Beste Ton,
Slechts één thema in uw boek. Eén centraal thema. U meent te denken dat enkel een algehele omslag in ons doen en denken een uitweg kan bieden uit de problemen en impasses waartoe onze vooruitgang heeft geleid. Om dat te realiseren is een breuk met het kapitalisme hoogstnoodzakelijk. Dat thema stelt u centraal in uw nieuwste boek. Daaromheen bouwt u een hele reeks aan ideeën op. Ik zou het kunnen horen donderen in Keulen. Ik zou met de ogen kunnen knipperen. Ik zou mij zorgen kunnen maken om uw geestelijke gezondheid. Maar dat doe ik niet. Integendeel zelfs. Ik zelf ben eveneens tot de conclusie gekomen dat onze economische systeem dringend moet herdacht worden. In mij vindt u dus een medestander. In wat ik lees kan ik mij vinden.
Ik kijk dus niet vreemd op als u schrijft dat wij onszelf wijsgemaakt hebben elk bijgeloof afgezworen te hebben. Want dat is niet zo. Het economische systeem noemt u ons bijgeloof. U schrijft dat de economie zich heeft bevrijd van enige inbedding en opgerukt is naar een dominante positie in de maatschappij. Die maatschappij wordt beheerst door een rationaliteit die is verengd tot efficiëntie, rendement en (nuts)calculatie. Die maatschappij is een bijwagentje geworden van het economische gebeuren.
Stellingen kunnen makkelijk geponeerd worden. Moeilijker is het diezelfde stellingen te onderbouwen. Dat doet u. Op een voortreffelijke wijze. Op een verhelderende wijze. U schrijft over vooruitgang en verval. Over idealisering van het verleden. U schrijft over democratie. Over populisme. U schrijft over perfectie. Over transparantie. U schrijft over de nacht. Over uitstelgedrag. U schrijft over de verfoeilijke gewoonte alles in geld uit te drukken. Over zwart-witdenken. U schrijft over muren en hekken. Over overdaad en consumentisme.
Ik heb een afkeer van het omhooggestoken vingertje. Ik word niet graag terechtgewezen. Ik word niet graag aangesproken op mijn functioneren. Om die redenen zou ik mij kunnen afkeren van uw boek. Toch doe ik dat niet. Bij u juich ik het toe. Omdat u de vinger op de wonde legt. U houdt ons een spiegel voor. U wijst op de gevolgen van ons gedrag. U zegt niet wat te doen. Dit is geen kant en klaar boek. Als lezer nodigt u ons uit na te denken over al die thema’s. U vraagt ons na te denken over veeteelt. Over mobiliteit. Over ontbossing. Over ruimtegebruik en ruimtebeleving. Over het onnodige Engels. Over de omgang met dieren.
In uw boek benoemt u de ontwikkelingen. De uitdagingen. De gevaren. Om al die dingen zouden we kunnen denken dat uw boek nogal donker kleurt. U lijkt dat te beseffen. Want net daarom roept u op tot verzet. Verzet gevoed vanuit verontwaardiging. Dat lijkt u ver te verkiezen boven onverschilligheid. Onverschilligheid leidt tot niks. Verzet kan tot omslag leiden. Zoals ik al schreef, die omslag is broodnodig. We hoeven maar te denken aan het streven naar rechtvaardigheid, vooral door een sterke vermindering van ongelijkheid. Aan het beteugelen van de macht van geld. Aan het uitbreiden en verbeteren van de democratie. Aan het vermijden van verspilling in de wegwerpmaatschappij. Wat wij werkelijk moeten doen is een transformatie van onze leefwijze. Die conclusie vlakt de donkerte weg. Die conclusie doet het boek schitteren in perfecte kleuren. Want die conclusie toont dat omslag niet enkel broodnodig is maar ook mogelijk is.
Ik lees dat alles. Ik knik heftig. Want in vele dingen ben ik het met u eens. Alleen, ik blijf zitten in mijn luie zetel. Op mijn luie krent. Ik beweeg niet. Ik bestorm de barricades niet. Ik doe niet wat u vraagt. Mijn verzet is zwak. Bijna onbestaande. Maar dan moet ik denken aan dat ene gedicht van Remco Campert. Dat gedicht waarin hij schrijft dat verzet niet met grote woorden begint maar met kleine daden. Verzet begint met jezelf een vraag te stellen en die vraag dan aan een ander te stellen. Na het lezen van uw boek zit ik met vele vragen. Vragen die ik mezelf stel. Vragen die ik aan een ander stel. Aan vrienden. Aan familie. Aan collega’s.
Beste Ton. Onlangs ging ik kijken naar De zaak Shell. Daarin wordt gesteld dat de klimaatcrisis eigenlijk een verantwoordelijkheidscrisis is. We moeten niet kijken wie de schuldige is. We moeten in onszelf zoeken naar onze verantwoordelijkheid en dan een gepast antwoord bieden op die gevonden verantwoordelijkheid. In uw boek doet u eigenlijk hetzelfde. U confronteert ons met ons eigen handelen. In die confrontatie dwingt u ons op zoek te gaan naar onze verantwoordelijkheid. Vanuit die verantwoordelijkheid nodigt u ons uit te handelen. Handelen in de vorm van verzet plegen. Voor die uitnodiging wil ik u danken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties