Beste Greta,
Of ik een snelle lezer ben. Dat wordt mij wel eens gevraagd. Daaraan gekoppeld volgt onmiddellijk de vraag hoeveel boeken ik lees per jaar. Voor sommigen is lezen een competitie. Voor sommigen moet lezen een olympische discipline worden. Ik pas. Op die vraag antwoord ik heel bescheiden dat ik de snelheid niet bepaal. Het boek dicteert het ritme. Het boek zegt mij of ik het gaspedaal moet indrukken. Het boek zegt mij of ik mijn voet van het gaspedaal moet halen. Ik ben een brave jongen. Ik luister naar het boek.
Met uw boek wist ik het meteen. Uw boek zal ik in stukjes tot mij moeten nemen. Heel zachtjes aan zal ik uw boek moeten lezen. Dat is niet alleen uw boek dat mij die wijze raad influistert. Ik zelf besef het ook bijna meteen. Uit zelfbescherming. Uit lijfsbehoud. U schrijft zo intens dat de rauwheid bijna tastbaar wordt. U schrijft zo intens dat de pijn bijna te dichtbij komt. Daarvoor moet ik uitkijken. Ik wil niet in gruzelementen uiteenvallen. Ik wil één blijven. Zodat achteraf niks hoeft gelijmd te worden. Ik ben niet enkel een brave jongen. Net zozeer ben ik een voorzichtige jongen.
Maar waarom dan toch die voorzichtigheid? Maar waarom dan toch dat aanvoelen dat slow-reading aangewezen is? U schrijft over afscheid. U schrijft over verlies. U schrijft over rouw. Dan voelt het niet juist om doorheen het boek te razen. Om het boek in één ruk uit te lezen en het dan dicht te klappen. Neen, dat voelt verkeerd. Want terwijl ik uw boek lees, voelt het alsof u naast mij zit. Alsof ik niet zelf het boek lees. Alsof u mij het boek voorleest. Zo voelt het. Meer nog, het voelt alsof u mij in vertrouwen neemt. Alsof u mij uw verhalen persoonlijk wil vertellen. Het voelt alsof het boek er helemaal niet is. Enkel u. Enkel ik. Vertrouwen verdraagt geen snelheid. Vertrouwen kan enkel gedijen in stilte. In traagheid. Dat is wat wij doen. U vertelt. Ik luister.
Terwijl ik uw boek lees wordt mij duidelijk wat rouwen is. U zal nu misschien denken dat ik in mijn leven nog geen afscheid diende te nemen. Dat moest ik wel. Alleen nam ik nooit de tijd om stil te staan bij rouw. U doet het wel. U doet mij stilstaan. U doet mij nadenken. U schrijft dat rouwen geen evidentie is. Dat rouwen moeilijk is en blijft. Omwille van de persoon die stierf. Omwille van de rouw om wie je zelf was. Omwille van de plannen die nooit werkelijkheid zullen worden. Zo wordt meteen duidelijk dat niet enkel gerouwd dient te worden om een dode. Om een persoon. Rouwen kan vele vormen aannemen. Er kan gerouwd worden om een kind. Om een echtgenoot. Om een vriend. Om een auto. Om een dementerende broer. Om een hond. Om een huis. Om een moeder. Al die vormen vragen telkens om een eigen rouwproces. Al die vormen vragen telkens om een eigen rouwproces. Nooit kan het rouwproces zomaar gekopieerd worden. Want elk verlies is het allereerste. Omdat men die ene maar één keer kan verliezen. U maakt het heel duidelijk. Rouwen kan een mens niet leren. Elke keer weer is het nieuw. Elke keer weer moet men zoeken.
Verdriet aanvaarden of verwerken bestaat niet. Men overleeft het. Men leert leven met. Men leert leven zonder. Rouwen kent geen eindpunt. Rouwen gaat niet over. Dat kan hard lijken. Toch is het dat niet. Want in die harde woorden biedt u een uitweg. Een uitweg van troost. Want net zoals rouw gaat ook de liefde niet over. Daarom noemt u rouw de viering van liefde. Degenen die echt rouw konden voelen hadden het geluk liefgehad te hebben. Uit die woorden put ik een enorme troost. Als ik achterom kijk, begrijp ik die woorden. Dat begrip doet mij bijna huilen. Want met het verlies voel ik tegelijk die warmte. Die liefde.
Die liefde is net zozeer aanwezig in uw boek. Misschien nog prominenter dan de dood. De manier waarop u over uw geliefden schrijft, is zo mooi. De geliefden waarover u schrijft, zijn er niet meer. Maar net die herinneringen aan hen maken alles zo intens. Het lijkt alsof zij voor heel even tot leven worden gewekt. Alsof zij voor heel even tussen ons in komen zitten. Alsof zij hun armen over ons heen slaan. Het is niet enkel de zwaarte van de rouw, die ik in uw boek lees. Net zozeer lees ik in uw boek de lichtheid van de liefde. Dat biedt troost. Dat brengt uw boek in evenwicht.
Rouwen is soms moeilijk te begrijpen. U gebruikt vele woorden. Om het begrip te duiden. Om het begrip tastbaar te maken. Wat rouwen kan zijn, maakt u heel duidelijk in schitterende metaforen. U vergelijkt rouwen met een stormachtige zee. Waarin verdriet en pijn komen en gaan als golven. De golven nemen verdriet en pijn mee maar laten herinneringen achter. De zee kan een helende factor zijn. Een verzachtende factor. De rouwende kan schreeuwen tegen de zee. Kan zijn woede en frustratie uitschreeuwen. Stil zal de zee die geschreeuwde woorden opnemen.
Maar rouwen kan misschien ook gelijkgesteld worden aan surfen. Want rouwen is vallen en opstaan. Telkens weer moet men rechtop gaan staan. Zoals de surfer na zijn val opnieuw zijn plank op moet. Het is blijven proberen. Telkens weer. Nooit opgeven. Want met elke keer zal de surfer net iets langer op de plank kunnen staan. Net zoals de rouwende.
Het kan moeilijk lijken een boek te schrijven over rouw. Maar u doet het op een voortreffelijke wijze. U vindt de juiste woorden. Elk woord staat op de juiste plaats. In de juiste volgorde. U schrijft open en eerlijk. Vrank en vrij. U verhult niks. Alles wordt gezegd. Alles wordt benoemd. Uw manier van schrijven doet de lezer deel van het verhaal worden. Dat verkleint de afstand. U brengt de lezer dicht bij u. Voor deze thematiek is dat een zegen.
Beste Greta. In uw dankwoord schrijft u dat rouwen een recht is. U hebt mogen ervaren dat een cultuur die rouw tolereert ontbreekt. Men wil de dood doodzwijgen. U doet dat niet. U vertelt over de dood. U getuigt over het leven. Op een schitterende wijze. U hebt mij doen nadenken. Over mijzelf. Maar bovenal over de mensen die ik verloren heb. Tijdens het lezen van uw boek waren zij bij mij. Zo voelde het. Net zoals u uw geliefden tot leven hebt gewekt, heb ik hetzelfde gedaan met mijn geliefden. Dankzij u. Door u. Voor uw boek en die warme aanwezigheid van mijn geliefden wil ik u danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties
Pats boem.
Uw brief is raak en boenke erop.
U schreef de brief die ik aan mevrouw Vandeborne wilde schrijven.
Ik las het boek vorige week en ik kan het enkel maar beamen.
Heerlijk al die woorden. En troostend.