Mijn reisverhaal Libanon: Beiroet - Jeitta - Harissa - Jounieh - Byblos.

Gepubliceerd op 3 oktober 2022 om 14:52

Vandaag verlaten we Beiroet.  Maar nog niet helemaal.  Wij moeten nog heel even de ramptoerist uithangen.  We kunnen er niet omheen.  Het moet.  We moeten naar de haven van Beiroet.  Naar de plek van één van de grootste niet-nucleaire explosies in de geschiedenis.  Wanneer we spreken over één van de grootste, zijn cijfers onontbeerlijk.  Om de ramp te kunnen vatten.  Om te kunnen begrijpen wat zich twee jaar geleden op die plek afspeelde.  Op 4 augustus 2020 explodeerde zo’n 2.750 ton ammoniumnitraat.  Meer dan 217 mensen werden gedood en 7.000 anderen raakten gewond.  De explosie zorgde ook voor 300.000 ontheemden en vernietigde en beschadigde gebouwen in een straal van 20 km.  De explosie had een kracht van 3.5 op de schaal van Richter.  Dat zijn de cijfers.  Die cijfers roepen ons naar de haven.

 

Deze plek symboliseert het failliet van een stad.  Het failliet van een land.  Deze explosie is het gevolg van een opeenhoping van incompetentie, corruptie, lusteloosheid, amateurisme en onverschilligheid van opeenvolgende Libanese regeringen in de laatste tien à vijftien jaar.  Deze explosie is de nagel aan de doodskist van het Libanese systeem.  De meeste Libanezen wisten dat de staat corrupt en nalatig was.  Maar nu beseffen ze dat deze staat zelfs kan doden. Dat geeft een heel andere dimensie.  Op die bewuste dag werd het voor vele burgers duidelijk dat hun land een mislukte staat is.  De staat faalt in het beschermen van en het zorgen voor haar inwoners.  Dat gevoel is nu diep doorgedrongen.

 

Wij staan in de haven.  Wij staan daar.  Gewoon.  Zomaar.  Te kijken.  Stil te zijn.  Wij laten wat gebeurd is tot ons doordringen.  Op deze plek lijkt alles samen te komen.  De problemen.  De uitdagingen.  Op deze plek lijken wij ons eindelijk de immensiteit van de Libanese crisis te realiseren.  Deze plek lijkt te schreeuwen om verandering.  Om het heruitvinden van Libanon.  Ik kijk.  Ik schud het hoofd.  Ik weet het niet.  Ik twijfel.  Terwijl ik tegelijk hoop dat het ooit goed komt.

 

Maar stilstaan is achteruitgaan.  Dat wordt toch gezegd in die gemaatpakte marketingmiddens.  Volgens die theorie kunnen wij niet blijven stilstaan.  Wij moeten dus voort.  Naar de volgende halte.  Daarvoor moeten we ondergronds.  Wij stappen uit bij de Jeitta grotten.  Tijd voor een wonder der natuur. 

 

De Jeitta grotten zijn twee afzonderlijke doch onderling met elkaar verbonden grotten.  Wij hebben de keuze.  Wij kunnen beginnen bij de bovenste grot of wij kunnen kiezen voor de onderste grot.  Wij kiezen voor de bovenste grot.  Meteen ook de warmste grot.  Terwijl het in de bovenste grot tot 20° gaat, moeten we ons in de onderste grot tevreden stellen met slechts 16°.  Om dat verschil in temperatuur enigszins te compenseren krijgen wij in de onderste grot een boottochtje aangeboden terwijl wij in de bovenste grot te voet moeten.  Ondergronds lijkt alles in evenwicht te zijn.  Het is geven en nemen.

 

Bij het binnengaan van de grotten wordt gezegd dat er geen foto’s mogen genomen worden.  Bij de ingang staan lockers waarin wij onze smartphones dienen achter te laten.  Die lockers blijven onaangeroerd.  Iedereen gaat, gewapend met een smartphone, de grotten binnen.  Eens binnen is het nemen van foto’s dan toch toegestaan.  Wel wordt gevraagd de flash niet te gebruiken.  Dat doen wij.  Uiteraard.  Terwijl wij foto’s nemen, vragen wij ons af vanwaar die plotse ommekeer vandaan komt.  Een mogelijke verklaring kan gevonden worden in het toestoppen van een geldbriefje aan één van de bewakers.  Dat ene geldbriefje neutraliseert de bewaker.  Maakt hem monddood.  Zou dit een verdienmodel kunnen zijn, vraag ik mij af.  Aanvankelijk iets verbieden om het dan, na afgifte van een ‘fooi’, oogluikend toe te staan.  Libanezen weten blijkbaar hoe het moet.  Zij leren snel.  Als het aan de top gebeurt, moet een bewaker toch niet heiliger zijn dan de paus.

 

Wij kijken naar stalactieten.  Wij kijken naar stalagmieten.  Wij kijken terwijl wij ons de vraag stellen welke omhoog gaan en welke afhangen.  Wij herinneren ons het geheugensteuntje.: t van tomber en m van monter.  Stalactieten groeien naar omlaag.  Stalagmieten groeien naar omhoog.  Dat hebben we alweer netjes uitgeklaard.  Ezelsbruggetjes kunnen best wel handig zijn.  Dat weten we dus.  Wat we niet weten is dat het tot duizend jaar kan duren tot een stalactiet één centimeter is gegroeid.  Dat halen wij niet uit een boekje.  Dat horen wij een gidsende priester aan zijn gevolg zeggen.  Aan zijn woorden durf ik niet te twijfelen.  Ik ben opgegroeid met het idee dat priesters niet mogen liegen.  Dat geloofde ik lange tijd.  Nu weet ik wel beter.  Maar toch.  Dat deel van de opvoeding blijft hangen.  Ik geloof de priester.

 

Binnen de grotten lijkt tijd van geen tel.  Duizend jaar en slechts één centimeter.  Wij kijken aan tegen metershoge druiperige kunstwerken.  Een simpel rekensommetje doet mij duizelen.  Eén meter, honderd maal duizend jaar.  Het lijkt de eeuwigheid.  Ondergronds moet ik lachen met mijn vierenvijftig jaar.  Nooit eerder heb ik mij zo jong gevoeld.

 

Het jonge kereltje laat Jeitta achter zich.  Wij rijden alweer verder.  Naar Harissa.  Dit dorpje herbergt met zijn Heilige Mariabeeld een Libanees bedevaartsoord.  De grote publiekstrekker is het bronzen beeld van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van God.  Het beeld weegt 15 ton.  Het is 8,5 meter hoog en heeft een diameter van 5 meter.  De moeder van God wordt hier duidelijk ernstig genomen.  Niet snel een klein standbeeldje in een hoekje.  Wel een reusachtig beeld dat met open armen uitkijkt over Beiroet.  Moeder waakt, dat lijkt het te suggereren.

 

Hier zijn wij niet alleen.  Dat zou ons niet mogen verrassen.  Het heiligdom van Harissa is populair.  Miljoenen christenen en moslims brengen een bezoek aan deze heilige plek.  Om dichter bij Maria te zijn.  Om haar gunsten af te smeken.  Want zo gaat het altijd met bedevaartsoorden.  Er wordt gebeden in de hoop iets terug te krijgen.  Voor wat hoort wat, denken vrome en diepreligieuze vrouwen en mannen.  Jawel, een bedevaartsoord verschilt in weinig van een ordinaire marktplaats.  Ik kan mij voorstellen dat de kerkelijke autoriteiten in het Vaticaan hierover een andere mening zullen hebben.  Zij achten deze plek bijzonder hoog.  Dat moet blijken uit het bezoek van Johannes-Paulus II in 1997 en van paus Benedictus XVI in 2012.  Mijn bezoek daarentegen zal weinig of geen sporen nalaten.  Mijn bezoek zal niet in de annalen geboekstaafd worden.  Maar dat hoeft helemaal niet.  Want laat mij eerlijk zijn, ik kom niet naar omhoog om mij voor de voeten van Maria te gooien.  Ik kom naar omhoog om uit te kijken over de baai van Jounieh.  Ik kijk uit over die baai en wat ik zie, geloof ik.  Dat kan ik niet zeggen als ik mij omdraai en aankijk tegen die kapelletjes, kaarsjes en andere tierlantijnen.  Dat geloof heb ik niet.  Dat geloof heb ik niet meer.

 

Wij moeten naar beneden.  Een teveel aan heiligheid werkt vernauwend.  Benauwend.  Er zijn vele opties.  Wij kunnen te voet.  Wij kunnen met de bus.  Geen van beide opties kiezen wij.  Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.  Zo is het altijd geweest.  Zo is het ook nu.  Wij nemen de kabelbaan.  Ik moet bekennen, ik ben geen grote held in kabelbanen.  Hoogtevrees speelt mij parten.  Toch overwin ik mijn angst.  Ik stap in.  Terwijl ik instap schenk ik nauwelijks aandacht aan die terloopse opmerking van de gids dat de kabelbaan op elektriciteit loopt.  In alle andere landen zou dat niet meegegeven worden als terloopse opmerking.  In Libanon wel.  Want in Libanon is elektriciteit geen evidentie.  Maar zoals ik al zei, die opmerking ging aan mij voorbij.

 

Alles gaat goed.  Ik beweeg nauwelijks.  Kijk strak voor mij uit.  Nog even, denk ik.  Nog heel even, denk ik.  Op dat moment wordt ergens beslist dat de elektriciteit uitvalt.  Slechts een fractie van een seconde denk ik dat de Heilige Maria wraak wil nemen.  Omdat ik haar te weinig aandacht schonk.  Zou het kunnen dat zij een rancuneuze vrouw is? Dat is voorwaar een mogelijkheid.  Al die vragen en antwoorden schieten door mijn hoofd terwijl wij stilhangen.  In de hoogte.  Aan een kabel.  Ik begin te transpireren.  Ik bevries.  Lijk een standbeeld.  Seconden lijken minuten.  Minuten lijken uren.  Ik bedenk allerlei scenario’s waarin wij ontzet moeten worden.  Reddingswerkers wagen hun leven om ons te redden.  Geen van de uitgedachte scenario’s wordt werkelijkheid.  Want plots is er beweging.  We dalen.  Opnieuw.  We arriveren in Jounieh.  Ik stap uit.  Haastig.  Ik wil mijn voeten op vaste grond.

 

Van de kabelbaan stappen we over op de bus.  Op weg naar onze laatste halte voor vandaag, Byblos.  De verwachtingen zijn bijzonder hoog.  Telkens we iemand zeiden dat we ook naar Byblos gingen, werd die persoon bijzonder enthousiast.  Dat merkten we op de luchthaven.  Dat merkten we in Beiroet.  Iedereen was lovend in zijn commentaren.  Byblos was een vijfsterrenstad.  Als je naar Libanon kwam, moest je Byblos gezien hebben.  Libanon leek onbestaande zonder Byblos.  Zo leek het wel.  Wij keken dan ook uit naar onze ontmoeting met deze stad.

 

Wij arriveren in Byblos.  De stad werd in 1984 door Unesco tot Werelderfgoed verklaard.  Dat hoeft helemaal niet te verbazen.  De stad heeft een rijke geschiedenis.  Een welvarende geschiedenis.  Iedereen passeerde hier.  De Egyptenaren.  De Filistijnen.  De Feniciërs.  De Romeinen.  De Byzantijnen.  De Mammelukken.  De Ottomanen.  Byblos is de stille getuige van een geschiedenis van ononderbroken constructie vanaf de eerste nederzetting door een gemeenschap van vissers die 8000 jaar teruggaat, via de eerste stadsgebouwen, de monumentale tempels uit de bronstijd, tot de Perzische vestingwerken, de Romeinse weg, Byzantijnse kerken, de kruisvaardersburcht en de middeleeuwse en Ottomaanse stad.  Elkeen liet een afdruk na.  Een handtekening.

 

In die stad arriveren wij.  In die stad met die geschiedenis.  In die stad, die door anderen bijna als het aardse paradijs werd omschreven.  In die stad arriveren wij dus.  In die stad kijk ik om mij heen.  Ik begrijp het niet meteen.  Ik frons de wenkbrauwen.  Ik snap niet meteen die lovende kritieken.  Dit is een stadje aan zee.  Volledig gericht op toerisme.  Op al te gemakkelijk vermaak.  Ik moet mijn verwachtingen gelijkschakelen met de werkelijkheid.  Dat vergt een tijdje. 

 

Ondanks die aanvankelijke teleurstelling trekken wij de stad in.  Op ontdekking.  Wij blijven niet bij de pakken zitten.  Wij trekken naar de historische site met de kruisvaardersburcht.  In die burcht gebeurt wat wij niet hadden verwacht.  Al dagenlang hebben wij ons dapper verweerd tegen de hoge temperaturen.  Nooit verslapte de aandacht.  Altijd waren wij attent.  Maar deze keer worden wij verslagen.  Wij worden geveld.  De warmte heeft ons in haar greep.  Wij pikken de info, ons aangereikt door de gids, niet meer op.  Wij capituleren.  Wij trekken ons terug.  Op een terrasje.  Die zijn er genoeg.  Keuze te over.  Op dat terrasje kijken wij om ons heen.  Terwijl wij genieten van een biertje dringt de charme van de stad heel geleidelijk tot ons door.  Op dat terrasje komen wij tot begrip.  Wij begrijpen het ritme van de stad.  Overdag moet geschuild worden.  ’s Avonds moet geleefd worden.  's Avonds moet de warmte afgeworpen worden.  Op een ontspannen wijze.  Op een rustige manier.  Er wordt gezegd dat drinken de gezondheid kan schaden.  Maar heel dikwijls kan een biertje ook duidelijkheid brengen.  Heerlijk toch.

 

Terwijl wij naar het hotel stappen, zien wij de stad wakker worden.  Helaas zullen wij geen deel uitmaken van dat bruisende en ongetwijfeld boeiende nachtleven.  Wij gaan slapen.  Om morgen klaar te zijn voor onze laatste dag.

 

Volgende aflevering op dinsdag 11/10/2022: Byblos - Tripoli - Byblos.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.