Beste Caleb,
Laat mij maar meteen met de deur in huis vallen. Laat mij maar meteen de nodige woorden van lof tevoorschijn toveren. Want dat is wat uw boek vraagt. Want dat is wat uw boek verdient. Nooit eerder las ik een zo muzikaal boek. Nooit eerder las ik een zo dansbaar boek. Uw boek trilt. Uw boek vibreert. Meer nog, uw boek nodigt uit te dansen. U bepaalt het ritme. Ik volg. Graag. Zeer graag. De verwijzingen naar songs en uitvoerders, in uw boek verspreid, zoek ik op. Ik doe ontdekkingen. Ik kom tot muzikale pareltjes. Ik lees niet enkel uw boek. Ik beluister ook uw boek. Want beide gaan samen. Het een kan niet zonder het ander. Het ander kan niet zonder het een.
Uit voorgaande zou een goede verstaander kunnen afleiden dat u een vrolijk boek schreef. Dat is ook zo. Toch in het begin. Een man leert een vrouw kennen. Een zoektocht begint. Een aftasten begint. Aanvankelijk schipperen de protagonisten tussen vriendschap en verliefdheid. Zij lijken te aarzelen. Durven niet te springen. Een echte relatie duwen ze voor zich uit. Tot het moment dat het toch gebeurt. Dat ze toch springen. In open water. In open water wordt alles uitgesproken. Alles wat voordien onbesproken bleef, wordt nu gezegd. De liefde wordt benoemd. Het is niet meer nodig zich te verstoppen. Het is niet meer nodig zich te verhullen. In open water kan men vrij zijn. In open water kan men thuis komen.
Vrolijkheid is troef. Dat zou men kunnen denken. Toch is het niet zo. Donkerte treedt binnen. Eens uit het open water worden hij en zij geconfronteerd met de realiteit. Met het leven. Dan blijkt die vrijheid op grenzen te botsen. Dan blijkt die vrijheid slechts een droombeeld te zijn dat sterk in botsing komt met de werkelijkheid. Hij is een zwarte man. Zij is een zwarte vrouw. Beiden zijn getekend. Beiden torsen trauma’s. Beiden ervaren onderdrukking. Beiden kampen met een minderwaardigheidsgevoel. Plots sijpelt in een mooi liefdesverhaal de rauwe realiteit door van een zwarte gemeenschap in een grootstad, Londen.
Om die rauwe realiteit vorm te geven hebt u ervoor gekozen uw protagonisten niet te benoemen. De man is gewoon hij. Die vrouw is gewoon zij. Een naam geeft u hen niet. Dat is een goede vondst. Een schitterende vondst. Want hij of zij kan door elke zwarte ingevuld worden. Elke zwarte vrouw kan haar naam aan zij geven. Elke zwarte man kan zijn naam aan hij geven. Want heel waarschijnlijk erkent elke zwarte zich in hun verhaal. In het verhaal van bekeken maar niet gezien worden. Die onzichtbaarheid maakt hen kwetsbaar. Maakt hen onzeker. Die onzichtbaarheid is een hinderpaal in het zich openstellen. Die onzichtbaarheid doet hen terugplooien op hun eigen gemeenschap.
In uw boek schrijft u dat liefhebben zowel zwemmen als verdrinken is. Liefhebben, zegt u, is vertrouwen. Maar net dat is het moeilijkste. Het veronderstelt dat men zich openstelt. Het veronderstelt dat alles bespreekbaar is. Maar wat als die kwetsbaarheid en onzekerheid die open houding en communicatie in de weg zitten? Dan loopt het vast. Wanneer hij wordt geconfronteerd met een traumatische ervaring, sluit hij zich af. Hij duwt haar buiten. Alweer blijkt het makkelijker te zijn om zich in zijn eigen duisternis te verstoppen dan om naakt en kwetsbaar naar buiten te treden. Maar dat is nu eenmaal wat hij altijd gedaan heeft. Dat is nu eenmaal waartoe de maatschappij hem gedwongen heeft. Dat durven los te laten om zich in alle naaktheid te tonen, vraagt een sprong. Een sprong die hij niet durft te nemen.
In het dankwoord bedankt u uw redactie omdat zij deze roman zo’n diepe gevoeligheid hebben toegestaan. Ik wil mij hierbij aansluiten. Die gevoeligheid zit niet enkel in het verhaal. Die gevoeligheid zit niet enkel in de muzikaliteit. Die gevoeligheid zit net zozeer in de manier waarop jij het verhaal vertelt. Het zit in uw taal. Het zit in elke zin. Het zit in elk woord. Die gevoeligheid is zo breekbaar dat ik uw boek behandel met alle zachtheid die ik in mij heb. Heel zachtjes open uw boek. Heel zachtjes sluit ik uw boek. Tussen dat openen en sluiten lees ik stilletjes uw verhaal. Het verhaal van zij. Het verhaal van hij. Ik neem het tot mij. In kleine, behapbare stukjes. In elk van die stukjes weet u mij telkens te raken.
Beste Caleb. Uw boek is een poëtisch pareltje. Uw boek is een literair pareltje. Uw boek is een wonderlijke verrassing, dat op mijn weg kwam. Ik had uw boek uit de weg kunnen gaan. Dat heb ik niet gedaan. Dat heb ik gelukkig niet gedaan. Want nu omarm ik uw boek. Nu laat ik uw boek niet meer los. Nu hou ik uw boek dicht tegen mij aan. Ik hoef uw boek enkel nog maar aan te raken om opnieuw die gevoeligheid door mij te laten stromen. Ik hoef uw boek enkel nog maar aan te raken om alles opnieuw te herbeleven. Voor die fantastische leeservaring wil ik u danken. Van ganser harte. Dank dus. Dank. Dank. Dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties