Mijn reisverhaal Libanon: Beiroet - Sidon - Tyrus - Maghdouche - Beiroet.

Gepubliceerd op 5 september 2022 om 12:02

Gisteren werden we nog wakker in Gent.  Vandaag worden we wakker in Beiroet.  Dat is een wereld van verschil.  Een verschil in afstand.  Een verschil in beleving.  Wij staan niet meer met een halve voet in de Vlaamse potgrond.  Met beide voeten staan wij in Libanon.  Wij hebben onze focus juist.  Onze blik is scherp.  Wij zijn klaar.  Om te ontdekken.  Fris en uitgerust stappen we de bus op.  Die brengt ons naar Sidon.  De eerste halte op onze uitstap.

 

Tot voor kort waren enkel Beiroet en Tripoli mij bekend.  Op deze reis zal ik vele steden aan mijn lijstje kunnen toevoegen.  Vandaag stoppen we in de op twee na grootste stad van Libanon.  Een stad met ongeveer tweehonderdduizend inwoners.  Deze voor mij onbekende stad heeft een geschiedenis.  Een rijke geschiedenis.  De Egyptenaren.  De Feniciërs.  De Assyriërs.  De Perzen.  De Grieken.  De Arabieren.  De Ottomanen.  Elk van deze beschavingen liet hier zijn voetafdruk na.  In verhalen.  In legendes.  In monumenten.

 

In die rijke geschiedenis komen enkele namen bovendrijven.  Namen, die een belletje doen rinkelen.  Zo zou Dido in Sidon geboren zijn.  Zij was koningin van Tyrus en zou de stichteres zijn van Carthago.  Toch is deze koningin niet enkel om dat feit bekend geworden.  Mooier (en pijnlijker) is het liefdesverhaal dat haar eeuwige roem bracht.  In de Aeneis, het heldendicht van Vergilius, wordt Dido verliefd op Aeneas.  Liefde moet van twee kanten komen.  Dat gebeurt ook.  Haar liefde wordt beantwoord.  Helaas blijkt de liefde van korte duur te zijn.  Aeneas verlaat haar en zet koers naar Latium in Italië.  Liefdesverdriet drijft Dido tot zelfmoord.

 

Van dat ene liefdesverhaal vinden we vandaag geen getuigen meer in de stad.  Van de verschillende beschavingen vinden we wel restanten terug.  Dat blijkt als wij halt houden bij de kruisvaardersburcht.  Toen ik las dat wij in Sidon een burcht gingen bezoeken, ging mijn fantasie aan de haal met mij.  In mijn hoofd groeide die burcht uit tot immense afmetingen.  Vandaag sta ik oog in oog met die burcht.  De werkelijkheid valt tegen.  In niks beantwoordt deze burcht aan mijn fantasierijke afmetingen.  Het bouwwerk is klein.  Heel klein.  Maar het zijn niet de afmetingen die tellen.  Dat zijn slechts cijfertjes.  Wat moet overtuigen is het gebouw zelf.  Dat doet het ook.  Op een bescheiden wijze. 

 

In die eerste dagen stond het fort geïsoleerd op een eilandje.  Bij de kust.  Aan een vissershaven.  Bedoeld om kruisvaarders aan te voeren en hun voorraden veilig te stellen.  Dat zijn de simpele basisgegevens.  Met die gegevens moet een bezoeker aan het werk gaan.  Hij of zij moet die gegevens verlevendigen.  Moet die gegevens naar de huidige tijden terugbrengen.  Met een teletijdmachine moet hij of zij die kruisvaarders terughalen.  Dat is de grote uitdaging.  Ruïnes zijn geen hoop stenen.  Ruïnes zijn een uitnodiging.  Een uitnodiging tot prikkelen van de verbeelding.  Als dat niet lukt, heeft een ruïne weinig of geen waarde.  Toch niet voor een leek.  Die blijft dan op zijn honger zitten.  Om vervolgens teleurgesteld te opperen dat het toch niet meer is dan wat stenen, die toevallig bij elkaar lijken te horen.  Dat is bij mij niet zo.  Met plezier aanvaard ik de uitnodiging.  Ik schakel mijn verbeelding in.  Op volle kracht.  Telkenmale lukt het mij.  Wonderwel.  Ik zie, hoor en ruik die ridders.  Ik zie, hoor en ruik die kasteelheren.  Ik zie, ruik en hoor die kasteelvrouwen.  Ik sta in hun midden.  In het midden van hun historische kern.  Een wonderlijk schouwspel.  Ik zou een te rijke fantasie hebben.  Dat werd mij vaak als opmerking meegegeven.  In mijn opgroeien tot volwassene.  Ik interpreteerde het niet als een opmerking.  Eerder beschouwde ik het als een compliment.  Een compliment, waarvan ik op momenten als deze de vruchten pluk.

 

Ik word wakker geschud.  Terug naar het heden gehaald.  Wij moeten verder.  Naar de soek van Sidon.  Wij slingeren ons doorheen smalle straatjes en nog smallere steegjes.  De grote mensenmassa, een noodzakelijk element in een soek, is afwezig.  Wij hoeven ons niet doorheen en langsheen winkelende en kijkende mensen te wringen.  Wij worden niet opgejaagd.  Wij worden niet meegesleurd.  Alles is rustig.  Wij nemen de tijd om de dingen om ons heen op te nemen. 

 

Ik kijk om mij heen en zie foto’s.  Van jonge (en iets minder jonge) mannen.  Opgehangen aan gevels.  Heel even denk ik aan popsterren.  Helaas, dat is het niet.  De waarheid is wat minder uitbundig.  Wat meer ingetogen.  Het is een blijvende herinnering aan een gestorven echtgenoot, zoon, vriend, … Een wat wanhopige manier om de overledene dichtbij te houden. 

 

Onder de iets minder jonge mannen aan de gevels herken ik Yasser Arafat.  In deze vermoed ik niet zozeer een blijvende herinnering.  Eerder lijkt het mij een blijvend eerbetoon.  Zijn aanwezigheid in het straatbeeld mag niet vreemd lijken in een land met ongeveer 350.000 Palestijnse vluchtelingen.  De Palestijnse zaak is hier nooit ver weg.  Het blijkt een van de factoren te zijn die de politieke en economische crisis aanwakkert.  Maar daarover later meer.  Het is onze eerste dag in Libanon.  Nog te vroeg om oordelen te vellen.  Informatie moet verzameld worden.  Om dan pas te oordelen.  Om dan pas te pogen een oordeel te vormen.  Daarom wacht ik nog even af.  Mijn studieronde is nog maar net begonnen.  Voorlopig hul ik mij in stilzwijgen.

 

Alweer moeten we verder.  Het zoeken naar het juiste ritme maakt onderdeel uit van het reizen.  Voldoende tijd nemen om dingen te zien in de volle wetenschap dat ook andere dingen nog moeten gezien worden.  Reizen is een oefening in het balanceren.  Stress dient hierbij uiteraard vermeden te worden.  Per slot van rekening zijn wij nog altijd op vakantie.  Haasten doen wij niet.  In ontspannen modus gaan wij verder.  Van het een naar het andere.  Want dat is wat wij willen.  Wij willen dingen zien.  Op onze luie krent zitten is geen optie.

 

We arriveren in Tyrus.  We komen dichterbij de grens met Israël.  De aanwezigheid van de geel-groene vlaggen van Hezbollah maken ons hierop attent.  In het straatbeeld zien wij posters van Hassan Nasrallah, de leider van deze militante organisatie.  Maar wij zien niet enkel dat.  Net zozeer zien we affiches waarop de strijd wordt verheerlijkt.  Sommigen noemen de organisatie een politieke partij.  Anderen hebben het moeilijker daarmee.  Dat merk ik bij onze gids.  Ik vertel hem dat de organisatie door Canada, Israël en de Verenigde Staten op de lijst van terroristische organisaties werd gezet.  De Europese Unie is dan iets voorzichtiger in zijn beoordeling.  De EU classificeert enkel de militaire tak van de Hezbollah als terroristische organisatie.  Na deze korte uiteenzetting vraag ik de gids naar zijn oordeel.  Zijn antwoord is kort.  Maar duidelijk.  Hezbollah is een staat binnen de staat.  De organisatie heeft een eigen leger.  Een leger dat nooit werd geïntegreerd in het nationale leger van Libanon.  Dat maakt alles nogal gevaarlijk.  Maakt alles nogal wankel en instabiel.  Een staat behoort het geweldsmonopolie te hebben.  Dat houdt in dat een staat het alleenrecht heeft om fysiek geweld en dwang te gebruiken.  De Hezbollah ondergraaft met zijn leger dat alleenrecht.

 

Ongetwijfeld kunnen we hierover urenlang praten en discussiëren.  Maar voorlopig dienen we de debatten te sluiten.  We staan stil bij de historische site van Tyrus.  Een necropolis.  Een hippodroom.  Doorheen de necropolis wandelen we langs sarcofagen.  Om op te merken dat ook in de dood het onderscheid tussen arm en rijk blijft bestaan.  Het hiernamaals wist de verschillen niet uit.  Integendeel, ze worden bestendigd.  Dat mogen we afleiden uit het verschil van versieringen en ornamenten op en aan de sarcofagen.  Sommigen zijn met fresco’s versierd.  Met mythologische motieven.  Met reliëfs met guirlandes.  Anderen daarentegen zijn sober.  Of bijna niet versierd.  De portefeuille van de overledene blijkt niet altijd even dik te zijn.

 

Wij wandelen verder.  Onder een triomfboog.  Naar de hippodroom.  Deze plek doet mij terugdenken aan mijn eerste bioscoopfilm, Ben-Hur.  De hippodroom fungeerde als decor in een beroemde scène uit deze film.  Alvorens u gaat rekenen om zo mijn leeftijd te schatten, dien ik te zeggen dat ik de film niet zag toen hij uitkwam in 1959.  Ik zag hem pas veel later.  Op het filmfestival van de Wetterse scouts.  Daar moest ik bijna verplicht heen.  U moet weten, mijn moeder onderwees Latijn en Grieks.  De thematiek van de film kwam heel dicht bij haar vakgebied.  Zij was behoorlijk enthousiast.  Ik kan niet inschatten in hoeverre de hoofdrol van Charles Heston bijdroeg aan dat enthousiasme.  Wat wel zeker is, is dat zij haar enthousiasme op mij wist over te zetten.  Ik ging kijken. 

 

Op die renbaan sta ik.  Ik kijk toe vanop de tribune.  Ooit gebouwd voor twintigduizend toeschouwers.  Vandaag sta ik hier bijna alleen.  Of toch niet.  Ik knijp mijn ogen bijna dicht.  Ik spits mijn oren.  Dan zie ik het gebeuren.  Charles Heston komt aangereden.  Hij staat in zijn wagen.  Vuurt zijn paarden aan.  Voor mij heeft hij geen enkele aandacht.  Ik ben maar een toeschouwer.  Het enige wat hij wil, is die wedstrijd winnen.  Het gaat snel.  Het gaat hard.  Wagens lijken bijna tegen elkaar te knallen.  In de bochten wordt nauwelijks vaart geminderd.  Dat mag niet.  Risico’s moeten genomen worden.  Want aan de eindmeet is maar één plaats van belang.  Dat is de eerste plaats.  Enkel winnaars worden herinnerd.  Ik juich.  Ik applaudisseer.  Ik roep.  Tot ik mij realiseer dat ik bijna alleen op die renbaan sta.  Op die historische site.  Charles Heston verdampt.  De paarden verdwijnen.  Ben-Hur is niet meer.  Ik herpak mij.  Schenk mijn volle aandacht opnieuw aan de gids.

 

Eten.  Dat moeten we doen.  In Libanon schijnt het een toeristische must te zijn.  Het land wordt wereldwijd geroemd om zijn keuken.  We moeten dus aan tafel.  Daarvoor gaan we naar Elissar.  In de haven.  We moeten een boot op.  Wij krijgen dorade geserveerd.  Het angstzweet breekt mij uit.  Ik eet geen vis.  Ik vind het een heel gedoe.  Voortdurend beducht zijn op mogelijke graten.  Het verpest mijn eetplezier.  Maar we zijn op vakantie.  Dan willen we het al eens anders doen.  Ik ga akkoord met de suggestie.  Vandaag zal ik vis eten.  Met enig voorbehoud begin ik aan de maaltijd.  Al snel mag ik het culinaire wonder ervaren.  De vis is overheerlijk.  Helemaal geen last van graten.  Ik denk er zelfs niet aan.  Ik smul.  De Libanese keuken doet zijn naam alle eer aan.  Dat zal ook blijken alle volgende dagen.

 

Na het eten wisselen wij de eetboot in voor een plezierboot.  Dat lijkt eenvoudig maar in Libanon blijkt het een hele klus te zijn.  Zoals ik al zei, wij zijn dichtbij Israël.  Dat vraagt om enig administratieve voorbereiding.  Paspoorten moeten gekopieerd worden en overgemaakt worden aan de havenautoriteiten.  Als voorzorgsmaatregel wordt ons gezegd.  Waarom die voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn, wordt ons hierbij niet gezegd.  Onze veiligheid zou één van de bekommernissen zijn.  Wij fronsen de wenkbrauwen.  Misschien zijn wij ons te weinig bewust van de gespannen verhoudingen tussen Israël en Libanon.  Een verdwaald plezierbootje zou dan al eens de lont in het kruitvat kunnen steken.  Wij zullen voorzichtig zijn.  Niet al te ver uitvaren.  Gewoon even het gevoel ervaren piraat te zijn op de woeste baren.  Wij gaan de zee op.

 

Van zee voeren we terug naar land.  We moeten verder.  Naar een pelgrimsoord.  Maghdouche.  Hier zou Maria gewacht hebben op haar zoon.  Terwijl die ging preken in Sidon en Tyrus.  Om dan ook nog snel enkele zieken te genezen.  Preken én genezen, in die dagen was nog geen sprake van cumulverbod. 

 

Ik kan dit jaar moeilijk aan de man ontkomen.  Jezus Christus, hij lijkt mij te volgen.  In Bethlehem stond ik aan zijn kribbe.  In Jeruzalem stond ik aan zijn graf.  Nu zou ik op de plek staan waarnaar hij terugkeerde na het preken.  Eén ding hebben al die plekken gemeen.  Zij moeten herinnerd worden.  Dat kan niet door bescheidenheid.  Grootsheid is de enige en juiste manier.  Daarom werd op deze plek, in Maghdouche, een kathedraal gebouwd.  Met daarnaast een moderne toren.  Daarbovenop werd een bronzen beeld geplaatst van de moeder Maria met kind.  Zodat het niet zou vergeten worden.  Zodat het nooit zou vergeten worden.  Om de niet gelovigen toch ook een excuus te bieden om deze plek te betreden, wordt de mogelijkheid geboden de toren te beklimmen.  Trapsgewijs.  Bovenop die toren hebben we een panoramisch zicht op Sidon, de Middellandse Zee en de weelderige heuvels, valleien en citrusboomgaarden.  Wij kunnen dus kiezen.  Devotie of natuurpracht.

 

We keren terug naar Beiroet.  Een bij aanvang lege dag hebben we gevuld met momenten.  Mooie momenten.  Leuke momenten.  Momenten die herinneringen worden.  Deze dag is nog niet voorbij en nu al kijken we uit naar de volgende dag.  Reizen, het zal nooit vervelen.

 

Volgende aflevering op dinsdag 13/09/2022: Beiroet – Beiteddine– Deir-el-Qamar – Beiroet.

Reactie plaatsen

Reacties

Brenda
2 jaar geleden

Waarom niet het liedje vanop de plezierboot 😉