Gisterenavond had ik onze wandelroute uitgestippeld. Bij schaars licht had ik de straatnamen opgeschreven. Netjes op een rij, waarbij ik telkens aangaf of wij rechts of links dienden verder te stappen. Een heus karwei, ik besef het. Het kan eenvoudiger, dat besef ik ook. Maar ik wens vast te houden aan het ambacht van kaartlezen. Geen smartphone in de hand. Wel een papiertje met daarop dus de straatnamen. In het verleden werkte het telkens. Dat zou deze keer ook moeten lukken. Dat is wat ik dacht.
Helaas, theorie en praktijk kunnen soms ver uiteen liggen. Dat stel ik vast als wij het hotel buitenstappen. Geen straatnaamborden, dat is het eerste wat ik opmerk. Het enige wat ik opmerk zijn straatnummers. Mijn papiertje kan de vuilnisbak in. Dit wordt improviseren. Een wandeling op de tast. Eén troost hebben wij. Wij weten wat wij willen zien. Wij weten al die dingen ongeveer liggen. Wij weten welke richting wij uit moeten. Positive thinking, dat is wat wij doen.
Helaas, positieve gedachten kunnen ook gedwarsboomd worden. Onze eerste halte is de Amerikaanse Universiteit. Bij de ingang worden we tegengehouden. Een bewakingsagent weigert ons de toegang. Discussiëren heeft geen zin. Wij staan tegenover een man in uniform. Redetwisten is dan geen optie. Mannen in uniform volgen enkel bevelen. Zelfs als wij zeggen dat het enkel de bedoeling is om via de universiteit door te steken naar de Corniche, blijft de man bij zijn aanvankelijke standpunt. Geen toegang, herhaalt hij. Nu net iets dwingender. Wij keren terug op onze stappen. Maken rechtsomkeer. Opnieuw moeten wij improviseren. Snel moet een andere route uitgedacht worden. Die vinden we. Wij staan op de Corniche. Wij kunnen verder.
Wij komen uit bij Beirut Souks. Bij het uitschrijven van de wandelroute had ik een oude historische soek in gedachten. Dat was ook de reden waarom ik de soek in de wandeling opnam. Helaas, in werkelijkheid blijkt het iets heel anders te zijn. Wat wij zien, is een hypermodern shoppingcenter. Een shoppingcenter dat slechts heel vaag doet denken aan een soek. Maar wij treuren niet. Want hier botsen wij op Arne Quinze. Niet op de artiest zelf. Wel op één van zijn werken. In het midden van het shoppingcenter staat The Visitor te pronken. Wat een verrassing. Wat een ontdekking. Nu weten we dat elk nadeel toch zijn voordeel heb. Terwijl wij ons aanvankelijk de vraag stelden waarom wij toch langs al die kleine winkeltjes van peperdure merken liepen, stellen wij nu vast dat deze omweg toch niet tevergeefs was. Wij zagen Belgische kunst. Op straat. In Beiroet.
Het is intussen middag geworden. Tijd om iets te eten. Wij zoeken een aangename plek voor onze picknick. Dat plekje vinden wij. In Saifi Village, een luxe woonwijk in Beiroet. Wij gaan zitten op een pleintje. Bij restaurant Paname. Terwijl wij eten, kijken wij om ons heen. Zo moet het. Het leven op een plein is altijd fascinerend. Op een plein gebeurt heel wat. Dat zien wij ook hier. Wat wij hier te zien krijgen, is rijkdom in actie. Wij zijn nog maar net gezeten en de show begint. Dure wagens komen aangereden en droppen hun nanny’s aan ons pleintje. Zij moeten de kinderen afhalen van school. Een kleuterschool. Dat is niet de enige verhaallijn in de voorstelling. Een andere verhaallijn ontwikkelt zich in restaurant Paname. Vriendinnen blijken daar met elkaar afgesproken te hebben. De poppetjes arriveren, elk op hun beurt. In de verwelkoming menen wij een zekere hiërarchie af te lezen. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe warmer en intenser de verwelkoming. Kussen of enkel een handje, het maakt een verschil.
Terwijl wij eten, kijken wij onze ogen uit. Een heerlijke voorstelling. Zo moet rijkdom zijn, denken wij. Zo moet rijkdom beleefd worden, menen wij. Terwijl wij al die dingen denken, blijven de Porsches, de Maserati’s, de Mercedessen, …aan- en afrijden. Een wagenparade van luxe. In het bijzijn van het grote geld, voelen wij ons klein. Nietig. Het voelt alsof wij verschrompelen. Verkruimelen.
Het lijkt wel alsof rijkdom ongevoelig is voor crisis. Alsof rijkdom buiten de wereld staat. Want voor vele burgers is die crisis reëel. Voelbaar. Bij het Martelarenplein worden wij geconfronteerd met die harde en brute werkelijkheid. Op één van de drukste kruispunten van Beiroet worden de slachtoffers herdacht van de recentste explosie in de haven. Brady Black, een Amerikaans straatartiest, creëerde de grootste informele portretgalerij van de Libanese hoofdstad. Elk slachtoffer kreeg één portret. Aan dat kruispunt staan 204 portretten de passanten aan te kijken. Met een doordringende blik. Want daarop focuste hij zich. Op de ogen. Op de blik. Als Mona Lisa’s vragen zij om opheldering. Om de verantwoordelijken voor deze ramp voor het gerecht te brengen. De portretten spreken. Vragen om gerechtigheid. Wat de regering trachtte weg te moffelen, kreeg op deze plek een gezicht. De doden worden gezien. Gaan niet weg. Elke dag weer zijn zij op post.
Wij gaan verder. Er moeten dingen gezien worden. Wij wandelen door Gourmand Street. Stappen een winkeltje binnen. Wij raken aan de praat met de verkoopster. Zij vertelt over haar stad. Over Beiroet. Trots en pijn lopen door elkaar heen. Zij laat ons foto’s zien van Beiroet. Uit haar kindertijd. Toen de stad nog het Parijs van de Oriënt was. Wij zien rijkdom. Wij zien welvaart. Haar ogen flikkeren. Maar die flikkering stopt als zij foto’s toont van haar appartementje. Kapotgeschoten tijdens de Libanese Oorlog. Die oorlog is zij ontvlucht. Zij vluchtte naar Engeland. Ging als nanny werken bij een Libanese familie in Londen. Na vijftien jaar keerde zij terug naar Beiroet. Begon als tandartsassistente. Na een zware val kon zij dat werk niet meer aan. Zij kwam terecht in dit winkeltje. Als verkoopster. Zij zucht. Het is hard om rond te komen. Toch voelt zij zich nog bevoorrecht. Zij heeft een huis, waarvoor zij niet hoeft te betalen. Zij mag wonen in één van de huizen van de Libanese familie uit Engeland. Gratis en voor niets. Zij heeft werk. Dat alles weet zij. Dat alles beseft zij. En toch is het ook voor haar moeilijk. Rekeningen moeten betaald worden. Het leven is plots een gevecht. Opnieuw zucht zij. Nooit verwacht dat winkelbezoek zo aangrijpend kon zijn. Wij stappen de winkel buiten maar het mevrouwtje blijft in mijn hoofd rondtollen. Afscheid nemen bestaat niet, in deze blijkt dit een waarheid als een koe te zijn.
Vanuit de Gourmand Street gaan wij naar het Sursock Museum. Dit wordt in de reisgidsen aangeprezen als een van de meest toonaangevende kunstmusea van de stad. Het museum is gevestigd in een elegante witte villa uit 1912. De villa was eigendom van de rijke Libanese aristocraat en kunstverzamelaar Nicolas Sursock. Bij zijn dood in 1952 liet hij de villa na aan de stad met de opdracht om er een kunstmuseum in te vestigen. De stad aanvaardde dankbaar en kwam de opdracht na. Het museum groeide uit tot het centrum van het culturele leven in de stad en een ontmoetingsplaats van schrijvers, dichters, kunstenaars en de welvarende elite. Dat belang moet ook blijken uit het feit dat het museum tijdens de burgeroorlog open bleef. Naar die plek willen wij dus gaan. Wij willen ons vergapen aan hedendaagse kunst. Aan oosterse kunst. Aan Japanse etsen. Helaas, helaas. Enkel de museumshop blijkt open te zijn. Wegens renovatiewerken is het eigenlijke museum tijdelijk gesloten. Alweer staan wij voor een gesloten poort. Eerst de Amerikaanse Universiteit. Nu het Sursock Museum. Het lijkt alsof Beiroet zijn geheimen niet wenst prijs te geven.
Wij zouden kunnen treuren. Dat doen wij niet. Wij doen wat wij de hele dag al doen. Wij gaan verder. Ons einddoel is de Armeense wijk. Die wijk zullen wij niet bereiken. De kilometers beginnen te wegen. Daarbovenop komt nog eens het besef dat wij ook nog terug moeten naar het hotel. Wij komen voor een dilemma te staan. Naar de Armeense wijk of naar het hotel. Wij besluiten wijs te zijn. Wij keren terug.
Wij lopen nu al een hele dag door de stad. Wij worden overmoedig. Wij menen de stad nu wel te kennen. Wij besluiten op ons gevoel terug te keren. Zonder stadsplan. Wij gaan zwerven doorheen de stad. Dat leidt altijd tot de meest verrassende ontmoetingen. Dat hebben wij al meermaals mogen ervaren. Dat gebeurt ook in Beiroet. In de buurt van het parlement horen we tromgeroffel. We horen iemand een menigte toespreken. Iets in mij zegt mij dat wij in een betoging beland zijn. Een feestje is het alleszins niet. Daarvoor is de sfeer een beetje te grimmig. Wijselijk besluiten we niet in de menigte op te gaan maar ons langs de kant te houden.
In de omgeving van de betogende en leuzen scanderende massa zien wij heel wat politieagenten en soldaten. De politie uw vriend. Zo is het ons geleerd. Wij stappen op hen af. Om hen om hulp te vragen. Want wij weten het even niet meer. Wij zijn de weg kwijt. Vele straten zijn afgezet. Uit voorzorg. Daar kunnen wij niet doorheen. Wij moeten geholpen worden. Daarom dus onze toenadering. Maar dat loopt niet van een leien dakje. De agenten zijn wantrouwig. Zij kijken weg. Alsof zij hiermee lijken aan te geven ons niet te kunnen of willen helpen. Dan proberen wij het maar bij een groepje soldaten. Die komen net aangestapt. Zij spreken ons aan. Zij willen weten wat wij hier op deze plek doen. Toeristen, zeggen wij. Verdwaald, voegen wij toe. De soldaten kijken elkaar aan. Sommigen wandelen gewoon weg. Twee blijven staan. Starten het gesprek met ons.
Belangrijkste dingen eerst. De weg naar ons hotel. Het wordt moeilijk, zeggen zij. Wij moeten langs twee controleposten. Als burger kan dat niet. Als toerist al zeker niet. Samen zoeken we naar een oplossing. De soldaten lijken ons hulpvaardig. Zij gaan bellen. Nemen contact op met de controleposten. Zeggen dat er twee toeristen aankomen. Die moeten ze doorgang verlenen. Het probleem lijkt opgelost. Wij krijgen vrije doorgang.
Wij zijn opgelucht. Wij danken de twee soldaten. Wij starten een gesprek. Zij vragen ons vanwaar wij zijn. België, zeggen wij. Dat kennen zij. Eden Hazard. Kevin De Bruyne. Thibaut Courtois. België lijkt plots meer te zijn dan bier en chocolade. België is voetbal. Dat spelletje lijkt een band te creëren. Tussen ons en de soldaten. Het gesprek wordt wat losser. Wij voelen dat wij wat verder kunnen gaan. Dat wij vragen mogen stellen. Wij informeren dan maar even waarom al die mensen betogen. Een antwoord krijgen wij niet meteen. Maar wij weten dat de aanhouder wint. Daarom herhalen wij onze vraag. Druppeltjesgewijs komt het antwoord. De mensen zijn het beu, fluisteren zij. Alsof zij een staatsgeheim openbaar maken. Die eerste woorden geven aanleiding tot andere woorden. De economische crisis drukt zwaar op de mensen, zeggen zij. Zij zijn het beu. Zij hebben niet de juiste politici. Zij schreeuwen om verandering. De aanvankelijke voorzichtigheid is weg. Zij lijken nood te hebben om even te ventileren. Twee toeristen lijken dan de perfecte uitlaatklep. Wij danken hen voor de openheid. Wij zeggen dat wij het begrijpen. Alvorens wij verder gaan, wensen wij hen het allerbeste.
De twee controleposten passeren wij gemakkelijk. Wij knikken naar de soldaten aan de controleposten. In dat hoofdknikje kan een dankuwel gelezen worden. De weg naar het hotel ligt nu open. Wij herademen. Eindelijk vrij, denken wij.
Wij komen aan in het hotel. Na een lange omzwerving. Wij hebben ons bijzonder goed geamuseerd. Wij hebben mooie dingen gezien. Mooie mensen ontmoet. Toch zijn wij blij op bed te kunnen gaan liggen. Onze voeten even te laten rusten. Morgen verlaten we Beiroet. Morgen gaan we naar Byblos. Nieuwe avonturen lonken.
Volgende aflevering op dinsdag 04/10/2022: Beiroet - Jeitta - Harissa - Jounieh - Byblos.
Reactie plaatsen
Reacties