Beste Werner,
Mijn moeder en ik praten wel eens over boeken. Altijd weer zijn het heerlijke gesprekken. Vaak begint ons gesprek met te vragen in welk boek we bezig zijn. Dat vroeg zij mij onlangs nog. Ik antwoordde. Uiteraard. Een gesprek kan maar bestaan bij vraag en antwoord. Ik zei dat ik Het schemeren van de wereld aan het lezen was. Meteen zei zij dat zij het boek niet zou lezen. Dat is vreemd. In haar antwoorden is mijn moeder nooit voortvarend. Ik begreep dat ik wat meer duiding moest geven. Ik vertelde waarover het boek precies ging. Zij herriep haar te snelle reactie. Uw boek zou haar wel kunnen boeien. Uw boek zou zij graag lezen. U ziet, wij houden niet eeuwig vast aan ingenomen standpunten. Die opinies kunnen wijzigen. Soms zelfs heel snel. Zoals deze keer.
Het feit dat mijn moeder haar standpunt zo snel wijzigde kan verklaard worden door mijn enthousiasme over uw boek. Dat enthousiasme moet zij opgepikt hebben. Dat enthousiasme moet op haar overgeslagen zijn. Heel soms kunnen woorden wonderen verrichten. Toch als die woorden oprecht zijn. Dat waren mijn woorden. Want ik had uw boek gelezen. Ik was enthousiast. Ik was meer dan enthousiast.
Op een nogal vreemde manier kwam u tot het schrijven van uw boek. Aan de vooravond van een première in Japan wordt u uitgenodigd voor een privéaudiëntie bij de keizer. U weigert. Jawel, u weigert. Wat dreigde uit te draaien op een ramp, kreeg een heel andere uitkomst. Er werd u gevraagd wie u dan wel zou willen ontmoeten als u een ontmoeting met de keizer weigerde. Daarover hoefde u niet lang na te denken. Onoda, dat is wat u antwoordde. Hij was de man die u wou ontmoeten. Dat was het begin van uw boek.
Onoda werd aan het eind van de oorlog als soldaat achtergelaten op het eiland Lubang. Van zijn bevelvoerende officieren kreeg hij de opdracht het eiland te verdedigen. Door middel van guerrillaoorlogvoering. Dat type van oorlogvoering was hem niet onbekend. Daartoe was hij opgeleid. Hij aanvaardde de opdracht. Ook in Japan kan een bevel enkel geïnterpreteerd worden als een bevel. Daarop valt niet af te dingen. Een bevel kan enkel ernstig genomen worden. Een bevel kan enkel uitgevoerd worden.
Negenentwintig jaar zwerft hij rond in de jungle. Tijdens die lange periode is hij ervan overtuigd dat de oorlog nog altijd gaande is. Van de Japanse capitulatie is hij helemaal niet op de hoogte. Hij blijft denken dat het Japanse leger ooit zal terugkeren naar het eiland. Als dat gebeurt, zal hij klaarstaan. Hij laat hem dan ook niet van de wijs brengen. Niks kan hem van zijn opdracht afhouden. Nochtans worden heel wat pogingen ondernomen om hem in te lichten over het einde van de oorlog. Er worden vanuit een vliegtuig folders gedropt. Er worden kranten achtergelaten. Zijn broer wordt naar het eiland gehaald om hem te zeggen dat de oorlog voorbij is. Niks werkt. Telkens denkt Onoda dat het een list is. Een valstrik. Hij blijft trouw aan zijn opdracht.
Dat verhaal van die ene persoon vertelt u in uw boek. Eén (hoofd)persoon. Eén eiland. Het lijkt weinig. Toch is het meer dan voldoende om een schitterend boek te schrijven. Want dat is wat u doet. U neemt ons mee naar dat eiland. U plaatst ons aan de zijde van Onoda. Wat hij ziet, zien wij. Wat hij voelt, voelen wij. Zijn twijfels zijn onze twijfels. U neemt ons mee op een ongelooflijk avontuur. U laat ons kennismaken met een meer dan intrigerend persoon. Elke keer als ik uw boek opensla, keer ik terug. Naar Lubang. Bij Onoda. Dat gebeurt meteen. Het vraagt geen aanpassing. Het vraagt geen gewenning. Ik lees één woord van u en ik ben weg.
Terwijl ik uw boek lees, ga ik begrijpen wat u bedoelt met het schemeren van de wereld. Er was geen bewijs dat Onoda als hij wakker was, wakker was. Er was geen bewijs dat hij als hij droomde, droomde. Hij begreep niet meer wat het heden was. Wat het verleden was. Wat de toekomst was. De werkelijkheid leek plots weg. De uren leken van geen tel. Vaak twijfelde hij tussen droom en werkelijkheid. Die strijd was misschien wel de moeilijkste om te leveren. Want hiervoor was hij niet opgeleid. De confrontatie met die grote levensvragen was veel ingrijpender. Was veel zwaarder.
Beste Werner. Ik kan niet zeggen hoe blij ik ben dat u die keizerlijke uitnodiging hebt afgewezen. Had u die uitnodiging aanvaard, had ik nooit uw boek gelezen. Dat heb ik nu dus wel kunnen doen. Aan het eind van het boek gekomen, kan ik enkel besluiten dat uw boek een pareltje is. Ik gebruik het woord niet vaak, maar nu doe ik het. Uw boek is een kleinood. Een klein kostbaar voorwerp. Ik zal het koesteren. Ik zal het dichtbij mij houden. Want dat is wat moet gebeuren met kleinoden. Net als bij mijn moeder zal ik anderen zeggen dat zij dit boek moeten lezen. Omdat het zo mooi is. Omdat het zo oprecht is. Omdat het zo intens is. Omdat het zo ontroerend is. Ik zelf las uw schitterende boekje en daarvoor wil ik u danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties