Beste Marc,
Nabije schoonheid wordt niet gezien. Nabije schoonheid wordt straal genegeerd. Aan die woorden moest ik vaak denken terwijl ik uw nieuwste boek las. Terwijl ik in uw nieuwste boek keek. Nochtans zijn er uitzonderingen op die ogenschijnlijk harde stelregel. De nabije schoonheid van mijn vrouw is eeuwigdurend zichtbaar. De nabije schoonheid van familie en vrienden is eeuwigdurend zichtbaar. U ziet, niks is absoluut. Altijd weer zijn er die uitzonderingen. Helaas, die uitzondering gaat niet op voor het Citadelpark. Dat moet ik tot mijn grote scha en schande erkennen.
Het Citadelpark is mij onbekend. Of bijna onbekend. In mijn studentenjaren liep ik door het park. Van het station naar de Karel Lodewijck Ledeganckstraat en terug. Veel oog voor het park had ik niet. In mijn hoofd was ik alternatieven aan het uitdenken voor de lessen. Die alternatieven vond ik. Heel zachtjes aan werd ik een cinefiel. Mijn kennis in de economische wetenschappen ging evenwel niet in dezelfde stijgende lijn. Als student aan de Gentse universiteit ging ik roemloos ten onder. Maar ik dwaal af. Ik wens u niet te onderhouden over mijn studentencarrière. Dat wil ik best wel eens doen in een andere brief. In deze brief wil ik het hebben over uw nieuwste boek Citadelpark.
Uw boek heeft mij wakker geschud. Uw boek heeft mij eindelijk attent gemaakt op dat Gentse park, waarlangs ik zo vaak passeer. Waarlangs ik helaas nooit blijf stilstaan. Ik voel mij terechtgewezen. Omdat ik pas via een boek de schoonheid en de rijkheid van het park ontdek. Omdat ik pas via een boek mij bewust wordt van de diversiteit van het park. Die ontdekking en die bewustwording heb ik volledig aan u te danken. U doet dat niet op een belerende manier. U schat een andere manier hoger in. U kiest voor een verbeeldende manier. Voor een fantasierijke manier. U laat de bomen praten. De bomen worden in uw boek de woordvoerders van het park. Dat werkt. Elke avond ga ik in gesprek met één, twee of drie bomen uit het park. Ik luister naar hun verhalen. Waarbij u de tussenpersoon bent. Waarbij uw kleinkinderen de tussenpersoon zijn. Want u doet verslag van uw vele wandelingen door het park met uw kleinkinderen. Tijdens die wandelingen maakt u kennis met de bomen. Wordt u beste vrienden met de bomen. Zij vertrouwen u. Daarom schudden zij hun stilte af. Daarom gaan zij praten.
De bomen vertellen mij de geschiedenis van het park. Mondjesmaat krijg ik zo de lange geschiedenis van een park te horen. In die geschiedschrijving van het park kiezen de bomen voor beknoptheid. Zij hoeden zich voor uitweidingen. Zij raken de dingen heel even aan. In de hoop dat de lezer verder op zoek gaat. Wat de bomen vertellen is slechts een aanzet. Een aanzet tot verder eigen onderzoek. Ik lees over het Chalet Suisse. Over het grotaquarium. Over het Café Belvédère. Ik lees over de begrafenis van Frans Masereel. Over de begrafenis van Jan Hoet. Ik lees over Erato. Over Charles de Kerckhove.
Niet enkel vertellen de bomen de geschiedenis van het park. De bomen vertellen net zozeer over al die kunstenaars. Die kunstenaars die hun naam gaven aan de vele straten in het park. Aan de vele dreven in het park. Die artiesten komen tot leven. In uw boek worden zij herinnerd. Omwille van hun bijdrage aan het rijke Gentse culturele leven. Het voelt alsof wij op de koffie gaan bij al die artiesten. Het voelt alsof zij in de bomen zitten en goedkeurend knikken bij de verhalen die de bomen vertellen. Het voelt alsof al die historische figuren nog één maal door het park wandelen. Allemaal tezamen. Allemaal op hetzelfde tijdstip. Het Citadelpark bruist. Het Citadelpark broeit.
Uit uw boek kan ik afleiden dat bomen kritische geesten zijn. Zij zijn niet ongevoelig voor de actualiteit. Zij hebben een mening. Over vele dingen. Die dringen zij niet op. Uiteraard niet. Bomen zijn eerder terughoudend. Toch raken zij zijdelings bepaalde actuele onderwerpen aan. Zij laten die speels doorschemeren. Het is aan de goede verstaander die onderhuidse steken op te pikken. Die gevoeligheden van vandaag uit het verhaal te filteren. De bomen raken die thema’s aan als startpunt voor een discussie. Een discussie beginnen de bomen niet. Zij reiken aan. In de hoop dat we met die kleine vingerwijzingen aan het werk gaan.
Pratende bomen? Hoe gek moet het zijn? Ik vind het geniaal. U doet niks anders dan wat vele historici u hebben voorgedaan. U laat getuigen aan het woord. Toen u vaststelde dat die getuigen bomen waren, had u kunnen stoppen. U had kunnen zeggen dat bomen niet konden spreken. Bijgevolg had u de boeken kunnen sluiten. Maar u komt tot die prachtige vondst. U doet beroep op dat kind in u. Kinderen weten dat bomen kunnen spreken. Meer nog, kinderen spreken de taal die bomen spreken. Daarom geeft u dat kind de vrije teugels. U laat het los. U laat het lopen. Op die manier krijgt u bevoorrechte getuigen. Getuigen die op de eerste rij stonden. Bij alles wat gebeurde. In het verleden. In het heden. In de toekomst. Tijdens het lezen van uw boek heb ook ik een beroep gedaan op dat kind in mij. Een kind dat nog springlevend is. Een kind dat ik heel soms in toom moet houden. Maar nu kon ik het loslaten. Ongeremd. Alleen dat al was een heerlijk gevoel.
Ik heb het boek gelezen. Vaak laten wij het daarbij. Heel soms zullen wij een boek nog eens herlezen. Maar vaker verdwijnt het boek na het lezen in de boekenkast. Met uw boek is het anders. Uw boek ligt op de salontafel. Omdat ik de bomen nog wil horen fluisteren. Omdat ik de bomen nog wil horen lachen. Toch ligt het boek bovenal op de salontafel omdat ik weet dat ik ooit het boek zal oppakken en naar het Citadelpark zal stappen. Om daar eindelijk mijn ogen te openen. Om daar eindelijk die schoonheid ten volle in mij op te nemen. Om daar mijn liefde aan het park te verklaren. Want die liefde heeft uw boek bij mij opgewekt. Daarom zal ik op rustige dagen naar het Citadelpark terugkeren en telkens zal ik enkele pagina’s lezen. Luidop aan de bomen. Zij zullen het begrijpen. Daarvan ben ik overtuigd. Want bomen praten. Dat weet ik nu. Na het lezen van uw boek.
Beste Marc. Ik wil u danken. Voor die boeiende verhalen. Voor die schitterende foto's. Voor die charmante tekeningen. Ik wil u danken. Omdat u mij attent hebt gemaakt op die mooie plek in Gent. Omdat u mij de geschiedenis van die mooie plek hebt doen begrijpen. Omdat u mij de heerlijke verscheidenheid van die mooie plek hebt getoond. Omdat u mijn enthousiaste nieuwsgierigheid naar die mooie plek hebt aangewakkerd. Uw boek was een fantastische reis. Uw boek was een fantastische ontmoeting. Uw boek is een prachtig vertrekpunt. Van ontdekking. Ven bewondering. Van verwondering. Van ontroering. Voor dat alles wil ik u bedanken. Van ganser harte.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties