Beste Chris,
Sinterklaasje, kom maar binnen met je knecht want we zitten allemaal even recht … Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan, hij brengt ons Sint Nikolaas, ik zie hem al staan … Daar wordt aan de deur geklopt, hard geklopt, zacht geklopt, daar wordt aan de deur geklopt, wie zou dat zijn … Het zal u misschien vreemd lijken dat ik deze brief begin met allerlei Sinterklaasliedjes, die ik als kind uit volle borst meezong. Ik kan het niet helpen. Sinterklaas heeft dat effect op mij. Nog steeds. De goedheilige man uit Spanje maakt dat kinderlijke enthousiasme in mij wakker. Hij maakt mij blij. Hij maakt mij vrolijk. Zelfs op vierenvijftigjarige leeftijd. In de man zie ik mijn kinderjaren gereflecteerd. Kinderjaren, waarop ik graag terugkijk. Dat alles kan de misschien wat vreemde inleiding verklaren.
Want in uw nieuwste boek schrijft u over de Sint. De Sint die naar het woonzorgcentrum Hemelrijck in Mol kwam. De Sint die met zijn bezoek corona binnenbracht in het woonzorgcentrum. De Sint die in alle media als superverspreider werd gebrandmerkt. De Sint die het wereldnieuws haalde. De Sint die door velen aan de schandpaal werd genageld. De Sint die publiekelijk werd veroordeeld. Zonder proces. Over die Sint schrijft u.
Om dat verhaal te kunnen vertellen, zoomt u in. U brengt het verhaal van alle betrokkenen. Virologen. Immunologen. Biostatistici. Gouverneur. Media. Publiek. Bejaarden. Directie. Personeel. De Sint. Dat alles legt u samen om zo de volledige puzzel te maken. Dat alles doet u zonder enige zucht naar sensatie. Zonder enige zin voor drama. Want dat was in de berichtgeving al te zeer aanwezig. U brengt de feiten.
Zo komen we uit bij de man die zich op die bewuste dag transformeerde tot Sinterklaas. U gaat bij hem op bezoek. U wint zijn vertrouwen. Want dat was hij volledig kwijt. Hij had zich van de wereld weg gekeerd. Hij had zich afgezonderd. Geïsoleerd. Maar u kreeg zijn vertrouwen. U vertrouwde hij. Zo krijgt u het volledige verhaal. Uit eerste hand. U schetst zijn leven. Zijn engagement. Zijn sociale betrokkenheid. Terwijl ik vorder in het boek, groeit mijn respect voor deze man. Want die man wordt meer dan die ene dag. Wordt veel meer dan die ene dag. Ik wil die man ontmoeten. Ik wil die man danken. Ik wil die man omarmen. Bovenal wil ik die man zeggen dat we allemaal misschien iets meer op hem zouden mogen lijken. Dat de wereld dan misschien iets optimistischer zou ingekleurd worden. Dat zou ik hem bovenal willen zeggen.
Toch blijft u met uw boek niet enkel in Mol. U waaiert uit. U wenst het volledige verhaal te vertellen. Zodat uw boek meer wordt dan enkel het verhaal van die ene man. U schrijft over de rusthuizen. Over de mantelzorg. Over de algemene lockdown. Over onze omgang met ouderen. Maar bovenal schrijft u over de zorgsector. Met een bijna niet te vatten liefde. Uw boek kan gelezen worden als het applaus dat wij tijdens de lockdown om acht uur ’s avonds gaven voor de zorgsector. Uw boek kan geïnterpreteerd worden als een witte vlag dat wij uit het raam hingen als steun aan de zorgsector. Maar het applaus ging liggen. De vlaggen werden binnengehaald. Het werd opnieuw business as usual. Uw boek is een herinnering aan de inzet en de betrokkenheid van het zorgpersoneel. Niet enkel tijdens de coronacrisis. Ook buiten de coronacrisis. Het doet goed daaraan opnieuw herinnerd te worden. Neen, ik ben geen verpleegkundige. Neen, ik ben geen zorgkundige. Ik ben enkel een bezorgde sympathisant. Die beseft dat wij nood hebben aan gemotiveerde mensen, die op alle vlakken voldoende moeten ondersteund en gewaardeerd worden. Niet enkel door de overheid. Ook door de bevolking.
Maar er is niet enkel Mol. Dat is niet de enige verhaallijn in uw boek. U maakt het boek nog persoonlijker. Via een andere verhaallijn. U schrijft over uw moeder. Over haar verblijf in een woonzorgcentrum in Sint-Niklaas. U schrijft over uw verhouding. Want zij is uw moeder. U bent haar mantelzorger. U vertelt over de wandelingen met haar. Over de gesprekken met haar. Gesprekken die steeds minder rijk aan woorden werden. Uw moeder gleed weg in dementie. Dat persoonlijke verhaal brengt u op zo een intense wijze. Op zo een warme wijze. Het grijpt mij aan. Omdat ik in de toekomst kijk. Omdat ik mij zorgen maak over mijn vader. Over mijn moeder. Zij zijn in goede gezondheid. Godzijdank. Maar niemand weet wat de toekomst brengt. Dat maakt mij soms onrustig. Dat maakt mij soms bang. Daarom dat uw verhaal mij zo aangrijpt. Ik hoop dat ik ooit hetzelfde zal kunnen doen voor mijn ouders. Ik hoop in die momenten diezelfde kracht te vinden. Terwijl ik ook uw persoonlijke verhaal lees, groeit mijn respect voor u. U bent een mooi man. Niet enkel omdat u dit boek schreef. Bovenal bent u een mooi man omwille van de liefde voor uw moeder. Die liefde beroert mij. Die liefde ontroert mij.
Mensen vergeten snel. Mensen nemen dingen als al te vanzelfsprekend. Dat realiseer ik mij als ik uw boek lees. Wij gaan al te snel voorbij aan wat de zorgsector meemaakte in die godverdomse coronatijden. Zeven dagen per week werken. Dubbele shifts draaien. Opgeven van verlof. Wij gaan al te snel voorbij aan de gevolgen van die godverdomse coronatijden voor diezelfde sector. Angst. Stress. Twijfel. Slapeloosheid. Nachtmerries. Flashbacks. Wat die mensen deden vinden wij normaal. Vinden wij part of the job. Dat snelle vergeten betreur ik. Dat snelle vergeten kan en wil ik niet begrijpen. Uw boek herinnert aan dat alles. Dat is goed. Dat is buitengewoon.
Dan is er nog één ding. Eén ding dat doorheen heel uw boek kronkelt en slingert. U maakt op een meer dan heldere wijze duidelijk hoe in onze schuldcultuur geen nuance past. Een schuldige moet gevonden worden. Een zondebok moet genoemd worden. Uw boek maakt duidelijk hoe nuttig het kan zijn om heel even afstand te nemen. Om heel even tijd te nemen. Uw boek maakt duidelijk hoe in die afstand en tijd een volledige puzzel kan gelegd worden. Een volledige puzzel die tot begrip kan leiden. Dat ons uiteindelijk verder brengt dan enkel die beschuldiging.
Beste Chris. Uw boek heeft mij enorm aangegrepen. In uw boek vond ik een enorme warmte. Een diepe warmte. In uw boek las ik een enorme betrokkenheid. Een bijna onpeilbare betrokkenheid. Dit intense boek zit vol knipperlichten. Vol vraagtekens. Uw boek laat mij niet los. Ik laat uw boek niet los. Wij zijn intussen de beste vriendjes geworden. Want uw boek gaf mij wijze levenslessen. Dat is altijd goed. Meer dan goed. Daarom wil ik u danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties