Beste Zwijnaardsen,
Acht jaar woon ik in Zwijnaarde. Ik voel mij thuis in Zwijnaarde. Of toch niet. Sta mij toe het enigszins anders te formuleren. Ik voel mij nog niet helemaal thuis in Zwijnaarde. Dat hoeft geen drama te zijn. Want ik weet wat ontbreekt. Ik weet welk medicijn ik tot mij dien te nemen. Ik heb nood aan verhalen. Verhalen die zinderen. Verhalen die bruisen. Verhalen die leven. Ik moet mijn oor te luisteren leggen aan gebouwen. Op pleinen. In bossen. Zij zijn het die mij die verhalen moeten influisteren. Zij zijn het die mij die verhalen moeten toeschreeuwen. Ik moet dus op pad. Ik moet dus naar buiten. In Zwijnaarde.
Om die reden ging ik enkele dagen terug op die uitnodiging in. Een uitnodiging tot een instapwandeling. Ter kennismaking met een uitgestippelde erfgoedwandeling. De volledige wandeling zouden wij niet doen. Slechts een deeltje zouden wij afwandelen. Zoals ik al zei, ter kennismaking. Om het in muzikale termen uit te drukken, zou ik kunnen zeggen dat de instapwandeling de debuutsingle was en dat de erfgoedwandeling het eigenlijke album was. De single zou ons moeten verleiden tot het album. De single zou ons moeten brengen naar het album.
Op die instapwandeling was ik niet alleen. Blijkbaar hebben meer mensen nood aan verhalen. Misschien moet mijn oude geschiedenisleraar dan toch gelijk hebben. Om te weten waarheen we moeten, moeten we weten waar we vandaan komen. Dat zei die leraar aan mij. Toen kon ik het niet begrijpen. Te jong. Te onervaren. Wijze woorden moeten rijpen om later te kunnen geplukt worden. Nu begrijp ik het. Mijn vele verzamelde levensjaren hebben mij die wijsheid doen begrijpen. Dat is de charme van het leven, zeg of denk ik dan.
Ik ben dus op stap gegaan. Veel heb ik niet gezegd. Anderen liet ik spreken. Zij vertelden mij van het Kasteel van Zwijnaarde. Zij vertelden mij dat in de vijftiende eeuw de Graven van Vlaanderen een nachtje bleven slapen in het Kasteel alvorens ze in Gent hun blijde intrede deden. Zij vertelden mij dat Isabella van Oostenrijk, de zus van Keizer Karel, in datzelfde Kasteel overleed. Eén gebouw nog maar. Eén kasteel nog maar. Toch al zo vele verhalen.
Wij gaan verder. Langs het kerkhof. Op die plek wordt stilgestaan bij Gudwalus Le Magnifique. Alleen al die naam spreekt tot de verbeelding. Alleen al die naam doet verhalen vermoeden. Die verhalen zijn er. Hij was de abt van de Sint-Pietersabdij. Soberheid was niet echt aan hem besteed. Eerder koos hij voor luxueuze losbandigheid. Hij was de organisator van extravagante feestjes. Ik moet mijn verbeelding intomen nog voor diezelfde verbeelding met mij aan de haal gaat. U ziet, verhalen voeden de verbeelding.
Wij houden even halt op het Dorpsplein. Bij de kiosk. Wij kijken naar de Zwarte Fles. Of naar dat wat ooit de Zwarte Fles was. Hier vertellen zij het verhaal van Madeleine. Een onofficiële cafévrouw. Hoewel het geen café was, kwamen de notabelen naar hier afgezakt. Voor een ‘druppelke’. Voor een lepel uit de ‘zwarte fles’. Drinken ‘in den duik’, het moet ongetwijfeld zijn charme hebben.
U zou kunnen denken dat wij enkel achterom kijken. Dat doen wij niet. Wij kijken ook naar vandaag. Naar wat er vandaag zoal gebeurt in Zwijnaarde. Heerlijke initiatieven worden ons voorgesteld. Zo hoor ik op deze wandeling voor de eerste keer van de Chalaise. Een oud buurthuis dat nieuw leven wordt ingeblazen. Hier kan gekrulbold worden. Hier kan gedanst worden. Hier kan gedronken worden. Hier kan gerust worden. Hier kan ontmoet worden. Een ander fijn initiatief is het Voedselbos. Hier wordt niet gedanst. Hier kan en mag gewerkt worden. Op maandelijkse werkdagen. Op oogstmomenten. Samen met andere en enthousiaste Zwijnaardsen. Groene vingers hoeven niet. Het gebrek aan kennis kan en mag gecompenseerd worden met een overdosis aan enthousiasme. Ik denk aan de Chalaise. Ik denk aan het Voedselbos. Ik voel mijn agenda vollopen met mogelijkheden. Met interessante mogelijkheden.
Ik heb het singletje beluisterd. Ik krijg goesting naar het volledige album. De erfgoedwandeling van zeven kilometer (met enkele mogelijke uitbreidingen) moet ingepland worden. Want ik wil meer zien. Want ik wil meer horen. Ik wil de verhalen, die op vele plekken groeien, oogsten. Een half dagske Zwijnaarde? Ik kan niet wachten. Ik heb geproefd. Het smaakt naar meer.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties