Beste Sien,
Beste Frank,
Beste Stefaan,
Tot mijn scha en schande dien ik vast te stellen dat het lange tijd geleden was dat ik nog eens naar het theater ging. Het voorjaar van 2020, dat is wat ik denk. Ik was lui geworden. Ik had geen zin meer mij ’s avonds nog op te pakken. De fiets te nemen en naar het centrum van Gent te fietsen. Makkelijker was het in mijn zetel te zitten. Achterover te leunen en te staren naar mijn televisiekastje. Wat makkelijker is, went sneller. Het was een vriend die mij wakker schudde. Daarvoor hebben we vrienden. Om aan de alarmbel te trekken als het nodig is. Dat was het. Die vriend vertelde mij over het Theaterfestival. In Gent. Hij vertelde mij over uw voorstelling. Met een groot enthousiasme. Dat enthousiasme zette hij over op mij. Ik kocht een kaartje. Eindelijk zou ik nog eens naar het theater gaan.
Het was niet enkel het enthousiasme van mijn vriend dat mij over de streep trok. Eerder waren het uw namen die mij overtuigden. Sien Eggers. Frank Focketyn. Stefaan Van Brabandt. Uw namen waren mij niet onbekend. Eén ding wist ik zeker, dit kon niet misgaan. Dit kon niet verkeerd lopen. Dit triumviraat was een dreamteam.
Toch moet ik erkennen dat ik een beetje schrik had. Te moeilijk, dacht ik. Dat heb ik met filosofie. Dat is wat filosofie met mij doet. Het maakt mij angstig. Altijd verwacht ik te moeilijke gedachtegangen waarin ik te snel verdwaal. Verdwalen betekent de draad kwijtraken. Dat zou dan weer betekenen dat ik zou moeten afhaken. Dat ik u zou verliezen. Dat mocht niet gebeuren. Dat diende kost wat kost vermeden te worden. Ik zou alert moeten zijn. Van begin tot einde. Elk woord zou ik moeten opvangen. Elk woord zou ik moeten registreren.
U stelde mij meteen gerust. Met de eerste woorden. Beter nog, de eerste geluiden. In een voorstelling van Sartre had ik het niet verwacht, maar u begon met Donald Duck. Opgelucht haalde ik adem. Ik kon wat relaxter achterover leunen. Dit zou een avond worden waarin lichtvoetigheid zou gekoppeld worden aan zwaarwichtigheid. Die cocktail zou alles verteerbaar maken. Behapbaar.
Nog meerdere dingen stellen mij gerust. In de voorstelling wordt Sartre de filosoof-komediant genoemd. Die combinatie is goed. Het maakt de mens menselijker. Kleiner. De afstand verkleint. De wijze man komt dichter bij ons te staan. Waardoor wij ons openstellen. Waardoor wij plots beseffen dat hij onze taal spreekt. Dan is er nog die andere geruststelling. In een lijst met types van mensen zette de Beauvoir de serieuze mens helemaal onderaan. De mens die alles serieus neemt. Hij stond onderaan. Heerlijk! Nog maar net begonnen en ik voelde mij al heel dicht bij Sartre en de Beauvoir. Ik was gerustgesteld. Ik was vol aandacht.
Die aandacht had ik nodig. Want in de terugblik op hun leven en werk raakt het beroemdste liefdeskoppel heel wat onderwerpen aan. Zij praten over liefde. Over seksualiteit. Zij praten over het huwelijk. Over kinderen. Zij praten over politiek. Over de maatschappij. Zij praten over vrijheid. Vooral over vrijheid. Want daar lijkt het in hun handelen toch vooral om te draaien. Dat bepaalt hun handelen. Hun denken.
Wat ik aanvankelijk vreesde, werd geen realiteit. Ik raakte de weg niet kwijt. Integendeel. Ik was bij de les. Vele redenen kunnen hiervoor aangehaald worden. Maar onder vele redenen is er altijd één belangrijkste. Die belangrijkste reden is de tekst. Ik zei het al, lichtvoetig en zwaarwichtig gaan hand in hand. Concentratie is absoluut noodzakelijk maar op de juiste momenten wordt humor toegevoegd. Die humoristische momenten staan toe even naar adem te happen. Het lijkt wel alsof u serieuze teksten ook onderaan plaatst in de lijst met types van teksten. U kent de kracht van humor. Humor verlicht. Maar tegelijk staat humor toe om een zwaar thema toegankelijk en verstaanbaar te maken. U gebruikt die kracht op een sublieme wijze. Zonder de ernst van het stuk te ondermijnen. Nooit eerder had ik stilgestaan bij de betekenis van Sartre. Bij de betekenis van de Beauvoir. Zoals ik al zei, filosofie schrikt mij af. Uw theaterstuk is evenwel een openbaring. Het triggert mij. Het maakt mij nieuwsgierig.
Niet enkel is er de tekst. Uiteraard zijn er ook de acteerprestaties. Die zijn buitengewoon. Extraordinair. Buitenaards. Fenomenaal. Uitzonderlijk. Ik kan nog een eindje doorgaan. Toch doe ik het niet. Herhaling kan neigen naar overdrijving. Dat wil ik vermijden. Omdat ik besef dat overdrijving een verhaal ongeloofwaardig maakt. Dat zou jammer zijn. Daarom dat ik tijdig stop. De acteurs schitteren. Zij doen net datgene wat die tekst nodig heeft. Zij tillen de woorden op. Naar een nog hoger niveau. Zij laten de woorden feller schijnen. Zij maken de woorden van hen. Zij maken de woorden opnieuw eigendom van Sartre. Zij maken de woorden opnieuw eigendom van de Beauvoir. Want dat is wat gebeurt op het podium. Op het podium zitten niet meer de acteurs. Op het podium zitten Sartre en de Beauvoir. Op die avond zijn zij naar Gent gekomen. Om over hun leven te vertellen. Dat is de kracht van die geschreven woorden. Dat is de kracht van die machtige acteurs.
Wat ik niet wilde, kwam toch. Het einde. Ik ging buiten. Ik moest buiten. Ik ging niet alleen buiten met de herinnering aan een prachtige voorstelling. Bovenal ging ik buiten met de gedachte wat theater kan betekenen. Met de gedachte hoe theater kan ontroeren. U had mij uit mijn winterslaap gehaald. Naar het theater gaan. Opnieuw naar het theater gaan. Dat is wat ik moet doen. Weg uit die luie zetel voor tv. U had mij opnieuw goesting doen krijgen. Met een grote glimlach fietste ik naar huis. In mijn fietstas het boekje met de tekst van de voorstelling. Dat boekje had ik gekocht. Dat boekje zal ik nog eens lezen. Om opnieuw te genieten. Om opnieuw op de schoot van Sartre en de Beauvoir te gaan zitten.
Beste Sien. Beste Frank. Beste Stefaan. Ik wil u danken voor die heerlijke avond. Voor die boeiende avond. Voor die leerrijke avond. Voor die wonderlijke avond. Tot duizend maal duizend keer dank.
Met vriendelijke groeten.
Reactie plaatsen
Reacties