer volk op de arbeidsmarkt, hoe goedkoper de arbeid.  Een andere interessante opmerking is dat misschien niet de mensen het foute profiel hebben maar wel de knelpuntberoepen.  Heel terecht stelt u dat wij misschien moeten kijken hoe wij die knelpuntberoepen attractief kunnen maken.  Daarvoor moeten wij gaan nadenken over de organisatie van het werk.  Zoals ik al scheef maakt u niet enkel interessante opmerkingen.  U komt ook met een voorstel, waarover al veel wordt gedebatteerd maar telkens weer van tafel wordt geveegd als niet haalbaar.  U houdt een pleidooi voor een kortere werkweek, met loonbehoud.

 

Wat betreft het tweede niveau (meer werknemersinspraak) stelt u dat het ‘veroveren’ van veiligheid en gezondheid op het werk een kwestie is van het opbouwen van goede krachtsverhoudingen.  Een adequate sociale tegenmacht ontwikkelen is de basisvoorwaarde om productieverhoudingen te kunnen controleren, corrigeren en beperkt om te buigen naar een vermenselijking van de arbeid.  Om dat te kunnen bewerkstelligen stelt u voor het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk meer armslag te geven zodat het rechtstreeks kan tussenkomen.

 

Bij het derde niveau (responsabilisering van de werkgevers) hebt u het over de re-integratie van langdurig zieken.  U schrijft dat de schijnwerpers hierbij niet worden gericht op de oorzaken maar wel op de slachtoffers.  De slachtoffers worden met de vinger gewezen.  Hierbij stelt u voor burn-out te erkennen als arbeidsgerelateerde ziekte.  Zelfs een erkenning van beroepsziekte zou moeten overwogen worden.  Omdat u beseft dat alleen al dit zou bijdragen tot meer preventie.  Om dat te kunnen realiseren vraagt u een versterking van de arbeidsinspectie.

 

Het lezen van uw boek maakte mij aanvankelijk kwaad.  Maakte mij boos en opstandig.  Maar die opstandige boosheid ging heel geleidelijk aan gaan liggen.  U temperde mijn boosheid.  Omdat u in uw boek een ander licht werpt op arbeid.  Op de organisatie van die arbeid.  Op een nieuwe rol van de werknemer in het vervullen van die arbeid.  U laat de juiste marsrichting zien.  U laat zien welke kant wij op moeten.

 

Mijn vrouw heeft uw boek ook gelezen.  Ik had het haar gegeven nadat ik het gelezen had.  Ik zei haar dat zij dit moest lezen.  Verplichte lectuur durfde ik het niet te noemen.  Omdat het nogal schoolachtig klinkt.  Maar in mijn aanbeveling wist zij mijn enthousiasme op te pikken.  Zij ging aan het lezen.  Bij dat lezen hoorde ik haar vaak luidop ‘maar natuurlijk’ zeggen.  Net zoals ik deed.  Zij las mij soms enkele passages voor.  Passages waarmee zij het volmondig eens was.  Passages waarin zij zichzelf herkende.  Ik merkte dat het vaak passages waren die mij zeer beroerden.  Omwille van gelijklopende redenen.

 

Beste Kim.  Ik las uw boek.  Mijn vrouw las uw boek.  U gaf ons niet enkel mooie inzichten.  Meer nog dan die inzichten gaf u ons hoop en besef.  Hoop dat het heel misschien anders kan.  Besef dat het heel misschien anders moet.  Voor die hoop en dat besef, samengebracht in een helder en onderbouwd pleidooi, wil ik u uitermate danken.  Van ganser harte.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.