Uitgelezen: Station Tokio Ueno. Brief aan Yu Miri.

Gepubliceerd op 19 april 2023 om 12:52

Beste Yu,

 

Zeven jaar terug was ik in Japan.  Voor een rondreis.  Ik verbleef toen enkele dagen in Tokio.  Ik had een hotel bij het Ueno Park.  Elke dag wandelde ik door het park.  Op weg naar het metrostation.  Om mij naar dingen in de stad te brengen.  Om dingen te gaan zien.  Want dat is wat een toerist verwacht wordt te doen.  Hij moet dingen zien.  Dat is dan ook wat ik deed.  Uiteraard.  Met diezelfde ingesteldheid liep ik ook door het Ueno Park.  Want ook daar moeten dingen gezien worden.  Het Nationaal Museum voor Westerse Kunst.  Het Nationaal Museum van Tokio.  Het Toshoguschrijn.  De dierentuin.  Het bronzen beeld van Takamori Saigo.  Al die dingen wou ik zien.  Al die dingen zou ik zien.  In mijn focus op al die bezienswaardigheden bleef ik blind voor al het andere.  Al het andere zag ik wel maar registreerde ik niet of nauwelijks.  Ik zag de daklozen in het park.  Maar hun verhalen pikte ik niet op.  Ik was te druk bezig om de highlights af te vinken.

 

Met uw boek compenseert u die zwarte vlek in mijn beleving.  U geeft een stem aan die daklozen.  Zodat ik hen eindelijk hoor.  Zodat hun stille verhaal eindelijk tot mij doordringt.  U laat één iemand, Kazu, aan het woord.  De woordvoerder van de daklozen als het ware.  Het leven was voor die woordvoerder niet echt een pretje.  Als arbeidsmigrant was hij naar Tokio gekomen.  Altijd was hij ver weg van huis.  Een huis waarnaar hij slechts heel sporadisch terugkeerde.  Hij moest centen verdienen die in zijn dorp niet of heel weinig te verdienen vielen.  Terwijl hij in Tokio meebouwt aan de sportaccommodatie voor de Olympische Spelen sterft thuis zijn zoon.  Het verlies van zijn zoon verneemt hij over de telefoon.  In slechts enkele woorden.  Kapotgewerkt keert hij op pensioengerechtigde leeftijd naar huis.  Eindelijk rust, zou een mens denken.  Eindelijk rust, zou een mens hopen.  Maar heel soms is het leven ongenadig.  Heel soms is het leven hard.  Te hard.  Kort na zijn thuiskomst moet Kazu afscheid nemen van zijn vrouw.  Hij kan niet wennen aan het leven.  Aan de pijn.  Aan het verdriet.  Aan de vreugde.  Omdat hij niemand meer tot last wil zijn, keert hij terug naar Tokio.  Op zijn zevenenzestigste gaat hij als dakloze bivakkeren in het park.

 

Van zijn ervaringen brengt hij verslag uit.  Hij is een observator.  Een verslaggever.  Hij luistert mee met de gesprekken van de passanten.  Hij hoort hun verhalen.  Hij laat ons deelgenoot zijn van de altijd aanwezige drukte in het park.  Die drukte en verhalen staan symbool voor een grote ongelijkheid.  Een ongelijkheid tussen de dakloze en de gegoeden.  Tussen zij die trachten te overleven en zij die zoeken naar uitdagingen om de dag gelukzalig door te brengen.  In zijn getuigenis wordt duidelijk dat wie in een gat valt, er nog kan uitklimmen.  Wie evenwel uitglijdt in een ravijn komt nooit meer met beide benen in het gewone leven te staan.  Uw boek is het verhaal van die mensen die in een ravijn zijn gevallen.  Van die mensen die nooit meer met beide benen in het gewone leven staan.

 

Terwijl hij getuigenis brengt over het leven in het park, krijgen wij ook het verhaal te horen van Kazu.  Zijn persoonlijke verhaal wordt ons in stukken en brokken verteld.  Want heel snel wordt duidelijk dat de verteller achterwaarts leefde.  Met zijn rug naar de toekomst en zijn blik naar het verleden.  Dat verleden deelt hij.  Zodat wij zouden begrijpen waarom welbepaalde keuzes gemaakt worden.  Wij worden getuige van een leven in armoede.  Van een verhaal van schuldeisers.  Stap voor stap graaft hij met zijn woorden de ravijn waaruit hij nooit meer zal geraken.

 

Tussendoor maakt Kazu, de verteller, zijsprongetjes in zijn verhaal.  In die zijsprongetjes vertelt hij over de geschiedenis van Tokio.  Over de gebruiken in Japan.  Over de ramp in Fukushima.  Over de geschiedenis van het Ueno Park.  In al die zijsprongetjes ga ik mijn fascinatie voor Japan begrijpen.  In uw boek ontdek ik het onbenoembare dat zich tussen de woorden vastzet.  Het niet kunnen benoemen van dingen kan een verklaring zijn voor mijn fascinatie.  Als mensen mij vragen waarom ik zo gek ben van Japan, kan ik de redenen niet verwoorden.  Het is een gevoel dat ik nauwelijks kan omschrijven.  Omdat ik de juiste woorden niet vind of heb.  Datzelfde gevoel ervaar ik als ik uw boek lees.

 

Beste Yu.  Het leek alsof ik met uw boek terugreisde naar Japan.  Naar Tokio.  U schonk mij een gids.  Een gids die mij de dingen toonde waarvoor ik vorige keer weinig of geen oog had.  Een gids die mij verhalen vertelde die in geen enkele toeristische gids te lezen vallen.  Met uw boek bood u mij een herkansing.  Een herkansing om Tokio ten volle te begrijpen.  Niet slechts een deeltje.  U zette mij de oogkleppen af.  U toonde mij de stille verhalen.  De verhalen van degenen die nooit eerder een podium kregen.  Met uw boek werd het beeld van Tokio vollediger.  Inclusiever.  Voor die noodzakelijke bijsturing wil ik u danken.  Van ganser harte.

 

Met vriendelijke groeten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb