Beste Herman,
Heden ben ik nuchter. Zijn er kanalen in Aalst. Dagboek van een vermoeide egoïst. Vlucht voor mij. Ex-schrijver. Het mooie kotsende meisje. Ex-minnaar. Ex-drummer. De terugkeer van Bonanza. Guggenheimer wast witter. Bloemen op mijn graf. Uitgeverij Guggenheimer. Wat u schreef, las ik. Tot op dat ene moment. Het moment dat het stopte. Een verklaring kan ik niet geven. Het gebeurde. Ik ging andere boeken lezen. Met elk nieuw boek dat ik las, werd de afstand tussen u en mij groter. Terugkeren leek bijna onmogelijk. Toch bleef ik volgen wat u deed. Vanop afstand. Bij elk nieuw boek van u zei ik tegen mijzelf dat ik het zou lezen. Maar het gebeurde nooit. Ik was u voorgoed kwijt. Zo leek het wel.
Maar zoals u weet zijn de wonderen de wereld nog niet uit. Mirakels gebeuren. Daarvoor hoeven we echt niet naar Lourdes te gaan. Gewoon, hier in Gent, kan het gebeuren. Daarvan kan ik getuigen. U bracht uw nieuwste boek uit, Theet 77. Ik ging het lezen. De verloren zoon keerde terug. Ik keerde terug naar een ‘stal’, die mij ooit vertrouwd was.
In dat nieuwste boek schrijft u over uw jeugdjaren in het Oost-Vlaamse Hamme. Dat was de reden waarom ik overstag ging. Ik was nieuwsgierig. Om aan die nieuwsgierigheid tegemoet te komen, ging ik dus lezen. Wat ik niet meteen verwachtte, gebeurde onmiddellijk. Ik kwam thuis. In uw wereld. Ik begreep waarom ik u al die jaren gelezen had. Waarom ik u al die jaren gevolgd had. U bent uniek. U schrijft zoals niemand anders schrijft. U schrijft zoals enkel Herman Brusselmans kan schrijven. Uw leraar Nederlands meneer Sonck zou u ooit gezegd hebben dat u de taal als instrument op een verkeerde manier zou gebruiken. Daarmee ben ik het niet eens. Wat ik wel kan zeggen, is dat uw schrijfstijl apart is. Een schrijfstijl die mij uitermate bevalt. Die mij uitermate pleziert.
Samen met u keer ik terug naar de familie Brusselmans. Naar het gezin Brusselmans. Vader. Moeder. Broer. Zus. De grootouders langs moederskant. Samen met u keer ik terug naar het veehandelsbedrijf. Naar de stallen en de weiden. Vrolijk word ik niet van deze reis doorheen de tijd. Praten is niet meteen een discipline waarin het gezin uitblinkt. De meest voorkomende manier van communiceren binnen het gezin is vloeken en slagen. De meest voorkomende manier om dingen te vergeten binnen het gezin en emoties te onderdrukken is drank. Wat u beschrijft, is een diepe tristesse. Slechts enkele lichtpuntjes zijn er. Het voetbal. De muziek. Maar ook uw korte carrières als beloftevolle voetballer en talentrijke drummer doven uit. Die lichtpuntjes verdwijnen.
Vele dingen gingen voorbij. Slechts één constante was er al die tijd. Uw moeder. Dit boek is een ode aan uw moeder. De zwijgende constante. Uw bewondering voor die vrouw is groot. Immens. Telkens u over haar schrijft, voel ik een onpeilbare liefde. Die warmte staat in schril contrast met de donkere zwaarte van het boek. Uw moeder lijkt u te begrijpen. Uw moeder snapt dat u wenst uit te breken. Dat u net iets meer wilt dan veehandelaar in Hamme te zijn. Zij is uw zwijgende supporter. Als zij toch iets zegt, doet zij dat in een uiterste beknoptheid. Uw moeder is niet meer. In uw boek laat u haar verrijzen. U laat haar uit de doden opstaan. Dat u op een schitterende wijze. Op een wijze die ontroert. Sterk ontroert.
Vrolijkheid is de grote afwezige in dit boek. Dat kan ook niet als u schrijft over de bijna volstrekte zinloosheid van het bestaan. Van uw bestaan. Een bestaan waaraan u tracht te ontsnappen. Ondanks die afwezigheid van enige vrolijkheid heb ik toch vaak moeten lachen. Om de dingen die u schrijft. Om de manier waarop u die dingen schrijft. Ik verlies mij in de snelheid van uw razende gedachten. Uw gedachten die alle richtingen uitgaan. Soms moet ik even aan de kant gaan staan. Om naar adem te happen. Pas dan kan ik weer verder. Pas dan kan ik mij weer overgeven aan die onophoudelijke stroom van de meest bizarre gedachten. Ik lees. Ik lach. Ik herlees. Ik lach opnieuw. Met elke lach begrijp ik steeds beter waarom ik uw boeken zo graag las. U bent niet enkel een schrijver. U bent evenzeer een entertainer. In beide hoedanigheden waardeer ik u ten zeerste.
Beste Herman. Na bijna vijfentwintig jaar keerde ik naar u terug. Ik keerde terug naar wat mij ooit vertrouwd was. Ik herontdekte datzelfde plezier waarmee ik ooit uw vorige boeken had gelezen. Ik las een boek waarin u alle Brusselmansiaanse kenmerken verzamelde die een boek tot een boek van Herman Brusselmans maken. Die bonte verzameling aan Brusselmansiaanse kenmerken is de reden waarom ik zo graag naar één van uw boeken grijp. Dat besef ik nu. Dat besef ik nu opnieuw. Voor die terugkeer en die herontdekking wil ik u van ganser harte danken. Dank dus. Dank, dank, dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties